PS.Speicher

Einbeck (D)  


●  Mix van vervoer en geschiedenis
  Nadruk op belevening
  Twee-, drie- en vierwielers
  Expositie dwergauto's
 
 
november 2018
 

  


Een creatieve beleving van de historie  
 

Er staan veel oude motorfietsen en auto’s tentoongesteld en toch is PS.Speicher in Einbeck niet echt een museum. De permanente expositie is een reis langs markante momenten in de geschiedenis van het Duitse vervoer, met veel achtergrondinformatie en verrassende presentaties. Naast de vaste opstelling zijn er wisselende thematentoonstellingen. Najaar 2018 staan onder meer ‘Klein- und Kleinstwagen’ in de schijnwerper. Op een mooie zaterdagochtend verdiepen we ons in de historie en de wereld van de (piep)kleine auto’s.
 


Afgaande op de wegwijzers is PS.Speicher voor de voormalige Hanzestad Einbeck, in de deelstaat Niedersachsen, een belangrijke attractie. Er worden kennelijk veel bezoekers verwacht, want de aangegeven route is niet de kortste weg zoals door ons navigatiesysteem aangegeven. Om de overlast voor de bewoners van het stadje te beperken, word je eromheen geleid. De omvang van het parkeerterrein verraadt hoge verwachtingen van het aantal bezoekers. Op deze zaterdagochtend om twaalf over tien is het nog rustig. Als we het terrein oprijden, komen we direct in de sfeer door drie op elkaar gestapelde, opengewerkte containers. Daarin staan achter glas een Cyklonette, een Hansa Coupé en twee motorfietsen, waarvan één met zijspan. Ze symboliseren niet alleen de historie van het Duitse vervoer, maar geven ook aan dat die hier op een creatieve manier wordt verbeeld.
Het gebouwencomplex is bestempeld als historisch monument. In vroeger tijden werd hier graan opgeslagen. De zes verdiepingen hoge toren is na een grondige verbouwing sinds 2014 het hart van de permanente expositie, een tijdreis door Duitsland aan de hand van de ontwikkeling van het gemotoriseerde vervoer. In naastliggende gebouwen is ruimte voor tijdelijke exposities, bedoeld om de stroom bezoekers op gang te houden. Voor een gereduceerd tarief zijn ook alleen de deeltentoonstellingen te bezichtigen. We kiezen - niet verrassend - voor het complete pakket, plakken de herkenningsstickers op de truien en lopen via de elektronische poortjes naar de grijze toren.
 

Een oud pakhuis en een creatieve wijze van presentatie: visitekaartjes van PS.Speicher.

De hoge toren is het hart van de permanente tentoonstelling.

Loopfiets
Onze reis begint boven. Terwijl de lift (met daarin een bromfiets en een gezellig zitje) ons naar de zesde etage brengt, gaan geprojecteerde jaartallen terug in de tijd. De monitor showt een wiel dat past bij het tijdvak, van lichtmetalen sportvelg van nu naar de houten spaakwielen met metalen band van de eerste loopfiets en boerenkarren. Als de liftdeuren opengaan, zijn we in 1812. Het is de tijd van de loopfiets van Drais, snel gevolgd door modellen met trappers en ketting. In wezen is er sindsdien niet veel veranderd. Eind 19e eeuw komt het gemotoriseerde vervoer op gang met de ontwikkeling van de verbrandingsmotor. PS.Speicher presenteert de geschiedenis aan de hand van tekstborden, foto’s, sfeerbeelden, interactieve schermen met filmpjes en voertuigen die passen bij het tijdvak. De nadruk ligt daarbij op de tweewielers, aangevuld met karakteristieke automodellen. Aan de basis stond de uitgebreide motorfietsencollectie van initiatiefnemer en oprichter Karl-Heinz Rehkopf. We wisten het natuurlijk al, maar het wordt nog eens overduidelijk dat verschillende automerken hun wortels hebben in de fietsenfabricage, zoals Wanderer, NSU, Opel en Laurent & Klement, de voorloper van Škoda. Net als bij de eerste auto’s wordt in de jeugd van de fiets geëxperimenteerd met innovaties. Door een gemotoriseerd wiel aan een fiets te monteren, ontstond de eerste ‘bromfiets’.
 

In de lift gaat de tijd terug, met bijpassende projecties van wielen.

In de lift staat een bromfiets, om in de sfeer te komen. Het verhaal (rechts) begint bij de loopfiets.

Hildebrand & Wolfmüller (1894), de eerste in serie geproduceerde motorfiets.

