Auburn-Cord-Duesenberg Museum
Auburn (USA)
●
Museum op historische locatie
●
De mooiste Amerikaanse auto's
●
Achtergronden van de historie
●
Het levenswerk van E.L. Cord
●
Autoproductie in Indiana
juli 2010, aanvulling
januari 2011
Kroonjuwelen op
historische grond
De mooiste Amerikaanse auto’s ooit gemaakt in een
omgeving die daar helemaal bij past. Het is die combinatie die een bezoek aan
het Auburn-Cord-Duesenberg Automobile Museum in Auburn, Indiana (USA)
onvergetelijk maakt. Als er een wedstrijd was voor de mooiste presentatie op
autogebied ter wereld, zou het museum in de prijzen vallen en misschien wel
bovenaan eindigen.
 |
Even heb je de neiging in je arm te
knijpen. Nee, dit is geen droom. Dit is de werkelijkheid van 2010. Met de
zojuist geparkeerde, gehuurde grijze Toyota Camry hebben we gisteren
vier staten van Amerika doorkruist op weg hier naar toe. Het ronde broodje met
jam van een half uur terug in de ontbijtzaal van hotel Days Inn, op plastic
bordje met een plastic mes en vork, was echt. In een mooie droom wordt een
aantrekkelijker ontbijt geserveerd! Dit is onmiskenbaar nu. De Cadillac voor de
deur is van deze tijd. Het stoffen rode afdak boven de ingang
laat ook
geen misverstand ontstaan, met op de voorkant Entrance en opzij Automobile Museum. Toch is er
een merkwaardig gevoel. Het gevoel dat we opeens in een andere tijd zijn beland,
zoals jaren terug Catweazle van de televisieserie. In dit geval bedraagt de
tijdsprong driekwart eeuw. In plaats van binnen te gaan in een automuseum, staan
we in een showroom van de jaren dertig. En wat voor één! Rijkdom en
luxe alom. Dit is een andere wereld dan buiten. Alleen de airconditioning
verraadt dat we inmiddels in de volgende eeuw zijn beland.
 |
 |
Buiten is het gewoon 2010, maar
voorbij de ingang verandert de tijd.
Het ontbijt in Days Inn is de
eenvoudige werkelijkheid van alledag.
Gevelstenen
Het Auburn-Cord-Duesenberg Automobile Museum is (sinds 1974) gehuisvest in een uniek gebouw,
het oorspronkelijke hoofdkantoor van de Auburn Automobile Company. De
ingemetselde gevelstenen zijn altijd blijven zitten. Waar nu de auto’s staan,
stonden ze toen ook. De prachtig bewerkte vloer is nog dezelfde, net als de
verlichtingsarmaturen en de grote trap in het midden. Zelfs een aantal kantoren
op de eerste verdieping is bewaard gebleven. Het hout van wanden en deuren
heeft een paar generaties overleefd. Je staat er oog in oog met het bureau
waarachter directeur Cord zat en met de tekenstudio’s van ontwerper Gordon Buehrig.
Het is alsof de tijd heeft stilgestaan. De lift waarmee de auto's van de begane
grond naar de eerste verdieping worden gebracht, is nog van het eerste uur. Hij
werkt nog altijd vlekkeloos.
Het gebouw van de Auburn Automobile
Company, nog hetzelfde als in de jaren dertig.
Op verschillende plaatsen op de
gevel verwijzen teksten naar de bestemming van het gebouw.
Op de ruiten de namen van de drie
automerken: Auburn, Cord en Duesenberg.
Kapitalen
Is de entourage al indrukwekkend, met de auto’s erbij is het helemaal een
topbelevenis. De collectie omvat de kroonjuwelen van de Amerikaanse
autohistorie. Met name de Duesenbergs zijn kapitalen waard. Automusea in de rest
van de wereld zijn er trots op als ze er één of een paar kunnen laten zien. Hier
staan verschillende uitvoeringen, allemaal even smetteloos en in perfecte staat.
