Greenfield
Village &
Henry Ford Museum
Dearborn (USA)
●
Grootste openluchtmuseum USA
●
De geschiedenis van Amerika
●
De hobby van Henry Ford
●
Historische auto's en gebouwen
●
Auto's Amerikaanse presidenten
juli
2010
De andere erfenis
van Henry Ford
Bij zijn dood liet Henry Ford niet alleen een
wereldomspannend autobedrijf achter, maar ook een museum annex openluchtmuseum,
vlak bij zijn fabriek en woonhuis in Dearborn, Michigan, Verenigde Staten. Hij
wilde het Amerika van vroeger en van zijn jeugd laten voortbestaan voor komende
generaties. In het openluchtmuseum Greenfield Village heeft de wereld driekwart
eeuw stilgestaan. Het Henry Ford Museum belichaamt de geschiedenis van Amerika,
met nadruk op de rol van de techniek en de industrie.
Het standbeeld van Henry Ford bij de
poort van Greenfield Village.
Rechts de toegangspoort tot het
openluchtmuseum, door Ford zelf gesticht.
► korte achtergrondinformatie zoals vermeld bij de poort

1. Greenfield Village - echt en
onecht tegelijkertijd
Op de menukaart van de Eagle Tavern staan gerechten uit 1850. Er staat wel zout
op tafel, maar geen peper. Dat was destijds veel te duur voor een gewone
eetgelegenheid. De serveersters zijn gekleed in lange rokken en dragen een
hoofdkapje. Bij de ingang heet de waard je welkom in de voor-vorige eeuw.
Voordat je een bestelling kunt plaatsen, krijg je uitleg over de locatie en over
de manier waarop je de menukaart moet lezen. In Greenfield Village is vandaag
vroeger.
Dit moet zo ongeveer de intentie zijn geweest van de oprichter van het dorp,
Henry Ford. Het Amerika van vroeger moet voor altijd bereikbaar blijven. De
Eagle Tavern werd in 1831 gebouwd in Clinton, Michigan en is later naar Greenfield Village
overgebracht, zoals de meeste panden van het dorp. Henry Ford besteedde veel
geld en energie aan zijn hobby.
Het project is tekenend voor de ingewikkelde karakterstructuur van de man. Als
er één iemand de technische en maatschappelijke vooruitgang bejubelde, was het
Ford wel. Hij introduceerde de lopende band in de autofabrieken en maakt het
vervoermiddel bereikbaar voor de massa. Ford veranderde letterlijk het aanzien
van Amerika. Tegelijkertijd was hij een groot natuurliefhebber en hield van het
boerenleven. De rustige samenleving van zijn jeugd, door zijn eigen toedoen de
nek omgedraaid, koesterde hij als geen ander.
 |
 |
In de Eagle Taverne serveert men
volgens de praktijken van 1850.
Het laboratorium van Edison, Fords
grote inspirator.
Edison kreeg ook een
standbeeld in het dorp.
Het Edison-laboratorium
en de originele stoel waarop hij zat, vastgemaakt aan de vloer.
Edison
Om het verleden vast te houden, liet hij van heinde en verre interessante
bouwwerken naar Dearborn komen. Alleen als het niet anders kon, werden gebouwen
als replica opnieuw geschapen. Fords keuze was ingegeven door historisch besef,
maar misschien nog wel veel meer door zijn persoonlijke belangstelling. Zijn
vroegere baas en latere vriend Thomas Edison krijgt letterlijk veel ruimte in
het dorp, onder meer met een monumentaal standbeeld. Ford kocht - lang nadat
Edison er was vertrokken - zijn hele laboratorium op, met alle bijbehorende panden.
Het werd overgebracht naar Greenfield Village en daar opnieuw ingericht.
Bij de opening van het park was Edison, toen al ver in de tachtig, één
van de hoofdgasten. Hij nam plaats op een stoel in zijn vroegere laboratorium. Toen hij
vertrok, gaf Henry Ford opdracht de stoel aan de vloer vast te spijkeren. Op die
plek en nergens anders had de grote Edison gezeten. Dat moest voor eens en
altijd duidelijk zijn. Vijfentwintig jaar geleden werd het echter tijd voor een nieuwe
vloer. Het bestaande stuk onder de stoel werd uitgezaagd en de nieuwe vloer
eromheen gelegd.
 |
 |
Het Boarding House van Sarah Jordan,
leidend tot een "Hollywood Ending".
Hollywood
Het openluchtmuseum bezit ook het pension dat Sarah Jordan bestierde en waar de mannen
onderdak vonden die bij
Edison werkten. Jordan was weduwe. Voor haarzelf en haar dochter moest ze de
kost verdienen. Ze werd zelfstandig ondernemer
en deed dat zo goed dat ze genoeg verdiende om het pension te kopen. In die tijd was dat
heel bijzonder. Henry Ford bewonderde een dergelijke ondernemende instelling.
