Crisis
bij General Motors
Sixty to Zero -
An Inside Look at the Collapse of
General Motors and the Detroit Auto Industry - Alex Taylor III
●
Achtergronden van de ondergang van GM
●
Problemen voor de Amerikaanse auto-industrie
●
De centrale rol van CEO's
januari 2011, aanvulling februari 2011
De lange weg naar beneden
De financiële en economische crisis van 2008 gaf het laatste duwtje, maar
is niet de reden van het faillissement in 2009 van General Motors en Chrysler.
Het was het eindpunt van een lange weg naar beneden die tientallen jaren eerder
was ingezet. De achtereenvolgende leiders van de bedrijven waren keer op keer
niet in staat het tij te keren. De vraag is of er nog wel een toekomst is voor
de Amerikaanse auto-industrie. Ook al hoefde Ford niet bij de overheid aan te
kloppen voor steun, de vanzelfsprekendheid van het voortbestaan is verdwenen.
Het lot van de vroegere Engelse autobedrijven zou ook de Amerikanen kunnen
treffen. Voor optimisme is weinig reden.
Dat is de boodschap van het kort geleden uitgekomen boek Sixty to Zero, An
Inside Look at the Collapse of General Motors and the Detroit Auto Industry van
de Amerikaanse journalist Alex Taylor III.
Nieuwe auto's van de GM-merken Buick
en Chevrolet bij een dealer in Amerika.
Geen fraude zoals bij Enron of
Ahold. Geen uiteenspattende luchtbellen als bij de internetcrisis. Geen
problemen bij de financieringstak zoals begin jaren negentig bij DAF. Zelfs de
gecombineerde financiële en economische crisis van 2008 kan niet als oorzaak
worden aangewezen. Het faillissement van General Motors (en de problemen bij
Chrysler en Ford) zijn het gevolg van tientallen jaren mismanagement, meent
Taylor. De neergang van ooit ’s werelds grootste autoconcern en Amerika’s
machtigste onderneming GM is decennia geleden al ingezet. Geen enkele topman
wist de fundamentele problemen aan te pakken. GM had een gesloten
bedrijfscultuur en was het contact met de samenleving verloren. De
productontwikkelaars bekommerden zich nauwelijks om klanten. De managers van de
verschillende divisies hielden zich meer met elkaar dan met de concurrentie
bezig. De economies of scale werden onvoldoende benut. Het bedrijf was
log, ingewikkeld en bureaucratisch georganiseerd, managers werden niet
afgerekend op hun fouten, deadlines werden overschreden, merkstrategieën waren
onduidelijk en wat misschien nog wel het ergste was: de kwaliteit van de
producten liet te wensen over.
 |
 |
Uitzonderingen die de regel
bevestigen: de spraakmakende Buick Riviera en Chevrolet Corvette (foto's: GM).
Molenstenen
General Motors paste zich onvoldoende snel aan veranderende omstandigheden aan.
De topmannen durfden niet hard genoeg in te grijpen en de vakbond UAW bevocht de
belangen van de werknemers tegen beter weten in. De last van hoge lonen,
bovengemiddelde secundaire voorzieningen, ziektekostenverzekering en pensioenen
voor werknemers en gepensioneerden was één van de molenstenen om de nek van de
onderneming. GM was veel minder een modelbedrijf dan velen dachten. Alfred P.
Sloans autobiografische boek (My Years with General Motors) over de inrichting
en aansturing van een dergelijk groot concern was lange tijd verplichte kost
voor managementopleidingen, terwijl de praktijk bij GM veel somberder bleek te
zijn.
Begin deze eeuw kwamen de problemen pas echt goed aan het licht. Het bedrijf
verloor in een paar jaar tijd tientallen miljarden dollars. Het bedrijf belandde
aan de rand van de afgrond en de crisis was het laatste duwtje in die afgrond.
GM ging failliet en kon dankzij steun van de Amerikaanse overheid een herstart
maken, net als Chrysler overigens.
 |
 |
De Corvair (links) moest de Kever
(rechts) beconcurreren, maar de auto kreeg een slechte naam die nooit meer
verdween.
Leiders
Taylor schetst de weg naar de ondergang aan de hand van portretten van de
leiders van het bedrijf. Naar zijn mening is de eerste man van een
auto-onderneming cruciaal voor besluitvorming over strategie en
productontwikkeling, meer dan in veel andere sectoren. Het komt op de CEO aan.
Volgens hem hebben opeenvolgende CEO’s het aftakelingsproces niet kunnen keren
en zelfs onbedoeld versneld. Sinds de jaren zestig verloren ze de greep op de
onderneming.