Dit zijn rijdende kunstwerken, zowel technisch als uiterlijk. Ze zijn ontworpen
en gemaakt door stilisten en vaklieden die zich hebben uitgeleefd om de absolute
top te bereiken. Het zijn tegelijkertijd rijdende uitstalkasten van
extravagantie, exclusiviteit en rijkdom. Zoals de werelden binnen en buiten de
showroom in 2010 niet op elkaar aansluiten, zo deden ze dat evenmin op het
moment dat deze auto’s ontstonden.
De showroom van destijds is het
museum van nu.
Vloer en lampen zijn origineel; zo
zag het er destijds ook uit.
Crisis
We spreken over Amerika van begin jaren dertig. De beurskrach op de New Yorkse
effectenbeurs op 24 oktober 1929 ijlt lang na. De economische crisis is ongekend. Elke volgende
recessie in de geschiedenis zal worden afgemeten aan deze zwartste tijden van de
wereldeconomie. Honderdduizenden mensen verliezen hun baan en daarmee hun
middelen van bestaan. Het begrip sociale voorzieningen staat nog niet in het
woordenboek. Bij de gaarkeukens staan lange rijen. De bloei van het opkomende
consumentisme is verdwenen. Veel bedrijven overleven de crisisjaren niet en gaan
failliet.
Het is bizar dat juist in deze jaren de mooiste, meest exclusieve
en duurste modellen uit de historie van de Amerikaanse auto ontstaan. Dat geldt
in het
bijzonder voor Duesenberg. Alleen de rijksten der aarde kunnen zich een dergelijk
vervoermiddel veroorloven. De opkomende filmindustrie brengt enkele van die
klanten voort. De maatschappelijke tegenstellingen zijn groot. Eén blik in de
showroom zegt voldoende.
 |
 |
Beide auto's werden gemaakt in 1926:
een Duesenberg Model A en Auburn 8-88.
In 1933 stond de Auburn 8-101 in de
prijslijst.
Deze Auburn
851 is van 1936.
Links een 12-cilinder Auburn uit
1932 en rechts de 654 van 1936.
E.L. Cord
Achter de bloeiperiode van de drie automerken staat één naam: Errett Lobban Cord
(1894-1974). Hij krijgt in 1924 de leiding over de Auburn Automobile Company,
opgericht in 1900 en voortgekomen uit het koetsenbedrijf van vader en zoons Eckhart.
Het stadje heeft zijn naam aan het automerk gegeven. Als de broers Eckhart in
1919 hun onderneming overdoen, blijken de nieuwe eigenaren er niet in te slagen
de winstgevendheid te verhogen. Zij roepen de hulp van Cord in. Zijn agressieve maar succesvolle marketingstrategie zorgt in korte tijd
voor het wegwerken van de ontstane voorraden. Daarnaast introduceert hij een
aantrekkelijke achtcilinder. Auburn wordt weer een succesvol merk. Cord, een
handige speculant op de effectenbeurs, verwerft in 1925 de meerderheid van de
aandelen en wordt eigenaar. Een jaar erna neemt hij het bedrijf van de gebroeders Duesenberg
over. Dat maakt technisch vooruitstrevende
snelle racewagens en daarvan afgeleide personenwagens. Fred Duesenberg krijgt
als opdracht "the world's finest motorcar" te ontwerpen. In 1928 lanceert de
onderneming het Model J. Luxer, uitbundiger en duurder kan haast niet. De
fabriek levert het chassis, gespecialiseerde koetswerkbedrijven de carrosserie.
De J had een achtcilinder lijnmotor van 265 pk en had een top van bijna 200
km/u.
Verder richt Cord zijn eigen automerk op, dat zich onder meer onderscheidt door
technische innovaties. De Cord is de eerste in serie gemaakte Amerikaanse auto
met voorwielaandrijving. Intussen trekt het bedrijf twee
getalenteerde ontwerpers aan, Alan Leamy en Gordon Buehrig. Hun invloed op de
autowereld is niet te onderschatten.
 |
Duesenberg J: het meesterwerk dat
Fred Duesenberg moest ontwikkelen. Deze is van 1930.
Een open Duesenberg, aan de
voorzijde direct herkenbaar aan de karakteristieke radiator, getekend door Alan
Leamy.
