L'Aventure
Peugeot
Sochaux (F)
●
Overzicht van Peugeot-historie
●
Groot scala aan producten
●
Veel auto's uit de pionierstijd
●
Sfeervolle
aankleding
●
Ruimte voor bedrijfswagens
augustus 2021
Vernieuw, maar behoud het goede
Twee
keer eerder deze eeuw bezochten we L’Aventure Peugeot, het merkmuseum in Sochaux.
De laatste keer was alweer bijna veertien jaar geleden. In de tussentijd is het
museum fors uitgebreid. Een mooie aanleiding om tijdens de vakantie nog een keer
terug te gaan. Het werd een feest der herkenning, gemengd met nieuwe indrukken.
Met als conclusie dat wat oud is, toch heel aantrekkelijk kan blijven.
 |
De binnenkomst is anders dan eerst.
Dat ligt niet aan de uitbreiding of het gebouw. De fraaie ingang met zijn
overkapping en trappen is nog net als toen. Het is de pandemie die van zich laat
spreken. Na een aantal dagen Frankrijk zijn we er inmiddels aan gewend geraakt. Bij de
buitendeur gaat het mondkapje voor. Bij de kassa komt de telefoon tevoorschijn.
Een vaccinatie- of testbewijs is strikt noodzakelijk om verder te mogen. Peugeot
volgt de regels strikter dan de musea die we afgelopen dagen hebben bezocht. Alleen de QR-code volstaat niet. Er
moet ook een legitimatie bij, om er zeker van te zijn dat de codes de onze zijn.
Een betrouwbaar gezicht is onvoldoende. Vriendelijk maar resoluut, is hier het
beleid. Als alles akkoord is bevonden en via de telefoon contactloos is betaald,
staat niets een hernieuwde kennismaking in de weg. Het voelt direct vertrouwd,
met als klein verschil dat corona een eenrichtingsverkeer vereist. Op de grond
staan pijlen en her en der is met touwen de doorgang afgezet. Het hindert niet.
De paar praktische maatregelen doen geen afbreuk aan de sfeer. Je kunt alles
bovendien nog uitstekend bekijken. Druk is het op deze zaterdag in vakantietijd
niet. Dat verbaast ons een beetje, want jaarlijks komen er toch 60.000
bezoekers, waarvan een derde uit het buitenland. Toch een bijwerking van corona?
 |
 |
In Sochaux heb je geen
navigatie nodig. De weg naar het museum staat overal aangegeven.
De entree en het eerste
paviljoen. Het voelt vertrouwd na de vorige bezoeken.

Waar is wat te zien?
Plattegrond van het museum. Klik
hier voor vergroting.
Uitbreiding
De opzet van het geheel is onveranderd: een chronologisch-thematische rondgang
via verschillende ‘paviljoens’ die passen bij de periode of het thema. Het in
1988 geopende museum heeft er in 2010 aan de achterzijde 1500 vierkante meter
bij gekregen (het rood omrande deel in bovenstaande figuur), een uitbreiding van het vloeroppervlak met bijna een derde.
Daardoor is er nu ruimte voor 135 auto’s en 50 tweewielers. Dat maakt het
mogelijk meer aandacht te geven aan de naoorlogse periode en aan de
bedrijfswagens van het merk. Gelukkig is niet alles op de schop gegaan. Het was
goed en dat is het nog steeds. Net als de modellen uit onze jeugdjaren: tijdloos
mooi. De presentaties van de beginjaren van de auto brengen je direct in een
andere tijd.
Wie voor het eerst komt, verbaast zich misschien over de vitrines met zaken die
niets met auto’s te maken hebben, maar wel het beeldmerk van de leeuw dragen. We
zagen het eerder, maar zijn opnieuw verrast door de veelzijdigheid van Peugeot
als industrieel familiebedrijf. Lang voordat er fietsen en auto’s bestonden, had
het bedrijf naam gemaakt. Als de verschillende
generaties Peugeot met fabricage wat konden verdienen, pakten ze het op. Met als
resultaat koffie-, peper- en zoutmolens, gereedschappen, naaimachines, wasmachines, vaatwassers, boormachines,
keukengerei, geweren, radio’s, fietsen, scooters, motorfietsen en natuurlijk
auto’s.
 |
 |
Koffiemolens door de jaren
heen.
Wandkoffiemolens met fraaie
afbeeldingen: een aanwinst voor je keuken.
Peugeot maakte daarnaast
gereedschappen en machines.
Ook vuurwapens maakten
onderdeel uit van het aanbod.
Een grote variatie aan
industriële producten met het teken van de leeuw.
Huishoudelijke apparaten en
radio's.
Tijdreis
Omdat Peugeot één van de pioniers is, kun je de ontwikkeling van de auto volgen
aan de hand van dit merk. Hoewel totaal verschillend van opzet en veel minder
groots, is het museum in dat opzicht te vergelijken met dat van Mercedes-Benz.