Door hem zien duizenden bezoekers het bed dat moeder en dochter deelden. “Ze liep uiteindelijk een aardige man tegen het
lijf waarmee ze hertrouwde. Het verhaal heeft echt een Hollywood-einde”, aldus de gids in het huis. Hij
is één van de bijna vijfhonderd betaalde krachten van Greenfield Village. Net
als zijn collega’s vertelt hij de bezoekers geduldig en uitvoerig hoe het leven
in die tijd was.
De fietsenwinkel van de gebroeders
Wright.
In de werkplaats achter de winkel
werkten ze aan het eerste vliegtuig. Rechts de foto van hun eerste vlucht.
De gebroeders verkochten fietsen en
repareerden ze.
Wright
Het openluchtmuseum heeft talloze van dergelijke anekdotes in zich. In de
fietsenwinkel van de gebroeders Wright, de vliegtuigpioniers, hangt een foto van
de eerste vlucht. Dat die foto bestaat, is bijna een wonder. De broers waren
zelf druk doende met wat de eerste vlucht in de geschiedenis zou worden. De één
lag bovenop de constructie voor de besturing, de ander moest al rennend de
vleugel vasthouden. Een derde werd ingeschakeld voor het maken van
een foto. De camera moest precies op de juiste plaats staan en natuurlijk moest
worden afgedrukt als het vliegtoestel van de grond was gekomen. De vlucht duurde
maar enkele seconden. De buitenstaander was zo verbouwereerd over wat er zich
voor zijn ogen afspeelde, dat hij zich niet meer bewust was van zijn opdracht.
Op de vraag van de broers of het gelukt was, antwoordde hij dat hij het niet
wist. Had hij wel afgedrukt op het juiste moment? Onbewust bleek hij zijn historische taak toch goed
te hebben vervuld, weten we nu. Wie trouwens goed naar de constructie van dat eerste
vliegtuig kijkt, herkent daarin delen van een fietsframe. Toeristische
attractie, lesjes geschiedenis en technisch inzicht vloeien zo in elkaar over.
 |
In dit huis bracht Henry Ford zijn
jeugd door met ouders, twee broers en twee zussen.
Kosten noch moeite werden gespaard
om het precies zo in te richten als Henry Ford zich herinnerde.
Het ouderlijk huis is vermoedelijk
mooier dan het destijds was.
Ford liet de school van zijn jeugd
nabouwen voor zijn openluchtmuseum.
De deur van de werkplaats aan Bagley
Avenue moest worden verbreed vanwege de auto.
 |
Ford
Natuurlijk besteedt Greenfield Village uitgebreid aandacht aan gebouwen uit het
leven van Henry Ford zelf. Je loopt langs zijn school (die hij liet nabouwen) en wandelt door het huis
van zijn jeugd (dat origineel is). De uit Ierland overgekomen boerenfamilie was niet rijk, maar had
een goed bestaan. Ze hadden meer land dan de boeren uit de omgeving. Naar de
huidige normen gemeten is de woning voor de zeven gezinsleden niet bepaald ruim.
De inrichting verraadt niettemin een zekere mate van welvaart. Ford wilde het
precies zo ingericht hebben als hij het van zijn jeugd kon herinneren. Hij
bemoeide zich er persoonlijk mee en stuurde medewerkers gedurende
achttien maanden op pad om de juiste haard te vinden.
Vlak in de buurt staat het nagebouwde schuurtje van Bagley Avenue waar Henry Ford in 1896
zijn eerste auto maakte, de Quadricycle. Toen die af was, bleek de deuropening
niet breed genoeg. Er moest gehakt worden voordat Ford aan zijn eerste rit kon
beginnen. Binnen staat een replica van de auto, nogal afwijkend van de eerste
versie van de Quadricycle. Die is bewaard gebleven en staat in een vitrine in
het Henry Ford Museum, waarover hieronder meer.
 |
De op schaal nagebouwde fabriek van
Ford.
De beroemde slogan uit de
beginjaren: Watch The Fords Go By.
Voor een paar dollar maak je een
ritje in een originele T-Ford.
Ook originele autobussen
worden ingezet voor het pleziervervoer.
Tijdens de rit geeft de chauffeur
tekst en uitleg over wat er te zien is.
Reclameleus
De grote roem van de autobouwer kwam na 1908. In dat jaar introduceerde hij zijn
beroemde model T.
Tot 1927 zouden er bijna zestien miljoen van worden gemaakt. Ze werden steeds
goedkoper en daardoor bereikbaar voor de gewone man. De T-Ford
veranderde de wereld. Mensen werden mobiel. De auto was niet langer een luxe
artikel alleen voor de rijken. Het werd een gebruiksvoorwerp. In het
openluchtmuseum staat de Ford-fabriek uit de beginjaren. Dat wil zeggen: een tot
één-vijfde verkleinde versie daarvan. Daarmee is het gebouw het minst origineel
van heel Greenfield Village.