Een reusachtige auto met slechts
plaats voor twee personen, Model J uit 1931.
Rechts de auto van de foto
hierboven, links een Speedster uit 1932 met een bovenkant van gepolijst aluminium.
Duesenberg Model J Sport Phaeton van
1929.
In de film Spinout van 1966 rijdt
Elvis Presley deze auto. Hij wilde 'm daarna kopen, maar de auto was niet te
koop.
Succes
De economische malaise treft de onderneming nauwelijks.
Cord heeft ook buiten de autowereld succes. In 1929 bezit hij maar liefst 150
bedrijven, waarvan zestig in de transportsector, van scheepsbouw tot luchtvaart.
De financiële positie van de Auburn Automobile Company is ook na de beurscrisis
solide. In 1931 wordt een eigen omzetrecord gebroken met meer dan 32.000
verkochte auto's. Cord trekt zich daarna meer en meer terug uit de autobusiness.
In 1937 stopt hij er helemaal mee om zich bezig te gaan houden met onroerend
goed en radiostations. De drie
automerken houden op te bestaan als gevolg van veranderende smaak van het
publiek, de aanhoudende malaise en managementproblemen binnen de onderneming. De
schoonheid kan daar niet tegenop. Een laatste stuiptrekking is de revolutionaire, door Buehrig ontworpen Cord 810. Bij de presentatie op de autoshow van New York in 1935 is het een
sensatie. De auto ziet er totaal anders uit dan elk ander model van die tijd. De
carrosserie is gestroomlijnd, de traditionele radiator ontbreekt en in de gladde
spatborden zijn wegklapbare koplampen opgenomen. Het publiek is enthousiast,
maar de levering komt moeilijk op gang door technische problemen. Ook de
aangepaste versie met compressor, de 812, is niet vrij van technische
mankementen.
 |
De Cord L-29 uit 1930 deed wat luxe betreft
nauwelijks onder voor de concerngenoten.
Reservewielen in de spatborden: de
gebruikelijke oplossing in die tijd.
De Cord 810 (links) en 812 met
compressor (rechts) waren hun tijd
vormgevingstechnisch ver vooruit.
Filmsterren
We lopen door de zaal en kijken rond zoals de filmsterren en andere klanten dat
driekwart eeuw geleden ook deden. Maar anders dan zij mogen we nergens aankomen.
“Mensen denken dat we kinderen het meest moeten waarschuwen, maar de volwassenen
zijn het ergst”, aldus een gids, één van de vele vrijwilligers op wie het museum
kan leunen. Hij is zelf gefascineerd door de Duesenberg als luxe en snelle auto.
Heeft hij er zelf één misschien? Of een andere klassieker? Als je naast je
dagelijkse werk toch geregeld hier als vrijwilliger rondloopt, heb je wat met
klassiekers. “Nee”, lacht hij. “Ik heb een gewone auto”. Het blijkt een Mustang
uit 1990 te zijn. Misschien wordt het ooit een klassieker.
Bij elke auto staat een bordje met achtergrondinformatie, perfect verzorgd.
Naast gegevens van de auto’s staan er de namen van de gevers of eigenaren die
hun auto in bruikleen hebben afgestaan. Laag gespannen touwtjes om de
tentoongestelde auto’s zorgen ervoor dat de betovering van de showroom niet
wordt doorbroken en dat je alles van dichtbij kunt bekijken.
 |
Een opvallende en gewaagde
kleurencombinatie, maar deze Cord is een beauty.
Hoe mooi ook, het is een
reconstructie en dus voor de echte liefhebber minder waardevol.
Voor de opvolging van de Cord L-29
werd gedacht aan een 16-cilinder motor, vandaar de lange motorkap.
Het interieur van de auto zoals het
er destijds ook uitgezien moet hebben.