Motorvoertuigen
PS.Speicher is geen museum in de zin van een expositie van zoveel mogelijk modellen. Het draait om het ervaren van de geschiedenis, of zoals dat tegenwoordig heet om ‘de beleving’. Het aantal auto’s in de toren is beperkt, zeker vergeleken met de motorfietsen. Maar wát er staat, is zorgvuldig uitgekozen. De eerste motorvoertuigen zijn niet erg verrassend: de motorfiets van Daimler uit 1885 en de Patent Motorwagen van Benz uit 1886. Deze replica’s staan in menig museum. Interessanter is de eerste originele auto, een Benz Victoria uit 1894. Het is de oudste nog rijdende auto in Duitsland. Eén horizontale cilinder zorgt voor de voortbeweging. Om te laten zien hoe dat werkt, ligt onder de Benz een grote spiegel. Het idee is simpel, de uitwerking verbluffend. Je trekt de bezoeker op deze manier de techniek in. Het is jammer dat de Benz achter glas staat. Dat vergroot gevoelsmatig de afstand. Op de achterkant zien we een plaatje met het nummer 001 van de London to Brighton Veteran Car Run, editie 2012. Zes jaar geleden was dit dus de eerste auto die op de eerste zondag van november na zonsopgang Hyde Park in Londen verliet voor de traditionele rit van zestig mijl naar Brighton (lees meer over de jaarlijkse tocht in het reisverslag van november 2017). De Benz lijkt nog erg op een koets zonder paarden. De Franse pionier Panhard & Levassor gaf de auto een eigen gezicht met de combinatie van motor voorin, aandrijving op de achterwielen, een versnellingsbak, vier wielen van gelijk formaat en de passagiersruimte achter de motor.
 

Niet heel verrassend in een motor- en automuseum: replica's van de eerste Daimler en Benz.

Achter glas een Benz Victoria (1894), in 2012 de oudste deelnemer aan de London to Brighton Veteran Car Run.

Panhard & Levassor introduceerde het concept van een 'moderne' auto met motor voorin.

Massamotorisering
De omvang van de graantoren is beperkt. De oppervlakte van de tentoonstellingsruimte per verdieping dus ook. Al snel kom je bij de trap voor de afdaling naar een volgend tijdvak. De periode 1914-1929 gaat over het begin van de massamotorisering; in het tijdvak daarna worden motorfiets en de auto duidelijk ook bereikbaar voor de burger. Een Hanomag Kommissbrot brengt het interactieve karakter van de permanente expositie tot uitdrukking. De eencilinder is hét symbool van een auto voor de kleine man in de jaren twintig en dertig. Kleine man kun je in dit geval ook letterlijk nemen. Het is knap krap binnenin. Iedere bezoeker kan dat zelf ervaren. Waar klassiekers doorgaans alleen om naar te kijken zijn, mag je hier achter het stuur kruipen. Met een rijsimulator wordt een ritje door een Duitse stad aangeboden. Dat valt nog niet mee. Waar zit de starter? Waar de versnellingspook? Waar de koppeling? Autorijden was zo simpel nog niet in die tijd.
Vlak bij de Hanomag staat een chique achtcilinder Horch: ook Duits, uit dezelfde periode, maar voor de bovenklasse van de samenleving. Even plaatsnemen om het zelf te ervaren, is er hier niet bij. Zelfs aanraken is uit den boze. Een elektronisch oog bewaakt de voertuigen. Wie ook maar een beetje te dichtbij komt, bijvoorbeeld om het interieur goed te bekijken, wordt getrakteerd op een alarmsignaal en een vermanende blikken stem. Aangezien wij het naadje van de kous willen weten, spreekt de stem ons geregeld toe. De Horch is in gezelschap van een motorfiets en een taxi. Let wel, die laatste is geen auto, maar een motor met zijspan.
 

Tweewielers in vele soorten. Links een rijwiel met hulpmotor in de meest letterlijke zin.

Motorfietsen van BMW en Victoria.

Een Megola motorfiets met een 5-cilinder stermotor (640 cc) in het voorwiel. Gemaakt van 1922 tot 1925.

De introductie van het geperste frame maakte goedkopere massaproductie mogelijk.

Een proefritje met een Hanomag Kommissbrot valt nog niet mee.

Een achtcilinder Horch 350: luxe vervoer rond de jaren dertig.

Links de voorkant van de Horch, rechts een Victoria motorfiets met zijspan als taxi.

