Cité de l'Automobile
(Collection Schlumpf)

Mulhouse (F)



 
●  Grootste Bugatti-collectie ter wereld
●  De gedrevenheid van de gebroeders Schlumpf
●  Drie Bugatti Royales waarvan één onecht
●  Vernieuwing van het museum
●  Tijdelijke Toyota-tentoonstelling


oktober 2007 - laatste aanvulling
januari 2018

 

  


Schitterend automuseum als
bizarre erfenis

Een oude textielfabriek in het centrum van Mulhouse herbergt een unieke collectie auto’s. Het Cité de l’Automobile is als nationaal museum een topattractie van de streek. Honderden klassiekers tonen de geschiedenis van de auto. Maar de verzameling is vooral bekend vanwege het grote aantal Bugatti's. De allerminst evenwichtige collectie heeft alles te maken met de bizarre historie van dit curieuze museum.
 

 

Op de muur van een oude fabriek in het centrum van Mulhouse is een groot blauw doek gespannen met daarop een witte, gestileerde S. Die letter verwijst naar de naam Schlumpf, ooit eigenaren van de fabriek en fanatiek verzamelaars van klassieke automobielen. Hun erfenis, in de loop der tijd aangevuld met recentere auto’s, is het Cité de l’Automobile, Musée National-Collection Schlumpf. Een mond vol. Naast de oude fabriek is een moderne ingang verrezen. Het museum zelf bevindt zich nog altijd in een oude fabriekshal, maar daar is binnen weinig van te merken. De inrichting en de tentoongestelde auto’s zijn indrukwekkend. Ze geven een prachtig beeld van de evolutie van de auto, van het prille begin tot aan het eind van de vorige eeuw. Daarnaast staan er dozijnen historische race- en sportwagens en vakkundig gerestaureerde modellen van de duurste merken uit de glorietijd van de automobielbouw, de jaren dertig. Een aantal ervan zijn miljoenen euro’s per stuk waard.
 

De opgang en entree zijn nieuw gebouwd. 

De entree is kunstzinnig vormgegeven met racewagens die als het ware door het glas heen gaan.

Onevenwichtig
Hoe mooi ook, de verzameling is absoluut onevenwichtig. Er staan hier meer dan honderd Bugatti’s, waaronder twee echte en één nagemaakte Royale. Het is veruit de grootste verzameling van het merk ter wereld. Minstens zo bijzonder is het ontbreken van Amerikaanse auto’s. Er staat er letterlijk niet één. Alsof Amerika als autoproducerende natie nooit heeft bestaan. Alsof er nooit een T-Ford is geweest, geen Oldsmobile Curved Dash, geen Duesenberg, Cord of Auburn. Alsof de naam Cadillac alleen betrekking heeft op de Franse stichter van de stad Detroit.
Dit alles heeft te maken met de merkwaardige oorsprong van het geheel. Dan kom je uit bij de gebroeders Fritz en Hans Schlumpf, voormalige textielbaronnen uit de Elzas. Zonder hun aan waanzin grenzende verzamelwoede zouden nu geen honderdduizenden per jaar naar een oude fabriekshal in Mulhouse komen. Om het verhaal achter het museum, de locatie en de collectie te begrijpen, moeten we terug naar de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw.
 

De oude fabriekshallen herbergen een gigantische collectie antieke automobielen. 

 

Stiefmoederlijk
De Elzas is sociaal-economisch altijd een stiefmoederlijk behandeld deel van Frankrijk geweest. Dat heeft te maken met de geschiedenis: het gebied is enkele keren van nationaliteit veranderd. Tussen 1870 en de Eerste Wereldoorlog is het een deel van Duitsland. Daarna is het weer Frans, maar het ligt wel in een uithoek. Dergelijke gebieden kennen vaak een zwakke economische structuur. De belangrijkste activiteit is lange tijd de textielindustrie. In de naoorlogse bloei begint in de jaren zestig echter de klad te komen. Begin jaren jaren zeventig ontstaat grote sociale onrust want het imperium van de textielbaronnen Schlumpf wankelt. Het slechte economische klimaat en onvoldoende investeringen hebben de concurrentiepositie van de wolfabrieken onherstelbaar aangetast. De broers willen hun fabrieken verkopen. Voor 1 franc zijn ze in de aanbieding, maar niemand hapt toe. De werknemers vrezen voor hun baan. Veel alternatieve werkgelegenheid is er niet.
 