De start van de teloorgang legt de auteur bij de introductie van de Chevrolet
Corvair, de auto die een antwoord moest zijn op het succes van de Volkswagen
Kever in de VS. Het revolutionaire concept met een luchtgekoelde motor achterin
– net als de Kever – kreeg echter een slechte naam. Om kostentechnische redenen
was afgezien van voorzieningen om de wegligging te verbeteren. De genadeslag
werd gegeven door de activistische consumentenrechtbevechter Ralph Nader met
zijn beroemde boek Unsafe at any speed. Samen met de catastrofale
marktintroductie van de Edsel door Ford is de Corvair het icoon geworden van een
foutieve managementbeslissing die veel te lang werd ontkend en tegengesproken.
Die fout is GM lang nagedragen. Zelfs bij de aanvraag van overheidssteun in 2009
werd de Corvair-casus opnieuw opgerakeld.
 |
 |
GM koos vooral voor de veilige weg
met weinig sensationele modellen.
Veilige weg
Op enkele uitzonderingen na kwam GM vanaf de jaren zestig met weinig innovatieve
en uitgesproken modellen. Steeds werd gekozen voor de veilige weg, nauw
aansluitend op de bedrijfscultuur. Als managers geen fouten maakten, doorliepen
ze de rangen naar de top. Een erg defensieve benadering. De verkoopcijfers waren
geen aanleiding daar verandering in aan te brengen, want er werd verkocht en
flink winst gemaakt. Met een marktaandeel van meer dan vijftig procent was er
weinig te vrezen, dacht men. Echter, de concurrentie zat niet stil en die
concurrentie kwam niet meer alleen van de andere merken uit Detroit en
omstreken. De Japanners brachten auto’s aan de man die goedkoper waren,
kwalitatief stukken beter en die meer aansloten op de wensen van het publiek. De
productiviteit van de Japanners was veel hoger. Ze maakten een vergelijkbare
auto als de Amerikanen met minder dan de helft van het personeel.
De Japanners maakten hun auto's veel
efficiënter dan de Amerikanen.
Smith
De jaren tachtig waren dramatisch voor GM. Taylor wijt dat aan topman Roger
Smith. Hij beoordeelt hem als een man met goede ideeën die echter slecht werden
uitgevoerd. De problemen slonken niet maar werden groter. Smith investeerde
tientallen miljarden in omvorming van de organisatie en modernisering van de
productie, maar het werd er niet efficiënter door en de kwaliteit van de auto’s
ging zelfs omlaag. Het marktaandeel slonk jaar na jaar. De vakbonden
verhinderden massaontslagen. De GM-top pakte niet door. De latere
presidentskandidaat Ross Perrot, lid van de raad van bestuur, leverde kritiek,
maar moest dat met een meer dan gouden handdruk bekopen. Al in 1980 zei hij: “Ze
denken hier nog steeds dat Detroit de autohoofdstad van de wereld is, maar dat
is Toyota City”.
Eén van de grote mislukkingen is de oprichting van het merk Saturn, dat een
antwoord moest zijn op de modellen uit Azië. Er kwam een geheel nieuwe fabriek,
andere manieren om de auto aan de man te brengen en een sterke focus op de
klant. Saturn stond echter zo los van de rest van de organisatie dat het merk
onvoldoende van concernvoordelen kon profiteren. Bovendien bleken de auto’s zelf
niet bijzonder genoeg om veel nieuwe klanten aan te trekken. Later waren het
modellen van andere merken met alleen een ander merkplaatje. Bij de herstart van
GM na het faillissement bleken er geen kopers voor het merk te zijn.
 |
 |
Op het laatst waren Saturns gewoon
Opels of Daewoos met een ander merkplaatje, zoals de modellen hierboven laten
zien.
Goudgerand
In de jaren negentig werd het niet beter, oordeelt Taylor. Integendeel. General
Motors reageerde veel te traag op de ontwikkelingen in de buitenwereld. Roger
Smiths opvolger Bob Sempel sloot vele fabrieken, maar nog veel te weinig. Om de
machtige vakbond UAW te vriend te houden, kregen de ontslagen werknemers
goudgerande afvloeiingsregelingen mee, zeker voor Amerikaanse begrippen. Hun
loon werd drie jaar lang voor 95% doorbetaald. Daardoor duurde het veel te lang
voordat de kosten omlaag gingen. Sempel werd afgezet, een unicum bij GM.