Aan de
zijkant is een muurschildering aangebracht met de reclameleus van destijds:
“Watch the Fords go by”. Het is letterlijk van toepassing, want bezoekers kunnen hier voor
vier dollar een ritje maken over het terrein in een echte T-Ford. Alle auto’s
hier zijn trouwens oud, origineel en vanzelfsprekend van het merk Ford. De
onderhoudsdienst rijdt in een oude pick-up en de bewaking maakt gebruik van het
(snellere) model A van eind jaren twintig.
 |
 |
Zelfs bewaking en onderhoudsdienst
maken gebruik van toepasselijke auto's.
Het sojabonen-laboratorium met Fords
eigen collectie landbouwwerktuigen, waaronder een Fordson-tractor.
Sojabonen
Het onlangs met steun van de Fordfabrieken gerestaureerde sojabonen-laboratorium
gaat in op de experimenten van Henry Ford met deze grondstof. Hij zag soja als
een soort wondermiddel, geschikt als brandstof voor zijn auto’s en grondstof
voor carrosseriedelen. Daarnaast geloofde hij heilig in de heilzame werking van
sojabonen als voedingsmiddel. Als vegetariër en geheelonthouder at en dronk hij
veel sojaproducten. Zijn vrouw Clara nam af en toe een glaasje wijn en at vlees,
zoon Edsel rookte, tegen de wens van zijn vader in.
In het gebouw staan ook de landbouwvoertuigen die Ford zelf verzamelde,
waaronder een Fordson-tractor. Want naast de ontwikkeling van de auto voor de
massa was hij een drijvende kracht achter de mechanisatie van de landbouw. Het
boerenwerk was zwaar, wist hij uit zijn jeugd. Waarom zou je de nieuwe
technieken niet inzetten om het werken te veraangenamen?
De karakteristieke Cotswolds
cottages werden speciaal uit Engeland overgebracht.
Een 19e eeuwse boerderij en een
slavenhuisje uit het Zuiden van de VS.
In dit huis in deze kamer werkte
Noah Webster aan zijn woordenboek.
 |
 |
Cotswolds
In een openluchtmuseum dat de Amerikaanse historie moet verbeelden, passen geen
Britse Cotswolds cottages. Toch staan ze er. De verklaring is eenvoudig. Henry
Ford was er dol op. Hij liet hele huizen in stukken vanuit Engeland overkomen.
Omdat geen Amerikaanse bouwvakker wijs kon worden uit al die genummerde stenen,
kwamen vervolgens vaklieden uit Engeland om de huizen weer op te bouwen. Eén van de
objecten is een smidse, klaar om zo weer te gaan gebruiken. Het zal niet
gebeuren. De geschiedenis heeft de werkplaats ingehaald.
Wel passend in een dorp over het Amerika van eertijds zijn de slavenhuisjes van 1820 uit Georgia.
Ze zijn lang na Fords dood aan het museum toegevoegd. Als de slaven arriveerden, stond er niet eens een bed in. Pas als ze langer
ergens werkten en het
geluk hadden resthout te mogen gebruiken, konden ze zelf eenvoudige meubeltjes
maken. Wat een verschil met het luxe onderkomen van de vader
van het Amerikaanse woordenboek, Noah Webster. "Vanaf 1834 werkte hij hier, aan een tafel in het
midden van de kamer, omringd door hoge stapels boeken", aldus het
informatiebord aan de muur.
 |
 |
Greenfield Village haalt oude tijden
weer naar boven, met oude fietsen, een stoomtrein....
...de traditionele paard en wagen en
natuurlijk het moderne vervoer: de auto.
Een oude draaimolen brengt historie
en hedendaagse commercie goed bij elkaar.
Schone stoepen, perfecte straten: zo
was het vroeger natuurlijk niet.
Gras en bomen zijn prachtig groen.
Dat vergt het nodige onderhoud en kunstmatige watervoorziening.
Echt
Op de achtergrond klinkt de hele dag af en toe de fluit van de stoomlocomotief.
Als toeristische attractie maakt die rondjes door het park. Op het grasveld voor
het kerkje kunnen kinderen spelletjes van vroeger doen. In het oude postkantoor
zijn kaarten en postzegels van 2010 te koop, om het thuisfront te laten weten
dat je even in de wereld van Henry Ford bent geweest.
Greenfield Village is echt, maar toch ook weer niet. Het is veel schoner,
opgeruimder en vriendelijker dan het Amerika van die tijd ooit is geweest. Het
gras is prachtig kort geknipt en ondanks de hitte bijna oneigenlijk groen. In de
straten zit geen gat of kuil. Zelfs de wegen buiten het park zijn niet zo mooi.
De oude Fords, een enkele ingehuurde berijder van een oude fiets en de
paardentram hebben het vroeger nooit zo gemakkelijk gehad.