De Schlumpfs richtten hun museum in volgens een strak patroon van rechte paden.

De auto's staan op een ondergrond van grind.

 

Voorzieningen
In de goede jaren in en na de oorlog was Schlumpf dé werkgever in het gebied. De onderneming zorgde voor werk, maar ook voor voorzieningen als huizen, scholen en ziekenhuizen. De broers hadden, vaak op slinkse wijze, bedrijven van de concurrentie overgenomen. Hoewel de jongste van de twee, was Fritz de harde zakenman. Hans was volgens bronnen veel zachtaardiger en meer gericht op verbinding. Hun machtspositie in de streek was groot. Volgens critici waren de investeringen in de samenleving er vooral op gericht om de winstgevendheid op te schroeven. Van maatschappelijke filantropie was geen sprake, zeggen zij. Zo konden alleen werknemers aanspraak maken op de voorzieningen. Dat was overigens in die tijd niet zo heel ongewoon. De arbeidsomstandigheden in de fabrieken waren weinig benijdenswaardig. Verschillende verhalen melden dat de lonen lager waren dan elders in de sector. Praten onder werktijd was verboden. Toen een pauze wettelijk verplicht werd, verlengde Schlumpf gewoon de werkdag. De sfeer was patriarchaal en regentesk. Praten over vakbonden stond gelijk aan vloeken. De bijdragen van de fabriek aan de plaatselijke voorzieningen werden op een gegeven moment met één pennenstreek beëindigd toen personeelsvertegenwoordigers over hun rechten begonnen te praten.
 

De collectie is chronologisch opgesteld, van de oudste modellen tot de jaren vijftig en zestig.

De opstelling is ruim waardoor de auto's goed tot hun recht komen.

De nadruk ligt op de historie van de Franse auto-industrie.

De Dion Bouton Limousine van 1912.  

Bugatti ontwikkelde de eenvoudige Bébé (links) die door Peugeot (rechts) in productie werd genomen. 

Niet alleen Franse klassiekers: een Audi van 1924.  

Centen
Schlumpf was groot geworden door goed op de centen te letten en gehaaid handelen. Hun leven was gevormd door hun overheersende moeder. Standsverschil werd gekoesterd. Het verhaal gaat dat de chauffeur van Moeder Schlumpf de opdracht kreeg drie naalden te gaan kopen. Hij kwam met een doosje van tien terug, maar moest er zeven terug gaan brengen. Tegelijkertijd gaat het verhaal dat ze kleertjes voor de arme mensen breidde en behoeftige Zwitsers ondersteunde.
De broers, met name Fritz, schreven het woord opportunisme met een hoofdletter. Sommigen nemen de kwalificatie gewetenloos in de mond. Fritz was in 1939 gemakkelijk aan een directiebaan gekomen. Door zijn Zwitserse nationaliteit werd hij, in tegenstelling tot zijn baas, niet opgeroepen voor het leger. Hij betrok zijn oudere broer bij de zaak. Het duo werd onscheidbaar, maar Hans bleef altijd in de schaduw staan. Op de achtergrond trok moeder Jeanne aan de touwtjes. Haar zoons bleven bij haar in huis wonen, zelfs toen Fritz in het huwelijk trad. Hans bleef vrijgezel.
Vanuit zijn directiefunctie kocht Fritz heimelijk de aandelen van de onderneming op en werd eigenaar. De ene na de andere fabriek in de streek volgde. Hans zorgde ervoor dat het juridisch netjes werd geregeld. Tijdens de bezetting werd Hitler openlijk in de fabriek vereerd. Het bedrijf maakte de banieren met hakenkruisen. Na de oorlog werd (op verzoek van de vakbonden!) van vervolging afgezien vanwege het belang van de fabrieken voor de streek.
 