Zijn opvolger Jack Smith zette de onderneming op de kop en pakte dat voortvarend
aan. Ontwikkeling, inkoop en productie werden gerationaliseerd. De winstcijfers
gaven aan dat hij op de goede weg was. De economische groei was een steun in de
rug en door de dure yen verminderde de concurrentiekracht van de Japanners.
Bewust koos hij voor een behoudend modellenbeleid voor de personenwagens om geen
enkel risico te nemen.
 |
 |
De Amerikanen hielden van steeds
groter wordende SUV's, totdat de benzineprijs opeens explosief steeg.
SUV's
GM boekte, net als Ford en Chrysler, veel succes met de nieuwe klasse van de
SUV’s, de Sport Utility Vehicles. De SUV werd de kaskraker van de
Amerikaanse auto-industrie en het duurde jaren voor de Japanners daar een
antwoord op hadden. De reden voor de ontwikkeling van dit soort auto’s was
overigens een defensieve: ze hoefden aan minder strenge overheidseisen op het
vlak van zuinigheid te voldoen. De klanten hielden van het type auto, totdat de
benzineprijs omhoog schoot. Op die snelle verandering van de consumentensmaak
had GM vervolgens geen antwoord.
Volgens Taylor pakte Smith bovendien één belangrijk onderdeel van de
problematiek van GM niet aan: de merkdiversiteit. Chevrolet, Oldsmobile, Pontiac,
Buick, Cadillac, GMC en Saturn hadden hun eigen verkoop- en
marketingorganisaties en dealernetwerken. Het belang van het eigen merk was voor
GM-medewerkers belangrijker dan het belang van het moederbedrijf. Inmiddels was
voor de klanten het verschil tussen een Oldsmobile, Pontiac en Buick onduidelijk
geworden. Smith pakte niet door. Pas aan het eind van de eeuw werd Oldsmobile
opgeheven.
 |
 |
Een laatste poging om Pontiac als
merk van speciale modellen nieuw leven in te blazen. Succes bleef uit.
Aziaten
De plannen tot kwaliteitsverbetering kwamen steeds opnieuw niet uit de verf. Op
de lijstjes van betrouwbare auto’s bleven de Amerikanen slecht scoren in
vergelijking met de Aziaten. Het Amerikaanse publiek nam die lijstjes goed tot
zich en keerde zich af van de producten uit eigen land. In de tussentijd voerde
de bedrijfstop ook nog een juridische oorlog met Volkswagen. Topinkoper en
kostenkiller Lopez had van de ene dag op de andere GM verruild voor Volkswagen.
(Er was een persconferentie georganiseerd om de promotie van Lopez binnen GM aan
te kondigen. Lopez verscheen niet. Hij zat op dat moment in het vliegtuig naar
Duitsland zonder dat de GM-top daarvan tevoren in kennis was gesteld.) Lopez
bleek niet alleen een handvol getalenteerde medewerkers, maar ook kisten vol
geheime informatie te hebben meegenomen naar zijn nieuwe werkgever.
De elektrische Chevrolet Volt
belooft veel, maar is onvoldoende voor een grote afzet (foto's: GM).
Tegenwind
In de nieuwe eeuw was alle hoop gevestigd op de nieuwe topman Rick Wagoner.
Volgens Taylor was diens grootste fout dat hij te lang aarzelde met ingrijpen.
Zijn strategische plannen waren op zich goed, maar gingen uit van te
optimistische scenario’s. Met veel tamtam werd de elektrische auto Volt
aangekondigd, maar daarvan kan een concern het niet hebben. Er was niet gerekend
met tegenwind. Marktaandelen, winstcijfers en aandelenkoersen daalden verder.
Dat GM failliet zou gaan, was een ondenkbare optie, dacht men nog in het
hoofdkantoor. Het optimisme en zijn terughoudendheid kostte hem de kop.
Bovendien had hij publiekelijk een slecht figuur geslagen door naar de
regeringscommissie te gaan om steun te vragen en zich daarbij te laten vervoeren
per privéjet. Dat pikten de politici niet. Toen de regering Obama steun
toezegde, werd een ander tot CEO benoemd.
De Mercury Sable en Ford Taurus
werden de best verkochte personenwagens van de USA.