Opvolger
De eerste auto die direct bij binnenkomst opvalt, is een oranje met gele Cord
L-29 Speedster met bijzondere Woodlight koplampen. Opzichtig, gewaagd, maar een
beauty. De Nederlandse verzamelaar Evert Louwman van het museum in Den
Haag zou er echter niets van moeten hebben. Niet onbegrijpelijk. Het is namelijk
een replica. Het origineel debuteerde op de autoshow van Parijs in 1931. Wat er
daarna mee is gebeurd, is onduidelijk. De auto is verdwenen. Aan de hand van
tekeningen is dit model nauwgezet nagemaakt.
Een donkerblauwe Cord in het midden van de zaal zou Louwman juist als geen ander
willen hebben. Deze is echt en letterlijk uniek. Er is er maar één van. Het is
een prototype van het model E-1 uit 1932, ontwikkeld als opvolger van de L-29.
De auto zou een zestiencilinder motor moeten krijgen. Het chassis werd met een
halve meter verlengd. Motorfabrikant Lycoming - ook eigendom van E.L. Cord -
kwam echter met een twaalfcilinder met evenveel vermogen. Het
project bleek echter niet levensvatbaar. Het model is er nooit gekomen. De auto
werd ergens opgeslagen en verwaarloosd. Een liefhebber knapte de wagen weer op
en schonk hem aan het museum.
In een hoek staat een Cord 812, maar duidelijk anders dan anders. Het is een
hardtop coupé, één van de drie die ervan zijn gemaakt. Op verzoek van de koper,
Robert Stranahan, oprichter en president van de Champion-bougiefabriek, werd het
standaardmodel aangepast. Hij liet de klapkoplampen vervangen door verchroomde
Auburn-exemplaren, liet het dak overtrekken met leerdoek en wilde aan de zijkant
van de motorkap ronde luchtopeningen van een LaSalle. De auto werd verwaarloosd
maar later ontdekt door een enthousiasteling uit North Carolina. Hij bracht 'm
terug in de oorspronkelijke staat en maakte het museum er blij mee.
 |
 |
Eén van de drie hardtop-coupés die
ooit zijn gebouwd. Op speciaal verzoek van de klant
werd de voorzijde van de Cord aangepast.
Schoonheden
Alleen al voor de begane grond zou je naar het museum gaan. Maar dat is nog maar
het begin. Als je de majestueuze trap op gaat, kom je in een zaal met nog veel meer
schoonheden. De Gallery of Classics toont concurrenten van de Auburn, Cord en
Duesenberg, met namen als Packard, Lincoln en Rolls-Royce. De modellen uit de
jaren dertig zijn even adembenemend. Om goed te kunnen vergelijken staan hier
nog een paar handenvol varianten van Cords meesterwerken. Net als beneden zijn
de museumstukken in onberispelijk conditie en staan ze prachtig te glimmen in
het licht van de spotlights. Bijzondere aandacht krijgen de ontwerpen van Gordon
Buehrig. Zijn bekendste topcreatie is de Speedster op basis van de Auburn 851
met de bekende boattail-achterkant.
In 1948 ontwierp hij de aerodynamische Tasco. Functionaliteit is hierbij boven
schoonheid gegaan. Tot serieproductie kwam het niet.
In de bewaard gebleven kantoren is de ontwerpstudio van destijds opnieuw
ingericht. Er staat onder meer een kleimodel op schaal van de 810. Aan de wand
hangen grote vellen papier met daarop de 65 schetsen die ontwerper Paul
Reuter-Lorenzen maakte voor een Auburn-wieldop en de 34 voor de meters van het
dashboard.
 |
 |
Op de eerste verdieping staan nog
meer modellen van de drie merken, met hun concurrenten.
Een Cord L-29 cabriolet met twee
zitplaatsen en een extra bankje achterin ('het schoonmoederszitje').
Nog een Cord L-29 sedan.
Links een Auburn uit 1929, rechts
een model van drie haar later, beide met een boattail.
De Auburn Speedster kreeg van de
fabriek uit een ongekend fraai koetswerk mee.
Gordon Buehrig was verantwoordelijk
voor het boattail-ontwerp.
Gordon Buehrig ontwikkelde in 1948
zijn ideale stroomlijnauto, de Tasco.
In de oude kantoren is de
ontwerpstudio opnieuw ingericht. Rechts 34 alternatieven voor de
dashboardklokken.