Achter de Horch en de Victoria is het straatbeeld van die tijd uitgebeeld.

Sparen
Wie kon zich rond de jaren dertig eigenlijk een auto veroorloven? Op de muur zien we een overzicht van de prijzen van de verschillende vervoermiddelen in 1928. Ze zijn afgezet tegen het loon van geschoold en ongeschoold personeel. Een fiets kost 60 Mark, een motorfiets 750 en een Hanomag Kommissbrot 1975. Geschoolde arbeiders brachten wekelijks 50 Mark mee naar huis, onopgeleide 35. Dus reken maar uit hoe lang je moest sparen om niet te voet te hoeven reizen. Naar goede Duitse gewoonte is het overzicht grondig, dus inclusief de waarschuwing dat het om gemiddelden gaat en er verschillen waren tussen bedrijfstakken en regio’s.
Hoewel een auto dus lang niet voor iedereen was weggelegd, groeit het aantal weggebruikers. Als volwaardige kleine auto biedt Opel in de jaren dertig de P4 aan, aanvankelijk voor 2700 Mark, later voor een veel lagere prijs van 1450 Mark. Bijna 66.000 weet de fabrikant ervan te verkopen. Dat is veel meer dan de 4000 goedkope en eenvoudige driewielers die Borgward in dezelfde periode als Goliath afzet. Misschien was de naam toch wat te megalomaan. De carrosserie van het wagentje is van hout, met leerdoek overtrokken. Het rijden met de tweetakt ééncilinder (198cc) mocht zonder rijbewijs en wegenbelasting hoefde je niet te betalen.
 

De Goliath met drie wielen - geproduceerd door Borgward - was een goedkoop middel van vervoer.

De carrosserie is van hout, met leerdoek overtrokken.

De Opel P4 is een volwaardige auto en een verkoopsucces in de jaren dertig.

Oorlog
We naderen de zwartste periode in de Duitse geschiedenis, de Tweede Wereldoorlog. Op schermen boven ons hoofd vliegen de bommenwerpers. Het karakteristieke geluid maakt de beleving intenser. Het Duitse leger maakt op de grond onder meer gebruik van Zündapp motorfietsen en NSU terreinwagens. Ze hebben de voorkant van een motorfiets en de achterkant van een rupsvoertuig. Een volledig verwoeste Tatra, te midden van puinhopen van gebombardeerde gebouwen, is symbolisch voor de schade en het leed dat de oorlog met zich meebracht. Intussen probeerde iedereen op inventieve wijze mobiel te blijven, bijvoorbeeld door zijn auto te voorzien van een houtgasgenerator. Bij een Citroën Traction Avant zien we hoe dat in zijn werk gaat.
Wat is een beter symbool voor de Duitse wederopbouw en het economische wonder dan Hitlers troetelkind, de Volkswagen? Ook hier is gekozen voor een creatieve en verrassende aanpak. Achter een ronde grijze glazen wand staat onzichtbaar een Kever. De auto heeft twee verschillend gekleurde helften. Afhankelijk van het geluidfragment dat de bezoeker kiest, draait de militaire of civiele versie naar voren en staat de auto opeens in het licht. Het is mooi gedaan.
 

Oorlogsschade verbeeld met een verwoeste Tatra.

In dienst van de Wehrmacht: een NSU (links) en Zündapp.

De oorlogsjaren en daarna: een Citroën op houtgas en een invalidenwagentje.

Het begin van de wederopbouw: een militaire Volkswagen en een driewieler van Tempo. 

Twee Duitslanden
Om de tijdreis te vervolgen, moeten we door een ‘melkbar’, ingericht naar de smaak en mode van de jaren vijftig. Een jukebox staat klaar om muziek te draaien die je zelf kunt uitzoeken. Op een draaischijf komen de bromfietsen en scooters van die tijd voorbij. Voor de deur staan drie zogeheten dwergauto’s, een BMW Isetta, een Kleinschnittger en een Fuldamobil. Het informatiebordje meldt dat dit een Fuldamobil S1 is, maar dat klopt niet. Het is een S7, een elegantere, langere versie met kunststof koetswerk.
Op politiek vlak maakt Duitsland roerige tijden mee door de splitsing in een westerse markteconomie en een staatsinrichting naar het communistisch model in het Oosten. Twee voor een belangrijk deel identieke auto’s staan model voor het gespleten land. In de Bondrepubliek zag de DKW F89/F91 het levenslicht, een doorontwikkeling van de F9 uit 1939. In de DDR liep de IFA F9 van de band, eveneens gebaseerd op het model van 1939. De communistische variant was niet alleen eerder productierijp, de auto was ook nog moderner met zijn driecilinder motor. Een vergelijking tussen de Oost-Duitse Trabant 600 en de Lloyd uit Bremen, valt ook in het voordeel van de eerste uit. De voorsprong zou echter niet lang duren. Waar voortdurende innovatie in het westen gemeengoed was, moesten de Oost-Duitsers tevreden zijn met steeds verder achterhaalde techniek.
 