Fords openluchtmuseum verbindt vroeger en nu. Greenfield Village is onderdeel
van een commerciële onderneming die los staat van de Ford Motor Company. Het
museum heeft zware tijden gekend toen het bezoekersaantal terugliep. Ondanks
de economische crisis draait het bedrijf al weer jaren met winst. 65% van de
inkomsten zijn afkomstig van de entreegelden en de extra uitgaven van bezoekers,
35% is afkomstig van giften en andere particuliere ondersteuning. De familie
tast geregeld in de buidel. Overgrootvader had het van zijn achterkleinkinderen
en hun kinderen niet anders verwacht. De historie van Amerika moet voor altijd bewaard blijven.
■
►historische opnamen
van de productie van de T-Ford
 |
 |
Wil je de oude gebouwen goed
conserveren, is af en toe onderhoud nodig.
2. Henry Ford Museum -
van bewaarplaats tot uitstalkast
Het karakteristieke torentje -
replica van de Independence Hall - is de
ingang van het Henry Ford Museum.
Het gebouw is inmiddels ook al een 'old
timer'. De omgeving is schitterend verzorgd; het gras krijgt kunstmatig water.
Voorwerpen zijn de beste verslaggevers van de historie. Die visie van Henry Ford
is de basis van het museum over de Amerikaanse geschiedenis dat zijn naam
draagt. De gevel van het museum is een replica van de Independence Hall
in Philadelphia, waar in 1776 de Amerikaanse onafhankelijkheid werd bevestigd.
Binnen ligt achter glas de onafhankelijkheidsverklaring, één van de dertig overgebleven originele afschriften die destijds zijn
gemaakt om het nieuws uit te dragen. Het is één van de vele voorwerpen uit de
geschiedenis, net als de stoel waarin Abraham
Lincoln werd doodgeschoten en de autobus waarin Rosa Parks weigerde als
kleurling plaats te maken voor een blanke. Een bord op een wachtkamer vermeldt
dat dit gedeelte bestemd is voor niet-blanken. In een vitrine staat een pop in
Ku Klux Klan-uitmonstering.
De afdeling With Liberty and Justice for All van het Henry Ford Museum is
indrukwekkend. Het is een aangrijpend driedimensionaal geschiedenisboek.
 |
 |
De Amerikaanse
onafhankelijkheidsverklaring aan het begin van dit museumonderdeel.
De bus waarin Rosa Parks weigerde
zich te conformeren aan de rassenscheiding.
Kogel
Uit
luidsprekers bij filmbeelden klinken de beroemde woorden “I have a dream”
van dominee Martin Luther King. Geweldloosheid predikend, maakte een kogel een
eind aan zijn leven. We horen de woorden van presidentskandidaat Robert Kennedy
bij de begrafenisplechtigheid van King. Als geen ander voelt hij mee. Zijn
broer, president John F. Kennedy, is nog geen vijf jaar eerder doodgeschoten.
Twee maanden later wordt Bobby Kennedy zelf vermoord. De voorwerpen, foto’s en
beschrijvingen doen je beseffen hoe historisch het moment is geweest, nog maar
kort geleden, waarop Barack Obama als niet-blanke de president van de Verenigde
Staten werd. Een paar kilometer verderop, in Detroit, vielen in 1967 bij
rassenrellen nog meer dan dertig doden en honderden gewonden. Het land van de vrijheid en onafhankelijkheid kent op het vlak van
de binnenlandse mensenrechten een zeer bewogen geschiedenis.
De rassenproblematiek in de VS wordt
indringend zichtbaar gemaakt.
De strijd voor gelijke rechten voor
niet-blanken en vrouwen is een belangrijk thema.
Objecten
In 1906 begon Ford met het verzamelen van historische objecten. In de jaren
twintig richtte hij een museum op om ze te bewaren en tentoon te stellen. “I
am collecting the history of our people as written into things their hands made
and used.... When we are through, we shall have reproduced American life as
lived, and that, I think, is the best way of preserving at least a part of our
history and tradition”.
Tachtig jaar later bezit het museum een enorme verzameling van allerlei zaken,
groot en klein: voorwerpen die de geschiedenis vertellen. Het zal niemand
verbazen dat een ruime collectie historische auto’s daarvan een belangrijk deel
vormt. Wie vanaf de ingang onder het opvallende torentje de grote hal betreedt,
ziet echter als eerste een vliegtuig, onderdeel van één van de vier
tentoonstellingsruimten.
De geschiedenis van auto en
samenleving in beeld gebracht.
►overzichtsfilmpje
McDonald's en Holiday Inn zijn nauw
verbonden met vrije tijd en automobilisme.
Een wegrestaurant en een Dodge
tankwagen als tekenen van de jaren '50 en '60.
McDonald's
Voordat we dieper duiken in de achtergronden van de Heroes of the Sky,
slaan we rechtsaf, naar de afdeling The Automobile in American Life.