Een eerbetoon van Hans en Fritz aan hun moeder: een "straat" in het museum.

Bergafwaarts
In de jaren zestig gaat het bergafwaarts met de bedrijven. De problemen voor de textielsector lijken onafwendbaar. In het bedrijf zijn volgens de verhalen de sociale verhoudingen verziekt. Het imperium staat op instorten en alle werknemers dreigen hun baan te verliezen. In 1976 slaat de vlam in de pan. Het wordt duidelijk dat de Schlumpfs veel geld hebben besteed aan de dure hobby van Fritz: het bijeenbrengen van een hele bijzondere collectie auto’s. Er wordt gezegd dat het geld is onttrokken aan de onderneming. Eén van de leegstaande fabrieksgebouwen is in het grootste geheim omgebouwd tot privémuseum. Een uitgebreid team vaklieden houdt zich bezig met de restauratie van de aankopen van Fritz maar de mannen mogen daar geen woord over zeggen. Alleen een aantal vooraanstaande internationale grootheden en relaties wordt in het automobiele heiligdom toegelaten. Fritz is geen gewone verzamelaar, maar bezeten. Met dezelfde instelling en energie waarmee hij zaken deed en het bedrijf opbouwde, werkt hij aan de realisering van zijn droom. Tijd en geld voor het bedrijf is er niet meer.
 

Meer dan honderd Bugatti's brachten de gebroeders Schlumpf bijeen.

Nergens ter wereld staan zoveel Bugatti's bij elkaar, zij aan zij.

In 1929 doorkruiste deze Bugatti Type 40 de Sahara.

Bugatti 35B met bijzondere, gestroomlijnde carrosserie uit 1928.

Bugatti's uit de nadagen van de fabriek.

De jonge Bugatti's zijn misschien minder spectaculair, maar minstens net zo exclusief als de modellen van de jaren dertig.


Bugatti

Fritz Schlumpf wil van alle Bugatti-modellen die ooit zijn gemaakt tenminste één exemplaar in zijn collectie. Het merk heeft een mythische aantrekkingskracht en heeft wortels in de Elzas. Fritz kwam geregeld bij de fabriek. Als jonge man had hij zichzelf verwend met een Bugatti Type 35. Iedereen in zijn woonplaats Malmerspach kent Fritz en zijn auto. Hij is een verwoed autoracer en blijft dat doen totdat moeder het verbiedt, in het belang van het bedrijf.
Vanaf 1960 maakt hij de verzamelaarswereld onveilig door zowat iedere Bugatti-eigenaar een bod te doen op zijn auto. Hij reist zonodig stad en land af en heeft een netwerk van informanten. Twee keer doet hij een ongekende slag. De eerste is de aankoop van de complete inventaris van de failliet verklaarde Bugatti-fabriek plus enkele modellen, waaronder de kostbare Royale ‘Coupé Napoleon’, het persoonlijke voertuig van Ettore Bugatti. De tweede is de integrale overname van de collectie van de Amerikaanse verzamelaar Shakespeare. De Bugatti’s arriveren met treinladingen tegelijk in Mulhouse.
Behalve in Bugatti's is Fritz vooral geïnteresseerd in bijzondere en exclusieve auto's, met een voorliefde voor de Franse historie en de meesterwerken van de beroemde merken. Mercedes-Benz is daarbij favoriet. Destijds was zijn collectie van de merken Benz, Mercedes en Mercedes-Benz na de fabriekscollectie van Daimler-Benz de grootste in de wereld. Nergens anders staan ook zoveel klassieke De Dion Boutons, Panhard-Levassors en Gordini-racewagens bij elkaar.  
 