De tijdreis door de autowereld begint in 1891. Het eerste paviljoen gaat over de
typen tot en met 1904. Het is mooi dat er nog zoveel van die oude auto’s bewaard
zijn gebleven. De meeste zijn gerestaureerd, maar zien er gelukkig niet uit
alsof ze in 2021 uit de fabriek zijn gekomen. Het schijnt dat de uitzonderlijke
decoratie van een Type 4 nog origineel is. De auto uit 1892 is geleverd aan de
Bey van Tunis. De eerste modellen zien er uit als gemotoriseerde koetsen. Al
snel daarna doet de vis-a-vis zijn intrede, waarbij de passagiers achterstevoren
met het gezicht naar de chauffeur zitten. Een voorbeeld daarvan is het type 26
uit 1900. In drie jaar wist Peugeot er destijds 400 te verkopen. De auto staat
in het midden van het paviljoen, ontworpen in Art Nouveau-stijl. De metalen
bogen lijken op die van de oude ingangen van de Parijse metro. Het wagentje
stond er de vorige keer ook al. Waarom ook niet? Vernieuw, maar behoud het
goede. Met die instelling zijn de her-inrichters kennelijk aan het werk gegaan.
De informatiebordjes zijn wel anders. Ze zijn nu tweetalig, in het Frans en
Engels. Dat maakt het voor internationale gasten een stuk gemakkelijker. Zo
leren we dat in Frankrijk in 1900 de meeste auto's werden geproduceerd: 4800
tegenover 4000 in de Verenigde Staten. Na 1905 veranderde dat beeld drastisch.
Bij het bekijken realiseer je je opnieuw dat Peugeot al vanaf het begin een
scala aan modellen en uitvoeringen leverde. Voor twee of meer personen, met
verschillende motoren en met of zonder afdakje. En we zijn nog niet eens in
1905! Na enkele jaren schakelt het merk over op de ‘standaard-opstelling’ met de
motor voorin met daarachter plek voor chauffeur en passagiers.
 |
Het eerste paviljoen in Art
Nouveau-stijl: van de beginjaren tot en met 1904.
Met de hoge fiets en
paardenwagen als voorlopers van de auto.
Vooraan een Type 3 uit 1891:
130 jaar oud dus.
Chassis uit de beginjaren
met een tweecilinder Daimler-motor. Later ging Peugeot eigen motoren
maken.
Het zwaar gedecoreerde Type
4, gemaakt voor de Bey van Tunis in 1892.
De auto is kunstig
beschilderd.
Een Type 8 en Type 5, beide
uit 1893.
Een stuurwiel was nog niet
gebruikelijk.
Bagage nam je bij het Type 8
mee in een mand voorop.
Type 10 en Type 16, met
gedeeltelijke bescherming tegen het weer.
Het Type 26 is van 1900.
Type 36 en Type 33 uit 1901
en 1900.
Type 33 nog met de motor
achterin.
De Types 36 en 56 met de
motor voorin en daarachter plaats voor de passagiers.
De achterpassagier zit
duidelijk op de tweede rang!
Een kleine impressie (1).
Bébé en Lion-Peugeot
Automatisch komen we bij het tweede paviljoen met de generaties tot en met 1918.
In het midden staat de Bébé, het kleine wagentje dat autorijden bereikbaar
maakte voor grotere groepen. De beroemde ontwerper van racewagens en
extravagante modellen Ettore Bugatti is de geestelijk vader. Eergisteren zagen
we in het museum van Mulhouse het prototype, met de voor Bugatti kenmerkende
hoefijzervormige radiator. Ruim 3000 zijn ervan gemaakt tussen 1913 en 1916, een
record voor Peugeot tot dat moment. De naam Bébé was eerder al gebruikt in 1905
als aanvulling op de officiële aanduiding Typ 69.
Het tweede paviljoen toont ook het verhaal over twee autofabrikanten binnen één
familie. In 1896 scheidden de wegen van de neven Armand en Eugène Peugeot zich.
Armand zag wel wat in het nieuwe fenomeen automobiel, Eugène wilde er niet in
investeren en ging verder met het maken van onder meer fietsen. Na 1905 werden
de relaties tussen de takken van de familie beter, toen de zonen van Eugène het
overnamen. Zij zagen wél wat in autofabricage. Afgesproken werd, dat ze zich
zouden concentreren op kleinere modellen. Zo ontstonden twee automerken: Peugeot
van
Automobiles Peugeot en Lion-Peugeot van Fils de Peugeot Frères. In 1910 werden de
familietwisten bijgelegd. Er volgde een fusie. De merknaam Lion-Peugeot werd nog
tot 1916 gebruikt.
 |
Het tweede paviljoen omvat
modellen na de pioniersfase tot en met de Eerste Wereldoorlog.
Twee generaties Peugeot Bébé.
Het rechter model ontworpen door Bugatti.
Als radiatordop het
beeldmerk van de leeuw.
Meer motorfiets dan auto,
deze vierwieler.
De VA van 1907 was het
eerste model van Lion-Peugeot. Het beeldmerk was als dat van de andere
producten.
De modellen van Lion-Peugeot
staan tussen die van Automobiles Peugeot.
Lion-Peugeot VC2 Double Phaeton
1909.
Een Lion-Peugeot van na de
fusie, een V4C3 met een V4-motor uit 1912.