Gezien de achtergrond van zijn stichter, is het niet verwonderlijk dat er veel
ruimte is ingeruimd voor de auto als onderdeel van de Amerikaanse samenleving.
Van ver zijn de lichtreclames van Holiday Inn en McDonald's te zien, zo
onverbrekelijk met het automobilisme verbonden. Een snelwegrestaurant van weleer
completeert de lichtkermis.
Dit is nadrukkelijk geen Ford-museum. Toch is de verbintenis met het merk van
zijn grondlegger overduidelijk zodra je binnenkomt. Als eerste zien we namelijk een
glazen vitrine met daarin de originele Quadricycle, Henry Fords eerste auto uit
1896.
Henry Fords eerste auto uit 1896
wordt bewaard in een vitrine.
Royale
Vlak hierachter staan twee iconen uit de Amerikaanse autohistorie, de
commercieel geflopte naoorlogse
Lincoln Continental en de 1959’er Cadillac Eldorado met de bekende grote
“staartvinnen”. Niet minder kenmerkend is de schoolbus, in dit geval een vroeg
type, gebaseerd op een Ford T.
Alsof het verder de gewoonste zaak van de wereld is, behoort tot de
museumcollectie een Bugatti Royale. Slechts zes auto’s van dit type zijn
gemaakt. Foto’s verdoezelen de reusachtige afmetingen. Het gaat hier om een
cabriolet met een koetswerk van Weinberger uit München, in 1932 verkocht aan
dokter Fuchs. Oorspronkelijk was de auto zwart met geel. Een latere eigenaar
heeft dat veranderd in ivoorwit en liet er andere wielen onder zetten. Sindsdien
is dat zo gebleven. Een Royale is miljoenen waard.
Hiermee vergeleken is de merkwaardig hoge Rolls-Royce Phantom I van bankierszoon
J.P. Morgan jr. bijna gewoon. Aan de Stutz Bearcat in hetzelfde rijtje loop je
bijna achteloos voorbij.
 |
 |
Vlak bij de Quadricycle staan de
Ford schoolbus van 1927 en een Lincoln Continental.
De Cadillac uit 1959 met de beroemde
achterkant is een symbool van Amerika van eind jaren vijftig.
Bugatti Type 41 Royale met koetswerk
van Weinberger: een letterlijk unieke auto.
De kolossale wagen is één van de
waardevolste ter wereld.
Stutz Bearcat 1923 en Rolls-Royce
Phantom I van 1926.
Presidenten
Vervolgens trekken vier zwarte Lincoln-limousines de aandacht. Ze hebben vlaggen
aan de voorzijde. Het zijn presidentiële auto’s uit verschillende tijdvakken.
Met elkaar hebben ze vele presidenten gediend. De meest bizarre is de Lincoln
Continental 1961 waarin John F. Kennedy op 22 november 1963 in Dallas werd
doodgeschoten. Na zijn dood is de auto opgeknapt, veranderd van cabriolet in
gesloten limousine en van extra bepantsering en kogelvrij glas voorzien. Tot
1977 maakten de presidenten Johnson, Nixon, Ford en Carter er gebruik van. De
laatste drie konden ook beschikken over een Lincoln uit 1972. In deze auto werd
Ronald Reagan afgevoerd na de mislukte aanslag op zijn leven. Latere
presidentsauto’s dan de auto uit 1972 zul je in musea niet tegenkomen. In
opdracht van de Secret Service worden ze tegenwoordig na gebruik vernietigd. Dan
kan niemand gaan snuffelen.
In deze auto werd John F. Kennedy in
1963 in Dallas, Texas, vermoord.
De laatste presidentiële limousine
die in een museum staat, uit 1972.
Plexiglas
De voorganger van de “Kennedy-auto” is een Lincoln Cosmopolitan 1950, onder meer
gebruikt door president Eisenhower. Het was aanvankelijk een open auto, maar de
president liet boven de achterzitplaatsen een kap van plexiglas maken. Zo kon bij
regen toch worden gereden en het volk toegezwaaid. Aan deze bijzondere
voorziening dankt de auto de bijnaam Bubble Top.
De vierde limousine dateert van 1939 en hoort bij oorlogspresident Franklin D. Roosevelt.
Ook dit is een open auto, al heeft men de kap voor de tentoonstelling gesloten.
Er staat nog een vijfde presidentieel voertuig, gebruikt tussen 1902 en 1928.
Het is een koets. President Theodore Roosevelt hield niet van auto’s. Anders dan
de gemotoriseerde limousines is de koets niet speciaal voor de inwoner van het
Witte Huis gemaakt.
De Lincoln uit 1939 van
oorlogspresident Franklin D. Roosevelt.
President Eisenhower liet zijn
Lincoln voorzien van een plexiglazen kap, de "Bubble Top".