Protesten na de ontdekking van het museum en de vlucht van Hans (links) en Fritz Schlumpf naar Zwitserland

Nachtmerrie
De droom van Schlumpf wordt de nachtmerrie van de werknemers. Geen werk, geen toekomst, maar wel een fabriekshal vol kostbare auto’s. Er volgen militante protestacties. Uit pure woede gaat de vlam in een old timer. De broers vluchten in allerijl naar Zwitserland en blijven daar tot het eind van hun leven. De Franse rechter veroordeelt ze later tot celstraffen wegens malversaties.
Werknemers en vakbonden bezetten het museum van 1977 tot 1979 en openen de deuren voor het publiek. Eén miljoen bezoekers uit binnen- en buitenland vergapen zich in die tijd aan de ongegeneerde verzamelwoede en de schitterende autocollectie die daarvan het gevolg is. De entreegelden vormen een spaarpotje voor de voormalige textielarbeiders.
Het idee om de kostbare auto’s te verkopen en de opbrengst ten goede te laten komen aan de werknemers, stuit op bezwaren. Liefhebbers van het Franse cultuurgoed willen niet dat de verzameling naar het buitenland verdwijnt. Bugatti’s horen bij deze streek. In april 1978 wordt de collectie tot historisch monument verklaard. Export is dan verboden. In 1981 vormen het bedrijf Panhard, de Franse automobielclub, het departement, de Kamer van Koophandel, de stad Mulhouse en nog enkele instellingen een stichting, die het geheel overneemt en gaat exploiteren. Er wordt 44 miljoen francs betaald, nog geen 7 miljoen euro. Fritz Schlumpf protesteert, maar tevergeefs. De droom is definitief voorbij. Onder strikte voorwaarden en begeleiding bezoekt hij jaren later, gezeten in een rolstoel, nog eenmaal “zijn” collectie. Fritz sterft in 1992 in Basel. Zijn broer Hans drie jaar eerder in diezelfde plaats. Hun namen zullen altijd verbonden blijven aan het schandaal en de collectie.
 

Een uniek gebouw met huiveringwekkende historie in het centrum van Mulhouse.

Veranderingen
Hoewel de opzet van het museum in al die jaren niet is aangetast, zijn toch een paar belangrijke veranderingen doorgevoerd. In 2006 is het museum uitgebreid met een nieuwe, in het oog springende entree, bereikbaar via een lange, schuin omhoog gaande brug. Ter vervanging van de oude, veel te krappe ingang aan de straatkant is een monumentale hal aan de andere kant van het complex gebouwd. Voor de gevel hangen gestileerde racewagens die als het ware door het glas heen gaan. Voorbij de kassa voert een gang naar de oorspronkelijke tentoonstellingsruimte. In de gang begint de uitleg over achtergronden van het automobilisme en de collectie. Daar staat ook één van de vele Bugatti 57S Atalantes uit de Schlumpf-erfenis. Dat wil zeggen: in delen. De auto is uit elkaar gehaald om de aandacht te vestigen op chassis, motor en koetswerk.
De nieuwe ingang geeft het museum de uitstraling die past bij de waarde van de verzameling, terwijl de historische fabrieksgebouwen uit 1880 intact zijn gebleven. De verbouwing is onderdeel van een groter project, dat ook het opknappen van de oude bouwwerken en ontwikkelen van nieuwe tentoonstellings-, opslag- en werkplaatsruimten omvat. Na een internationale competitie werd de uitvoering van het meerjarenplan ter waarde van 22 miljoen euro opgedragen aan het Parijse architectenbureau Studio Milou.
Bouwkundig gezien is deze uitbreiding de grootste aanpassing sinds het overhaaste vertrek van de gebroeders Schlumpf in de jaren zeventig. In 2000 vond echter een belangrijke herindeling van de tentoonstellingsruimte zelf plaats.
 

Ook klassieke modellen van Mercedes-Benz zijn rijkelijk vertegenwoordigd.