Een tijdsbeeld neergezet: scooters en een melkbar. Op de achtergrond muziek uit de jukebox.

Een Kleinschnittger, een 1-cilinder tweetakt met een inhoud van 123 cc.

Fuldamobil S7 uit 1957 (en niet een S1 uit 1954 zoals het informatiebordje vermeldt): 191 cc, 1-cilinder tweetakt.

De jaren vijftig van West-Duitsland: vooraan een Adler, daarachter de Fuldamobil en achteraan de BMW Isetta.

Italiaanse elegantie: de beroemde Vespa-scooter.

West en Oost: de DKW F91 en de IFA F9, beide gebaseerd op het DKW-prototype van 1939.

Ook al zijn er verschillen tussen cabriolet en dichte versie, de gemeenschappelijke oorsprong is herkenbaar.

De voorkant van de IFA (rechts) komt het meest overeen met het model van 1939.

West en Oost: de Lloyd (achter) en de Trabant. In de eerste jaren waren de DDR-auto's zo gek nog niet.

Oost en West: de MZ motorfiets met zijspan en de merkwaardige BMW 600 met deur aan de voor- en zijkant.

Toerisme
Een volgende stop in onze reis is een nagemaakt strand als beeld van de samenhang tussen opkomende automobilisme en toerisme. De Zündapp Janus, Amphicar en Volkswagenbus zijn geen verrassende of onbekende modellen, maar ze passen wel heel goed in dit decor. De inrichters van de tentoonstelling hebben goed nagedacht over het effect dat ze wilden bereiken. Gedachten aan vroeger komen boven bij de afdeling Love and Peace met de bijbehorende brommers en motorfietsen. Het hoge stuur werd wereldberoemd door de film Easy Rider, een ode aan de vrijheid die niet door iedereen werd geaccepteerd.  
We zijn verder afgedaald en komen via het heden in moderne gangen die leiden naar de toekomst, met een duidelijke rol voor elektriciteit. Dat de toekomst in het verleden al vaker vorm kreeg, bewijst een model in de schaal 1:5 van de spectaculaire Schlörwagen van 1938, genoemd naar zijn ontwerper Karl Schlör. Het museum is er trots op. Op basis van een onderstel van een Mercedes-Benz 170H ontstond een prototype met een sensationeel lage luchtweerstand. De auto is opmerkelijk breed. Het origineel is helaas verloren gegaan aan het einde van de oorlog.
Inmiddels zijn we terug in de hal van de grijze toren, waar een opengesneden Renault Dauphine en twee Hansa’s laten zien hoe een auto er onderhuids uitziet.
 

De ontwikkeling van mobiliteit en toerisme zijn nauw met elkaar verbonden. De auto is een Zündapp Janus.

Een mooi nagemaakt campingtafereel. Op de achtergrond een Volkswagen T1.

Bijzonder en ook in die jaren niet alledaags: een scooter met aanhanger en een Amphicar.

Love en Peace: we zijn in de jaren zestig beland met links een Easy Rider-motorfiets.

Een eigen (opgevoerde) brommer: de jeugddroom van velen. Links een DKW Hummel, rechts een Kreidler Florett.

De tijd van luxe en sportief toeren kon worden ingevuld met een Borgward Isabella cabriolet.

Wie nog sportievere aspiraties had, was de NSU 1200 TT een uitkomst. Met de motor achterin!

Ontwikkeling van de motorfiets: van de klassieke Zündapp naar de moderne Honda.

Links: het beste van twee werelden? De gesloten motorfiets van BMW. Rechts: de toekomst in beeld.

Model van de Schlörwagen in schaal 1 op 5. Het origineel is verloren gegaan.

Eén ruimte in de toren vertelt het verhaal over het gebouw als graanopslagplaats.

Automobielconstructie uit de doeken gedaan met twee Hansa's.

Een doorgesneden Renault Dauphine toont de technische opzet van deze auto.

Een elektrische (!) bakkerswagen uit 1939. Tot 1970 gebruikt.