Details van de Bubble Top boven de
achterbank.
Theodore Roosevelt hield niet van
auto's en hield het bij de traditionele koets.
►
grotere foto's van de presidentiële limousines
Tucker
We lopen verder naar de opstelling die een overzicht geeft van een eeuw
autogeschiedenis. Het gaat vooral om alledaagse modellen, al geldt dat niet voor
alle auto's. De Tucker van 1948 is zo'n bijzonderheid. Het is er één van de in
totaal 51 die er zijn gemaakt. Dit is de zestiende. Ondernemer, doorzetter, enthousiasteling en bon vivant
Preston Tucker wilde tegenover de gevestigde orde een revolutionair nieuw soort
auto presenteren. Er zat een helicoptermotor achterin, de auto was gestroomlijnd
en voorzien van tal van veiligheidsvoorzieningen. Het verhaal wil dat de Grote
Drie (General Motors, Ford en Chrysler) de nieuweling op alle mogelijke legale
en illegale manieren hebben tegengewerkt. Tucker kreeg te maken met allerlei
rechtszaken. Uiteindelijk won hij die, maar pas nadat zijn bedrijf bankroet was
gegaan. Een ietwat geromantiseerde maar interessante presentatie van die
historie is de film Tucker die Francis Ford Coppola in 1988 maakte.
 |
 |
Route 100 beeldt de ontwikkeling van
de auto uit met rechts de revolutionaire Tucker uit
1948.
Een Nash met daarvoor een Volkswagen
Kever: Amerika van de jaren vijftig.
Selden
Bijna een halve eeuw eerder bond Henry Ford de strijd aan met
George Selden. De uitvinder en advocaat had in 1879 octrooi aangevraagd op zijn ideeën voor een auto met benzinemotor.
Hij wist de toekenning zestien jaar te vertragen om zo het juiste moment te
kiezen om zijn vinding te gelde te kunnen maken. In 1895 werd het octrooi
verleend en alle Amerikaanse autofabrikanten betaalden hem licentiegelden.
Alleen Henry Ford weigerde dat, met een jarenlange juridische strijd tot gevolg. De auto van Selden
bestond echter alleen op papier. Ten behoeve van de rechtszaken werden in 1907
twee modellen gebouwd. Eén ervan staat hier in het museum. Men dacht toen nog
dat de octrooiaanvraag in 1877 was ingediend, vandaar dat dit jaartal op de
zijkant staat.
De octrooiauto van Selden, in 1907 alsnog gebouwd.
Wereldauto
De Route 100, zoals de expositie heet, eindigt bij een Ford Escort, één van de
eerste wereldauto’s van het merk. Daarvoor staat een Honda Accord, symbool voor
de “aanval” van de Japanners op de Amerikaanse markt. Het is de eerste auto van
een Japans merk die in de Verenigde Staten van de band liep. Op het nummerbord -
van de staat Ohio - staat USA 001.
Natuurlijk ontbreekt de
Volkswagen Kever niet (in Amerikaanse uitvoering met banden met witte
zijvlakken), net zo min als diens General Motors-tegenhanger, de door Ralph
Nader als gevaarlijke auto bestreden Chevrolet Corvair met een luchtgekoelde
motor achterin.
Speciale aandacht is er voor twee pioniermodellen: de beroemde racewagen 999
waarmee Henry Ford publiciteit genereerde voor zijn merk en een Packard uit 1903
waarmee voor het eerst het land werd doorkruist.
Een T-Ford en een tweedeurs
Ford-sedan uit de jaren vijftig: vervoer voor de "gewone man".
De jaren zestig tot tachtig: de
omstreden Chevrolet Corvair, een Toyota Corona, een Honda Accord en een Ford
Escort.
De 999-racewagen van Ford en een
Packard waarmee in 1903 het land werd doorkruist.
Stroomlijn
Buiten dit historisch overzicht, benadert het Henry Ford Museum de
autogeschiedenis vooral thematisch. Zo wordt ingegaan op elektrische en
stoomauto’s, die in de beginjaren een serieus alternatief voor de benzinemotor
leken te zijn. Een rariteit is de Doble stoomwagen uit 1924, een luxe limousine
die een ongekende topsnelheid van 160 km/u kon halen. Een ander thema is
goederenvervoer, met ook weer opvallende modellen. Zo maakte het bedrijf
Fruehauf in 1914 een oplegger op basis van een T-Ford uit 1911.
Speciale aandacht is er verder voor vormgeving door de jaren heen. In de jaren dertig
werd stroomlijn opeens een thema. Een voorloper was de Chrysler Airflow, zó
vooruitstrevend dat de klanten er niet aandurfden. Het werd een flop. Een paar
jaar later probeerde Lincoln het weer, met behoud van wat klassiekere elementen
als de vorm van de grille en de plaats van de koplampen.