Ford
Taylor portretteert tussendoor in afzonderlijke hoofdstukken de kopstukken
van Ford en Chrysler en schetst de problemen bij die bedrijven. Bij Ford werden
meer risico's genomen, zoals met de introductie van de Taurus/Sable. Het werd
een groot succes en de best verkochte personenwagen in Amerika. Anders dan bij
GM was er bij Ford aan de top altijd ruzie in de tent. Bovendien speelde op de
achtergrond de familie altijd een invloedrijke rol. CEO’s kwamen en gingen,
totdat weer een lid van de familie aan het roer zat, Bill Ford. Zijn grootste
verdienste voor het bedrijf, oordeelt Taylor, is op het juiste moment
terugtreden om plaats te maken voor een betere CEO. Ford trok de buitenstaander
Alan Mullaly aan. Er waren grote aarzelingen of deze vliegtuigman (hij werkte
tientallen jaren voor Boeing) een autobedrijf zou kunnen leiden en omvormen.
Vooralsnog blijken die aarzelingen niet terecht. Anders dan GM en Chrysler zag
Ford in 2008/2009 af van overheidssteun omdat het bedrijf er financieel veel
beter voorstond.
 |
 |
Spraakmakende modellen uit het
Iacocca-tijdperk, de Voyager en Viper.
Chrysler
Met Chrysler ging het na de opleving onder Lee Iacocca (die de onderneming in de
jaren tachtig redde van de ondergang en tot één van de meest winstgevende
autofabrikanten ter wereld omvormde) steeds verder bergafwaarts. De fusie met
Daimler bleek een fiasco. Chrysler had spraakmakende auto’s geïntroduceerd,
zoals de Voyager, maar wist het kwaliteitsprobleem ook niet onder de knie te
krijgen. Na de scheiding van de Duitsers lukt het de nieuwe investeerders niet
het vroegere succes te evenaren. Het zou de helpende hand van Fiat zijn die
voorkwam dat het bedrijf van de autokaart verdween. Van een stabiele toekomst
durft echter nog niemand te spreken.
Oordeel
Sixty to Zero. Wij zouden zeggen: van honderd tot stilstand. De titel is
prachtig gekozen en op het omslag staat één van de lelijkste en meest mislukte
auto’s uit de recente GM-historie, de Pontiac Aztek. Wat is echter het oordeel
over het - fotoloze - boek als geheel?
Achteraf praten is gemakkelijk. Bovendien staan de beste stuurlui aan wal. Om
deze kritiek te pareren verwijst Taylor vaak naar zijn eerdere publicaties in de
voorbije decennia, de meeste in het gerespecteerde zakenblad Fortune. Ook toen
al was hij kritisch op GM en gaf hij aan waar de pijn zat. (Zijn bronnen zaten
binnen de ondernemingen en hij had een voortreffelijk netwerk. Hij maakte er
overigens geen vrienden mee bij de top van de ondernemingen. Verschillende keren
hebben bedrijfsrecherches onderzoek gedaan naar de lekken.) Waar hij met zijn
analyses in het verleden de plank helemaal missloeg, geeft hij dat volmondig toe
in het boek.
Toch is een verwijzing naar eerdere artikelen onvoldoende om de pretentieuze
titel van het boek waar te maken. Een grondige analyse als basis voor zijn
conclusies ontbreekt. Veel opmerkingen blijven steken in beweringen. Ze mogen
historisch gezien juist blijken, maar dat verklaart onvoldoende. De uitstapjes
naar Ford en Chrysler blijven ook hangen in algemeenheden, waarbij hij zich
alleen focust op de CEO. Verder zet hij zichzelf te veel op de voorgrond. De
anekdotes over contacten met de topmannen zijn leuk om te lezen, maar komen de
diepgang niet ten goede.
Conclusie: een goed geschreven en makkelijk te lezen boek over belangrijke
aspecten van de historie van GM (en in mindere mate Chrysler en Ford), maar
onvoldoende degelijk als echte analyse. Als er vijf sterren te vergeven zijn,
krijgt Taylor er niet meer dan drie. Dat is overigens ook het gemiddelde van de
beoordelingen van lezers bij internetboekhandel Amazon. ■
FEBRUARI 2011
General Motors heeft in 2010 een nettowinst van $ 4,7 miljard gerealiseerd, het
beste resultaat sinds 1999. Afgelopen jaar was het eerste sinds 2004 dat met een
positief resultaat werd afgesloten. De laatste jaren werd jaar op jaar verlies
gemaakt, in totaal 88 miljard dollar. Vergeleken met het jaar ervoor steeg de
omzet met 7% tot bijna 136 miljard dollar. Met de Europese tak van GM (Opel-Vauxhall)
gaat het nog steeds niet goed. Het jaar 2010 is afgesloten met een verlies van
$1,7 miljard.
|