Een coupé en cabriolet, beide een 300S uit 1955. Ze zijn tegenwoordig een vermogen waard.

Deze Mercedes-Benz 300SL gebruikte Fritz Schlumpf als zijn persoonlijke auto.

Nog meer beroemde merken: links een Horch, rechts een Maybach.

Britse klassiekers: links een Daimler, rechts een Bentley. 

Zalen
Door het plaatsen van twee wanden zijn aan beide kanten van de grote fabriekshal afgescheiden zalen gecreëerd. De middelste ruimte is grotendeels gebleven zoals die was, met een rechthoekig patroon van brede wandelpaden en grindperken waarop de auto’s staan. In dit deel, l’aventure automobile gedoopt, maakt de bezoeker een tocht door de historie. De Schlumpfs brachten honderden antieke en klassieke auto’s bijeen. De nieuwe eigenaren voegden hier Franse vijftigers en zestigers aan toe om het beeld completer te maken en in te spelen op de nostalgische gevoelens van de Franse bezoekers. Afhankelijk van de leeftijd kennen zij de Renault 4CV, Peugeot 203, Panhard Dyna, Citroën Traction Avant, Ford Vedette of Renault 16 uit hun jeugdjaren. Natuurlijk ontbreekt de DS niet, net zo min als een 2CV, hier in vroege uitvoering met een “kofferklep” van doek. De Oost-Duitse Trabant valt hierbij wel enigszins uit de toon. Alledaagse auto’s van buiten Frankrijk zijn er namelijk niet of nauwelijks. De erfenis aan buitenlanders bestaat vooral uit modellen van de dure merken.
Bijzonder is de verlichting. De vele pilaren zijn omgevormd tot honderden klassieke lantaarnpalen. Fritz heeft ze speciaal voor zijn museum laten maken. Namaken, beter gezegd. De lantaarns op de beroemde Pont Alexandre III in Parijs stonden model.
 

Ruim aandacht voor Franse seriemodellen zoals de Citroën Traction Avant.

De Franse Ford, de Vedette.

Een Panhard Dyna X met daarachter een Peugeot 203.

Panhard Dyna Z en Renault Juvaquatre.

Het allerlaatste model van Panhard, een 24ct.

Links een Peugeot 403, rechts een vroege versie van de Citroën 2CV.

De technisch vooruitstrevende, maar commercieel geflopte Hotchkiss Grégoire.

Links een Facel Véga, rechts een Peugeot 204 Cabriolet met hardtop

Van na het Schlumpf-tijdperk: een elektrische auto uit 1942 van industrieel ontwerper Paul Arzens (foto: Claus Ableiter).

Ook van Arzens, deze auto uit 1938, bijgenaamd 'de walvis'. 

Hans en Fritz zouden er van gruwen: een Trabant als onderdeel van 'hun' museum.

Onderdeel van de nieuwe opzet is ook een impressie van moderne productiemethoden.
 

Topmodellen
In een van de nieuwe zalen staan, glinsterend door de gedempte verlichting, de topmodellen van de collectie. Les chefs d’oeuvre de l’automobile zijn stuk voor stuk meesterwerken. Klinkende namen staan zij aan zij: Rolls-Royce, Mercedes-Benz, Maybach, Horch, Hispano-Suiza, Delahaye, Delage, Isotta Fraschini, Panhard & Levassor, Voisin en – hoe kan het anders – Bugatti.
Twee podiums zijn opgesteld voor de beide Bugatti Royales, twee van de zes die ooit zijn gemaakt. Kleine schijnwerpertjes belichten deze kunstwerken op wielen. Als ze er tenminste zijn… Begin oktober 2007 staat op de plek van de ‘Coupé Napoleon’ slechts een bordje: véhicule en cours de restauration.
De andere zaal is gereserveerd voor beroemde racewagens, een andere passie van de heren Schlumpf. In een volledig witte omgeving staan allemaal modellen in de Franse racekleur, blauw. Naast Bugatti zijn er veel Gordini’s. De eigenaar van dit racewagenbedrijf was een persoonlijke vriend van Fritz. In het tweede deel van deze zaal waant de bezoeker zich op het circuit. De racewagens staan opgesteld alsof ze zo gaan vertrekken. De wanden bestaan uit levensgrote foto’s van tribunes. Het ronkende geluid van motoren uit de luidsprekers maakt de ervaring compleet.
 