Naast de serieproducten waren er de unieke en daardoor prijzige modellen van
koetswerkbouwers, precies gemaakt naar de wensen van de klant. Een Duesenberg en
Chrysler zijn daar voorbeelden van. Let eens op de koplampen van de Chrysler.
Die zijn speciaal gestileerd, zodat de vorm aansluit bij die van de bovenkant
van de radiator en motorkap.
Het museum besteedt ook aandacht aan het belang van doordachte vormgeving. Een
aantal keren in de Ford-historie verkeerde het bedrijf in een ernstige crisis en
zorgden succesvolle modellen voor de noodzakelijke opleving. De Ford van 1949 en
de Mercury Sable van de jaren tachtig zijn daarvan goede voorbeelden. Terecht
krijgen ze hier aandacht.
 |
Een elektrische auto uit de
beginjaren.
Twee vrachtwagens: een oplegger op
basis van een Ford uit 1911 en een Federal Truck van 1910.
Doble hield het vol tot midden jaren
twintig om stoom als aandrijving te gebruiken. Deze auto is van 1924.
Duesenberg J, één van de mooiste
auto's die in Amerika zijn gemaakt. Deze heeft een Rollston-koetswerk.
Links de achterkant van de
Duesenberg, rechts van de Chrysler (zie ook hieronder).
Twee voorbeelden van 'custom
designed'-automobielbouw.
De vorm van de koplampen sluit aan
bij die van radiator en motorkap.
Een LaSalle, de goedkope variant van de Cadillac,
uit de jaren dertig, nog klassiek gelijnd.
Stroomlijn werd in de jaren '30 een
thema: links de geflopte Chrysler Airflow, rechts een Lincoln.
De Ford van 1949 was cruciaal voor
het voortbestaan van het bedrijf na de oorlog. Het werd een knaller.
In de jaren tachtig werd de
opvallende Mercury Sable een kaskraker.
Marketing
Bijna elk zichzelf respecterend automuseum presenteert zijn bezoekers een paar
unieke modellen, zoals prototypen of conceptcars. Tussen sportieve seriemodellen
uit de jaren zestig staan er een paar. De ontwerpers van Ford leefden zich in
1962 uit op een showmodel met middenmotor om het sportieve karakter van het
merk te accentueren. Lekker gemaakte klanten kochten een paar jaar later massaal
de sportieve Mustang. Die auto geldt als hét voorbeeld van goede marketing.
Concurrent American Motors had het nakijken, terwijl toeleverancier Budd uit
Troy een paar jaar eerder een voorbeeld van een sportieve cabriolet aan de
directie had gepresenteerd, hopend dat ze de koetswerkdelen mocht gaan maken.
Verder dan één exemplaar van deze Rambler XR400 is het niet gekomen.
Carrosseriemaker Budd ontwikkelde
deze auto op basis van een Rambler 1962. Het bleef bij een prototype.
Prototype voor de Mustang (links) en
de Cornell Safety Car van 1956 (rechts).
Links vooraan een Buick Riviera.
Aluminium
Een kleine veertig jaar eerder had aluminiumproducent Alcoa geëxperimenteerd met
een voor 85% uit aluminium opgetrokken Pierce Arrow om zo de kwaliteiten en
mogelijkheden van het materiaal te laten zien. De hoge kosten en beperkte
beschikbaarheid van het aluminium verhinderden serieproductie.
Een merkwaardig gevormde, groene auto staat wat verder naar achteren. Het is een
Cornell Safety Car uit 1956 met talloze veiligheidsvoorzieningen lang voordat ze
standaard werden. De wagen maakte onderdeel uit van het Automotive Crash Injury
Research Project dat experimenteerde met botsproeven. Aanvankelijk werden echte
lichamen van overleden mensen gebruikt, later dummies.
Alcoa toonde met de Pierce Arrow wat
met aluminium gedaan kon worden.
Links een Detroit Electric 1914 met
daarachter een Essex 1924, rechts een Auburn.
Vagabonds
Midden in de hal lopen we aan tegen een paviljoen met bomen en struiken.
Dit duidt op een ander aspect van de relatie tussen auto en samenleving: de
recreatie. De auto bood de Amerikanen de gelegenheid om in de vrije tijd de
natuur in te trekken en het land verder te verkennen. Overnachten in tent of
caravan werd populair. Eén van de pioniers was Henry Ford zelf. Samen met zijn
vrienden Thomas Edison, Harvey Firestone (van de banden) en natuurkenner John
Burroughs trok hij er jaren achter elkaar af en toe op uit. Hun geuzennaam was
‘the vagabonds’. Echt primitief ging het er niet aan toe. Een hele staf ging mee
voor het koken en de ondersteuning. Ford kon wel aan de noodzakelijke
vrachtwagens komen…
Al deze informatie krijgt de bezoeker van het Ford Museum voorgeschoteld via
goed verzorgde informatieborden. In vitrines liggen relevante voorwerpen,
precies zoals de oprichter het had gewild.