Maar liefst 65 verschillende
ontwerpen voor de wieldop, terwijl het eindproduct er zo simpel uitziet.
Ruimte
De koek is nog niet op. Er zijn op de eerste verdieping nog meer
tentoonstellingsruimten. In één van de gangen krijgt de bezoeker uitleg over de
technische vooruitstrevendheid van de Cord aan de hand van een opgesteld
chassis. Eén zaal behandelt de historie van andere automerken uit Auburn, een
andere over de merken uit de staat Indiana. In de beginjaren van de autohistorie
was er een concentratie van bedrijven. De meeste zijn roemloos ten onder gegaan.
Veel merken zijn zelfs totaal onbekend gebleven. Vreemd is dat niet, want de
ondernemingen hielden zich vooral bezig met assemblage, het samenbrengen van
bestaande onderdelen tot een nieuw geheel. Aan ontwikkeling of nieuwe
uitvindingen deden ze niet.
In Auburn waren begin vorige eeuw
verschillende autobedrijven gevestigd. Links een McIntyre 251 uit 1908.
Indiana was als staat de thuisbasis
van verschillende merken. Ze bleven merendeels onbekend.
Studebaker
Enkele bedrijven ontwikkelden zich echter tot echte fabrikanten. Het bekendst is
Studebaker uit South Bend. Het koetsenbedrijf stapte in 1902 de autowereld
binnen. In 1966 werd de laatste auto met deze naam geproduceerd. Het laatste
model was de revolutionair vormgegeven Avanti. Er werd destijds veel over
geschreven en gesproken, maar de auto kon het merk niet redden. Vlak ernaast
staat een prototype van terreinwagenmaker International uit 1979. Ook dit is de allerlaatste personenwagen van het merk. Hier kwam het niet eens tot
serieproductie.
Een andere fabrikant met enige bekendheid is Crosley, maker van naar Amerikaanse
begrippen hele kleine auto’s. Fraaie vormgeving was niet de sterkste kant. De
nadruk lag op zuinigheid. Direct na de oorlog was dat nog een groot voordeel,
maar al snel daalde de belangstelling. De fabriek sloot de deuren in 1952.
Links een Crosley Stationcar en
rechts een Studebaker, beide merken uit Indiana.
Promotiefoto's van een zwanenzang:
de Avanti van Studebaker en een prototype van International.
Links het chassis van de Cord,
rechts het directiebureau van E.L. Cord.
Aan de muren van het museum hangen
foto's uit de oude doos: werken aan de Cord en de fabriek van Auburn.
Jaren twintig
De interessantste en fraaist ingerichte expositie op de bovenverdieping is die
van Auburn-modellen uit de periode voordat Cord de leiding over het bedrijf
kreeg. Net als beneden lijkt de tijd er stilgezet. We zien auto’s opgesteld in
een showroom van de jaren twintig, precies zoals het destijds was. Grote foto’s
van vroeger maken de vergelijking mogelijk. Alles is tot in detail nagemaakt,
van de Amerikaanse vlag en vloerkleedjes tot de bloemstukjes op de auto’s. Het
enige dat hier op het eerste gezicht niet past, is het grote videoscherm. Hierop
is echter een film te zien over de manier waarop in die tijd het kopen van een
auto in zijn werk ging. De verkoper geeft uitleg over de verschillende modellen,
de klanten wikken en wegen. De opnamen zijn in het museum gemaakt, waarmee de
cirkel weer rond is.
Het ACD-Museum toont het meesterschap van Amerikanen in het bereiken van sferen
en behouden van voorbije tijden. Natuurlijk staan ook hier bij alle auto’s fraai
vorm gegeven bordjes met achtergrondinformatie over auto en de samenleving van
die tijd.
 |
 |
De Auburn-galerie toont de modellen
tot aan 1924. Links een Model A van 1904, rechts een auto uit 1909.
Tot aan 1924 waren de modellen
niet zo onderscheidend: links een 6-39 (1917), rechts een Model 40 (1912).
Ook in dit deel van het museum is
getracht de sfeer van vroeger weer te geven.