Dwergauto’s
PS.Speicher combineert de vaste expositie met (langduriger) tijdelijke thematentoonstellingen. Het reisprogramma laat niet toe dat we alles bekijken. We moeten kiezen tussen kleine auto’s en elektrisch vervoer. De keuze is niet moeilijk, want bij de kleintjes staan verschillende modellen die we niet eerder hebben gezien. Het thema elektriciteit is minder verrassend; het verhaal en de auto’s kennen we van andere musea.
Bij de dwergauto’s ligt de nadruk op de modellen uit de jaren vijftig. Zowel in Duitsland als in Frankrijk en Engeland bieden fabrikanten goedkoop doch minimaal vervoer aan. In sommige gevallen is er maar plek voor één persoon, de chauffeur. Je kunt je zelfs afvragen of je dit echt auto's kunt noemen. Vaak zijn het ook driewielers. In veel landen is het toegestaan ze te rijden met alleen een motorfietsrijbewijs. Ook genieten ze vaak belastingvoordelen. Stuk voor stuk zijn ze minimalistisch en spartaans. De driewielers blijven in Engeland nog lang deel uitmaken van het straatbeeld, met de merken Bond en Reliant als bekendste vertegenwoordigers. Voor het inrichten van de tentoonstelling ‘Klein aber Mein’ kon PS.Speicher rijkelijk putten uit het eigen depot, elders in Einbeck. Daarin staan zo’n 250 van dergelijke autootjes, afkomstig uit het voormalige museum in Störy. Van sommige modellen bestaat maar één exemplaar. Voor de echte liefhebbers is er de mogelijkheid daar rondgeleid te worden. De tijd ontbreekt daar vandaag voor, maar het is een aantrekkelijke optie voor een volgende keer. We doen het nu met de tentoongestelde auto's. Tussen de bekende en minder bekende merken staat een Brütsch Mopetta die we gisteren ook in Klassikstadt in Frankfurt tegenkwamen. Omdat er maar zo weinig van zijn overgebleven, is het verrassend er twee dagen achter elkaar een te zien.  
Als aanvulling op de echte lilliputters zijn er de ‘gewone’ auto’s in klein formaat, zowel van voor als van na de Tweede Wereldoorlog. Een enkele keer werden van deze modellen ook bedrijfswagens afgeleid. Karaktervolle voorbeelden zijn een Fiat Topolino bestelwagen en een Goggomobil, neergezet als transporteur voor bier. 
 

Goedkope auto's uit de jaren twintig: een Hanomag Kommissbrot en Dixi.

Kun je dit eigenlijk wel een auto noemen? De Fend Flitzer is van 1949.

De motor is een 1-cilinder tweetakt, 38 cc, 1 pk. Toch nog goed voor een top van 40 km/u. Ongeveer 30 zijn er gemaakt.

Even minimalistisch: een Duitse Brütsch Mopetta en een Britse Peel P50, de kleinste auto ooit gebouwd met 48 cc.

De Engelse Scootacar van 1958 heeft één deur, aan de linkerkant. De motor meet 200 cc.

Een Fuldamobil uit 1952 waarbij vormgeving niet de grootste prioriteit heeft gehad.

Deze Heinkel uit 1956 vertoont duidelijk gebruikssporen.

De driewielige Engelse Coronet is van 1958 en heeft een 2-cilinder motor van 330 cc. Productie: 400 stuks.

Het dashboard is uiterst eenvoudig.

De Engelse fabrikant Bond is 'massaproducent' (ruim 24.000 in 12 jaar) van driewielers. Deze Mark C is van 1955.

Reclamemateriaal voor de AC, een andere Engelse fabrikant van driewielers.

In 1972 ontwikkelt AC dit wagentje. Verder dan het stadium van prototype komt het niet.

De AC had een concurrent moeten zijn van de Reliant en Bond.

Een stationcar van Reliant Rialto heeft één wiel aan de voorkant.

Eenzelfde wielopstelling toont de bestelwagen van Bond.

In 1955 verschijnt deze Kroboth Allwetterroller: een autootje voor elk weertype.

De klantenkring blijft beperkt. Na 55 stuks moet het bedrijf de handdoek in de ring gooien.

Tussen 1970 en 1974 wil de Bond Bug jeugdigen interesseren voor een driewieler. Zo'n 2200 klanten hebben interesse.

Wel vier wielen, maar nauwelijks een auto. Slechts 11 stuks zijn er van de Champion CH2 in 1949/1950 gemaakt.