Meesterwerken uit de gouden jaren, zoals de Rolls-Royce...

...Renault en Isotta Fraschini.

Toyota
Al is de huiscollectie van een museum nog zo indrukwekkend, tijdelijke collecties moeten zorgen voor extra publiciteit en bezoekersstromen. Najaar 2007 biedt het Cité de l’Automobile gastvrijheid aan Toyota om de zeventigjarige verjaardag te vieren. In een zijzaal bieden informatieborden en grote schaalmodellen zicht op de geschiedenis. Er staan een paar echte auto’s, afkomstig uit de verzameling van de Nederlandse Toyota-importeur Evert Louwman. Een foldertje nodigt uit om het museum in Japan eens te komen bekijken.
Een andere tijdelijke tentoonstelling laat zien hoe de auto kunstenaars kan inspireren. Afgemeten aan de stilte in de zalen, spreekt dit de autoliefhebber niet erg aan. In Mulhouse zijn veel van de ‘gewone’ auto’s immers al kunst.
 


 

Tijdelijke tentoonstelling in 2007: 70 jaar Toyota.

Grote schaalmodellen tonen de ontwikkeling vanaf de jaren dertig (links de eerste Toyota, de AA).

De kleine Publica kwam niet naar Europa, de Celica wel.

Met de Corolla brak het merk echt door buiten Japan.

De twee echte auto's zijn afkomstig van de collectie van Evert Louwman.

Overzicht van de naoorlogse Toyota's.

Erfenis
Dit schitterende automuseum is een bizarre erfenis van twee opmerkelijke mannen. Aan hun leven en passie wordt direct na binnenkomst aandacht geschonken. Beelden van engelen en de plaquette waarmee de broers het museum opdragen aan hun tirannieke moeder geven een sfeerbeeld. In één van de wandelpaden hangt nog een straatnaambord met daarop Avenue Jeanne Schlumpf. Luxe, stijl, extravagantie, kunst en kitsch: dat was de leefwereld van de mannen. Het zakendoen gaf hen er de mogelijkheden voor, maar kwam steeds verder op de achtergrond te staan. De creatie van deze autohemel op aarde werd hun allesoverheersende drijfveer. Dat ze daarin heel ver gingen, vertelt het verhaal over de grote groene auto bij de in- en uitgang. Het is de herschepping van de Bugatti Royale die modekoning Esders rond 1930 liet maken. Daarmee was hij de eerste klant voor dit uitzonderlijke Type 41. Het imposante maar tegelijkertijd elegante koetswerk was ontworpen door Ettore Bugatti’s zoon Jean. Hij hoefde zich niet druk te maken over de vorm en plaats van de koplampen, want die heeft de auto niet. Esders reed toch nooit in het donker! De cabriolet ging echter verloren doordat eind jaren dertig een volgende eigenaar op het chassis een ander koetswerk liet zetten.

De nagebouwde Bugatti Royale van Esders, zonder koplampen!

In de werkplaats van de Schlumpfs onstond de "nieuwe" Royale.

De Royale Sedan was wel aanwezig, de Coupé Napoleon werd opgeknapt. Zijn plek was leeg.