Aan de rand van de autoafdeling gaat het museum in op andere vormen van
wegvervoer: de koetsen en de treinen. Er staat een kopie van de eerste trein,
maar ook een levensgrote stoomlocomotief. Het is een mal gezicht, zo’n groot,
log, zwart gevaarte op het blinkend gepoetste parket dat overal in het museum
ligt.
 |
 |
Zo trokken Ford, Edison, Firestone
en Burroughs er als "vagabonds" op uit.
Mooi verzorgde decors scheppen een
sfeervolle omgeving voor de auto's van toen.
De auto - met caravan of als kampeerbus
- maakte recreatie voor grote groepen mogelijk.
Vitrines met onderdelen en originele
reclame-uitingen geven extra inzicht in de historie.
General Motors Autonomy (2002):
aangedreven door waterstof en met elektronische stuurinrichting en remmen.
Voorlopers
van de autoverkeer keurig op het parket geparkeerd: een replica van de eerste
trein en een Omnibus uit 1885.
Noordpool
Het tempo waarmee we de vliegtuigafdeling doorlopen, ligt aanmerkelijk hoger.
Dat ligt niet aan het museum, maar aan de eigen belangstelling. De presentaties
zijn minstens zo goed verzorgd en de insteek is dezelfde als bij de auto’s:
welke bijdrage heeft de beginnende luchtvaart geleverd aan de verandering van de
samenleving en het letterlijk verleggen van grenzen.
Een replica van het eerste toestel van de gebroeders Wright uit 1903 verhaalt
over de beginperiode. Ernaast staat het vliegtuig waarmee Richard Byrd in 1926
naar de Noordpool vloog. Althans, naar eigen zeggen, want de claim is altijd in
twijfel getrokken en vermoedelijk ook onjuist. Het is vrijwel zeker dat hij er
nooit is geweest en op driekwart van de afstand moest terugkeren. Het toestel
draagt de naam Josephine Ford, naar de dochter van Edsel Ford die de expeditie
financieel ondersteunde. Omdat Fokker niet wilde dat het toestel voor een Ford
werd gezien, liet hij zijn naam in grote letters op de romp schilderen.
Het bekende Ford-logo zien we op een toestel uit 1926, één van de drie of vier
die bij het bedrijf zijn gemaakt. Charles Lindbergh heeft er nog in gevlogen.
Van de negencilinder Ford Trimotor uit 1928 zijn er veel meer gemaakt, 199 om
precies te zijn. Producent was de Stout Metal Airplane Company, een divisie van
de Ford Motor Company. De naam van Byrd komt nogmaals langs. Met dit toestel
heeft hij over de Zuidpool gevlogen.
Overigens was Henry Ford geen liefhebber van vliegen. Slechts drie keer maakte
hij een vlucht.
 |
 |
Op de vliegtuigafdeling onder meer
een replica van het Wright-toestel (links).
Het luchtvaartavontuur van Ford was
van korte duur. Massafabricage en -verkoop als bij auto's bleek toch niet zo
simpel.
Byrd maakte expedities naar de
Noord- en Zuidpool, al wordt het resultaat van de eerste betwist.
Etalage
Naast de afdelingen over vrijheid en gerechtigheid, de auto en de luchtvaart is
er een vierde: Made in America, een etalage van producten en
technieken uit het verleden. Dit deel benadert nog het meest het oorspronkelijk
idee van Ford. Het driedimensionale geschiedenisboek van Amerika herbergt
imposante stoommachines, zware locomobielen, het prototype van Fords eerste
tractor en het productiemodel, maar ook een presentatie van oude meubelen. Een
nieuw onderdeel vormt een overzicht van het dagelijks leven in de net afgelopen
eeuw, met zaken als de ontwikkeling van de televisie, een moderne keuken uit de
jaren vijftig en een jukebox. Als laatste onderdeel is er een natuurgetrouwe
weergave van een puberkamer uit de jaren zestig. Veel mag veranderen, sommige
zaken blijven van alle tijden. Daarvoor had Henry Ford geen museum hoeven
oprichten.
■
Reusachtige motoren (links) dreven
alle machines in een fabriek aan (rechts).
Een loeizware
stoomlocomobiel uit het tijdperk van vóór de auto.
Fords prototype voor een tractor van
rond 1907 en het eerste
seriemodel uit 1917.
Meubelen van Amerikaanse bodem:
vanaf 1906 verzamelde Henry Ford dergelijke zaken.
Een keuken uit 1930 en een jukebox:
tekenen van de tijd.
Een onopgeruimde puberkamer: sommige
fenomenen zijn van alle tijd.
Op de parkeerplaats worden heden en
verleden letterlijk met elkaar verbonden. De klassieker is een Ford Falcon,
jaren '60.
Bijlage: Ford-stamboom - bron: wikipedia |

|