De opstelling van de auto's is
precies zoals het in die tijd was, inclusief vlag en bloemen.
Gebruiksproduct
Tot nu toe hebben we alleen nog maar prachtige klassiekers gezien, strak in de
lak en mooi belicht. Opeens staat er een niet gerestaureerde auto. Dat trekt de aandacht.
Het is een Zimmerman uit 1910. De lak is dof, niet alles is compleet, maar voor
zijn leeftijd ziet de wagen er nog toonbaar uit. Een informatiepaneel geeft aan
waarom de auto hier staat en gaat in op de vraag: moet je gaan restaureren of niet?
Het antwoord is niet eenduidig ja of nee. Alleen een originele, niet opgeknapte auto geeft
het juiste inzicht in hoe een product destijds werd gemaakt, welke technieken
werden gebruikt en welk niveau van verfijning mogelijk was. Om de historie van
de auto te doorgronden, moet je modellen in de oude staat laten zien en bewaren.
Bovendien wordt duidelijk dat de auto een gebruiksproduct is geweest. Als het
origineel echter zo is aangetast dat een goede indruk niet meer mogelijk is, dan
is
herstel de beste optie. De restaurateur krijgt dan wel de opdracht mee de oorsprong zoveel mogelijk te
benaderen.
 |
De Graham uit 1941 maakte gebruik
van de mallen van de Cord 810/812, maar had een andere voorkant.
Geveild
Met deze kennis gaan we de grote trap weer af naar beneden. Achter
de showroom blijkt er nog een afzonderlijke zaal te zijn. Hier huist een tijdelijke
collectie. Dit keer staan er auto's die binnenkort geveild gaan worden. Zeg maar
'gewone klassiekers'. Na alles wat we gezien hebben, schenken we er weinig
aandacht aan. We staan alleen even stil bij een groene Graham, die wel wat weg heeft van een Cord. De gelijkenis is niet toevallig. Het bedrijf kocht de mallen van Cord
nadat de productie van de 810/812 was gestaakt. De voorzijde werd herzien en
kreeg conventionele koplampen en een tamelijk traditionele grille. Voorbij de A-stijl zijn er nauwelijks aanpassingen.
De watertoren draagt het embleem van
het automerk en de slagzin slaat op het andere automerk.
Trots
Inkopen in de museumwinkel ronden het bezoek af. We stappen weer terug in de
toekomst.
Op de parkeerplaats staat onze grijze Camry. Een keurige auto, maar opeens wel
ontzettend saai. Dit is weer nu. Maar
de verbinding met het verleden blijkt niet verbroken. Op de watertoren staat het gemeentelogo dat
de schrijfwijze van het oude automerk officieel heeft geadopteerd. Op een
reclamebord staat een suggestie die we maar wat graag zouden willen volgen, maar
die vooralsnog onwaarschijnlijk is: please visit again. Daaronder een
Amerikaanse zegswijze die iets overweldigend moois aanduidt: It's a
Duesy!
Auburn is trots op dit verleden, dat is wel duidelijk. Als we 's
middags in de supermarkt lopen, hangen overal in de winkel grote foto's van de
oude Auburn-fabriek en van de modellen van de drie automerken.
Het officiële bord van de gemeente rept namens burgemeester Yoder over het "Huis
van de klassiekers". Het museum heeft inmiddels de status van historisch monument.
De kroonjuwelen verdienen het.
■
► grote foto's van de collectie in de showroom en
bovenzaal
Auburn als "Huis van de Klassieken".
De showroom is inmiddels een nationaal historische plaats.

In de museumwinkel zijn boeken,
gidsen, DVD's, ansichtkaarten en souvenirs te koop om thuis na te genieten.
JANUARI 2011
De in de zomer van 2010 nog in het museum tentoongestelde Duesenberg J 1929 met chassisnummer J116 en
koetswerk van de Derham Body Company werd op 21 januari 2011 geveild bij
het veilinghuis RM Auctions in Phoenix Arizona. De auto verwisselde voor
$ 1.237.500 van eigenaar. De auto zal vermoedelijk niet langer in Auburn te zien
zijn.