Een eenmalige Kleinschnittger, gemaakt voor de eigenaar en naamgever van de fabriek. Een 2-cilinder met 300 cc. 

De auto uit 1954 had ook de bedoeling om investeerders te interesseren. Tevergeefs.

Van de Franse Rovin (1948-1953) werden circa 2000 exemplaren gemaakt, van de Duitse Victoria 250 (1956-1958) 1600.

Dergelijke rolbevestigende plaatjes zouden vandaag de dag niet meer acceptabel zijn.

De Weidner Condor wordt in 1958 gepresenteerd als de Porsche voor de kleine man. Na 200 stuks is het afgleopen.

De 2-cilinder tweetakt meet 672 cc, heeft 32 pk en is goed voor een top van 135 km/u.

PS.Speicher presenteert de FMR Messerschmitt Tg 500 in een mooi landelijk decor.

Van deze versie met vier wielen zijn er tussen 1958 en 1961 320 geproduceerd.

Veertien jaar lang bouwde Glas de Goggomobil (1955-1969). In totaal ruim 200.000 keer.

Een Australische variant op de Goggomobil, de Dart (1957-1961). De auto heeft een links stuur en zeer beperkt dashboard.

Het luchtroostertje achterop is de enige verwijzing naar de oorspronkelijke Goggomobil.

Zomer, zon en tijd om te reizen. Dat thema past kennelijk bij de Goggomobil en de Spatz.

Een Franse Mochet CM125Y, een 1-cilinder met 125 cc. Gebouwd in 1957.

Voor dergelijke auto's had je in Frankrijk geen rijbewijs nodig en ze waren vrijgesteld van belasting.

De Oost-Duitse AWZ P70 (1955) was de voorloper van de Trabant.

De Lloyd LS 300 (1951) heeft een carrosserie van hout en leerdoek. Het is een echte driedeurs.

Een Goggomobil bestelwagen. Er was ook een pick-up. 3700 werden er in totaal van gemaakt.

Een Fiat Topolino in besteluitvoering.

Kun je deze lange Lloyd nog een kleintje noemen?

De Honda Z600 uit 1970 was in enkele Europese landen te koop, maar niet bij ons.

Kunstwerken
De tijd nadert om te vertrekken, maar er zijn nog wel een paar minuten om kennis te maken met ‘Herzklopfen auf Rädern’. Dat is de naam van een kleine expositie met slechts vier auto’s. Het zijn bepaald geen alledaagse modellen. Het zijn mooie voorbeelden van bijzondere auto’s: een zeer luxueuze Horch 853 (1937) die ook door de nazi-top werd gebruikt, de gestroomlijnde achtcilinder Tatra 87 naar een ontwerp van Hans Ledwinka, een Citroën DS cabriolet uit de ateliers van Henri Chapron en een chique, tegenwoordig zeer waardevolle Mercedes-Benz 300S Cabriolet. Alle vier zijn mooi neergezet en uitgelicht als echte kunstwerken op wielen. Het hart van de liefhebber gaat er inderdaad wat sneller van kloppen, maar slaat er niet door op hol. Gelukkig maar. Bovendien: afgelopen dagen hebben we al heel wat bijzondere auto’s gezien. Dit is de vijfde locatie die we in drie dagen bezoeken waar auto’s en motoren centraal staan.
Op de terugweg maken we de balans op. Hoewel PS.Speicher voortkomt uit de hobby van een echte motorfietsliefhebber, zijn er voldoende vierwielers om ook autoadepten enthousiast te maken. We zetten de rondgang door de opslag van de dwergauto’s op het wensenlijstje voor de toekomst. Samen met nieuwe tijdelijke tentoonstellingen en het nog nauwkeuriger bekijken van de vaste expositie is er genoeg reden om nogmaals koers te zetten naar Einbeck.

 

Sfeervol verlicht: een kleine tentoonstelling met bijzondere auto's, als deze Horch 853 uit 1937.

Een Mercedes-Benz 300S Cabriolet 1952 is tegenwoordig zeer waardevol. 

Zijn stroomlijn maakt de Tatra 87 tot een opmerkelijke verschijning.

De Citroën DS cabriolet werd gemaakt bij het bedrijf van Henri Chapron. Let op de plaats van de richtingaanwijzers achterop.






 

  Bekijk ook: 

 

 

Een geslaagd vervolg  
 
Een hernieuwde kennismaking met
PS.Speicher in Einbeck, als vervolg op
het bezoek in het najaar van 2018.

oktober 2019