 

Reserveonderdelen
Fritz Schlumpf gaf zijn werkplaats opdracht met reserveonderdelen de Esders-Royale opnieuw tot leven te wekken. Daarmee zou een zevende Royale zijn ontstaan. Ten tijde van de ontdekking van het museum was het project een eind gevorderd, maar nog lang niet af. Na veel discussies gaf de nieuwe eigenaar opdracht het werk te voltooien.
Nooit is duidelijk geworden waarom Fritz deze Royale liet (na)maken. Was het omdat hij zo onder de indruk was van het model? Of was de reden veel platvloerser: het aftroeven van de Amerikaanse gokkoning en autoverzamelaar William Harrah die ook twee Royales bezat? Het antwoord zal de bezoekers van het Cité de l’Automobile niet veel uitmaken. Zij bewonderen de auto als ze binnengaan en nogmaals als ze weer vertrekken. Ze kunnen niet anders concluderen dan dat de namen Bugatti en Schlumpf de Elzas een onuitwisbare plaats hebben gegeven op de landkaart van de autohistorie. De erfenis mag bizar zijn, schitterend is ze zeker.


Overzicht van alle Bugatti Royales

 

Ook bij de racewagenafdeling veel modellen van Bugatti.

Er was een speciale band van Schlumpf met Gordini. Veel van zijn auto's staan hier.

Een tijdelijke tentoonstelling waarbij de auto tot kunstobject was gemodificeerd.

 

  Aanvullingen

JULI 2008
In juli kwam de naam Schlumpf weer even in het nieuws. Naast de collectie in het museum behoorde tot de "erfenis" een magazijn vol niet-opgeknapte klassiekers. In het Elzasser dorp Wettolsheim stonden zo'n ruim vijftig auto's tientallen jaren lang in een loods. Daaronder enkele Bugatti's. Vlak voor haar dood, heeft de weduwe van Fritz Schlumpf de auto's verkocht aan twee verzamelaars. De auto's werden eerder gerekend tot de verzameling die in de jaren zeventig aan het samenwerkingsverband toekwam, maar na gerechtelijke procedures werden ze aan de weduwe teruggegeven. Een deel van de auto's is doorverkocht, een deel heeft als bestemming het museum van Peter Mullin in Los Angeles.

JANUARI 2018
De Nederlanders Ard en Aarnoud op de Weegh publiceerden in december 2017 een (slordig opgezet en slecht geredigeerd) boek over de Schlumpf-geschiedenis, naar eigen zeggen als aanvulling op de eerdere geschriften en met als doel tegenwicht te bieden aan het eenzijdige beeld over de broers. Ze schrijven dat de historie anders is gelopen dan eerder is beschreven. Toen het slecht ging met het textielbedrijf hebben de Schlumpfs overwogen om hun collectie te verkopen om zo het faillissement van de onderneming te voorkomen. Verkoop werd echter door de Franse overheid tegengehouden en daarmee werd de werknemers een afvloeiingsregeling onthouden, aldus het boek. De auteurs zijn het verder niet eens met de stelling dat de verzameling is opgebouwd door geld aan de onderneming te onttrekken. Hun redenering: het grootste deel van de collectie was al in bezit toen het nog goed ging in de textielbranche. Bovendien zijn veel auto's voor weinig geld gekocht en in eigen beheer gerestaureerd. Er is niet zoveel aan te merken op de handelwijze van met name Fritz Schlumpf, menen de Op de Weeghs. De maatschappelijke kritiek dichten zij toe aan de links georiënteerde politiek, media en vakbonden. Bewust is een slecht beeld van de broers en hun handelwijze gecreëerd. Het boek meldt ook dat de collectie ver onder de marktwaarde is overgedaan aan het samenwerkingsverband. Er waren destijds grote verschillen tussen verschillende taxaties. Bij hun naspeuringen zeggen de schrijvers te zijn tegengewerkt door de Franse autoriteiten, overigens zonder daar verder op in te gaan of concrete aanwijzingen voor te geven. De mythe rond de Schlumpf-collectie blijft bestaan.  
 

 

   Bekijk ook:

 

 

Een fenomeen in de autowereld
 
Ook bij een derde bezoek imponeert het automuseum
van Mulhouse met zijn unieke collectie Bugatti's.
De bizarre ontstaansgeschiedenis blijft boeiend. 

augustus 2021