Hieronder de foto's zoals het
veilinghuis ze voorafgaande aan de veiling op zijn website plaatste, alsmede een deel van de
bijbehorende omschrijving over de achtergronden van de auto.
 |
 |
 |
 |
 |
 |
265 bhp, 420 cu. in. four valves per
cylinder twin overhead camshaft inline eight-cylinder engine, three-speed
transmission, front beam axle, live rear axle, four-wheel semi-elliptical leaf
spring suspension and vacuum-assisted four-wheel hydraulic brakes. Wheelbase:
142.5".
J116 was one of just two short-wheelbase Dual Cowl Phaetons by Derham. It was
shown at the West Coast Auto Salon in 1929 and at the Duesenberg display at the
Kansas City Auto Show in 1930 before being sold new to Charles Hooper Crosby of
Piedmont, California.
The predecessor to the current vendor ultimately acquired the car in 2004 and
commissioned a complete show-quality restoration from RM Auto Restoration, the
multiple Pebble Beach Best in Show-winning restoration facility. The restoration
began with a thorough inventory and dismantling of the car. Although an older
restoration, the car proved to be remarkably complete and correct. Nonetheless,
the decision was made that, given the rarity and importance of the car, it would
be taken back to its very foundation and completely rebuilt. As a result,
although much of the original wood framework survives, every joint was carefully
taken apart, cleaned and refastened. Where wood decay had appeared (primarily in
the forward portions of the body sills), new pieces were fabricated in the exact
manner of the originals and carefully installed. While the sheet metal was
complete, previous repairs were not conducted to RM’s satisfaction. As a result,
although much of the original sheet metal was saved, new fabrication was
required in some areas to ensure a long-lasting and first-quality repair.
The frame was in excellent condition and required little more than a thorough
cleaning and repainting. Similarly, the original chassis components were rebuilt
and reinstalled, including suspension, steering and braking system.
During the restoration, every critical part was magnafluxed and checked for
cracks. Exhaustive research and access to engineering drawings ensured that
every component, no matter how minor, was returned to factory tolerances or
better. An intensive program of research was undertaken to ensure that each
detail was faithful to the original materials and finish. The balance of the
drivetrain was complete, but every component required both mechanical rebuilding
and cosmetic refurbishing. The entire system, engine, gearbox and rear end were
completely disassembled and every bearing surface, gear set and actuating
mechanism rebuilt or replaced.
It was discovered in conversations with the historians within the ACD Club that
the crank-up second windshield, although not originally fitted to J116, was
installed shortly thereafter by Derham. As originally constructed, J116 was
fitted with a conventional folding tonneau cover and windshield. It is
interesting to note that the crank-up window fitted later by Derham would prove
similar to that used on the firm’s Tourister design, making J116 in some
respects the missing link between the two styles. Also, although the external
exhaust pipes found on J116 were an extremely popular enhancement, they were
probably added when the tonneau windshield was modified, given that the external
pipes echoed the looks of the SJ, which had not been introduced when J116 was
delivered. While most examples featuring the external pipes also had the
shuttered radiator grille (and its longer hood), J116 retains its original
honeycomb radiator.
The interior trim and upholstery is identical in form and pattern to the
originals, as is the top and its liner, which were painstakingly cut and fitted
to match the original patterns. Each instrument was restored, and a new wiring
harness fabricated for the complete car. Each light, bezel and lens was
carefully rebuilt and reinstalled.
The woodwork was carefully re-veneered and properly refinished. Hundreds of
hours were dedicated to careful blocksanding and preparation for painting. The
finish, a very elegant combination of greys, was color-sanded and buffed to
provide a superior shine and finish quality.
The restoration was completed in early 2007. At this point, the car was invited
to participate in the 2007 Pebble Beach Concours d’Elegance special display
honoring the “Year of the Duesenberg".
 |
Galerie met louter
meesterwerken
Het
Auburn-Cord-Duesenberg Automobile Museum
is van ongekende grootsheid en is gevestigd in een
historische omgeving. Na 12 jaar gingen we weer kijken.
mei
2022
|
 |
|