Een Type 81 Double Phaeton.
Bouwjaar 1906. De serie bestond uit 251 stuks.
Een Type 91 van Automobiles Peugeot.
Dit type werd in 1907 en 1908 339 keer gebouwd.
Een uitermate bijzondere
zitpositie voor de passagiers achterin.
Type 125 (1910), de eerste
auto die speciaal als sportwagen werd verkocht.
De auto had een tweecilinder
motor van 1100 cc en een topsnelheid van 50 km/u.
Ook hier een trotse leeuw
voorop.
Type 127 uit 1911: de
carrosserie heeft inmiddels vloeiende lijnen gekregen.
Type 135: 5 liter 22 pk. 376 werden er gemaakt tussen 1911 en
1913.
Art Deco
Door het eenrichtingsverkeer vanwege corona, is de route dwingender dan eerst.
Het stoort niet. Je komt als vanzelf in het volgende tijdvak. De jaren twintig
en dertig nemen afscheid van de Art Nouveau om die in te wisselen voor de Art
Deco. Zwierige vormen maken plaats voor geometrische, decoratieve elementen en
rijke kleuren. De museumopstelling volgt die omslag in de kunstwereld. Het is
nog even mooi als de vorige keer. Auto’s en omgeving worden één geheel. Zo her
en der staat er een naaimachine tussen. Aan de wand hangen tijdvak-gerelateerde
affiches. Peugeot heeft zich ontwikkeld tot een vooraanstaand merk met modellen
voor alle delen van de markt. De Bébé is in 1921 opgevolgd door de Quadrilette,
type 161, met twee zitplaatsen achter elkaar. Een wagentje voor de kleinere
beurs. In het binnenland was het nieuwe merk Citroën vanaf 1919 een geduchte
concurrent geworden.
De motorkap van een Type 156 staat open. Dat is niet toevallig. Dit is niet
alleen het eerste personenwagenmodel uit de fabriek in Sochaux, het is ook een
auto met een bijzondere motor. Al in de jaren twintig experimenteerde Peugeot
met een vorm van zelfontbrander (dieselmotor) in een personenwagen. Het zou nog
jaren duren voordat de combinatie in productie werd genomen.
De absolute blikvanger in dit deel van het museum is het Type 184, een luxe zescilinder limousine
met een carrosserie van Labourdette. Hiermee lonkte Peugeot naar de
welgestelden. Op de radiator staan de letters SS, wat erop duidt dat het gaat om
een kleppenloze schuivenmotor (SS, sans soupapes). De auto ziet er uit als
nieuw. De deur staat open. Ons is een blik gegund in de luxe wereld waarin de
gegoeden van die tijd konden vertoeven.
 |
Op weg naar een volgend
tijdvak. Bovenin de aanduiding voor de eenrichtingsroute vanwege corona.
Een kleine impressie (2).
De jaren twintig en dertig
worden in Art Deco-stijl gepresenteerd.
De presentatie is sfeervol,
met affiches uit die tijd op de achtergrond.
Een Type 159 van 1919 en een
Type 163 uit 1923.
Een limousine met afgesloten
achtercompartiment. Voor de chauffeur is er enkel een afdakje.
Type 190S Cabriolet uit
1930. Van de 33677 gemaakte 190-modellen waren er 4602 een cabriolet.
De Quadrilette was klein en
vooral smal. De passagier zat achter de bestuurder.
Uit 1923 is deze Type 156
Torpedo. De eerste personenauto uit Sochaux met een zelfontbrander.
De 184 is een zeer luxe
auto, bedoeld voor de welgestelden.
Het koetswerk is van
Labourdette.
De zescilinder motor van de
auto heeft geen kleppen maar schuiven.
Het interieur ademt luxe
alom.
Peugeot Type 183, de Six met
zes cilinders. Ruim 12.600 werden er gemaakt tussen 1928 en 1932.
Geschiedvervalsing
Van de vorige keer kennen we de nagebouwde garage. De kritiek geldt
onverminderd: véél te schoon en opgeruimd. De mensen van L’Aventure mogen ons
willen laten geloven dat het zo was, maar daar tuinen we niet in. Een met olie
doordrenkte vloer, oud gereedschap schots en scheef door elkaar heen, stapels
banden en onderdelen, een berg troep: dat hadden de ingrediënten moeten zijn.
Niet een keurige, schone vloer en kraakheldere wanden. Dit neigt naar
geschiedvervalsing. Andere musea laten zien dat het beter kan. Erg is het
allemaal niet. Aan de intentie doet het niets af.
Aan de zijkant, in een volgende nis, staat vervolgens een houten geraamte van
een carrosserie. Zo kun je mooi zien wat er achter het staal of leerdoek
verborgen ging. Tussendoor zien we een oude wasmachine en wringer. Uiteraard met
de merknaam Peugeot erop.
De nagebouwde werkplaats van
een garage van die tijd.
Dit is véél te netjes. Geen
oliespatje te zien.
Zo werd vroeger een
carrosserie gemaakt.
Tussen de auto's staan
andere producten van Peugeot.
Waar alle auto's er
schitterend bij staan, is één model niet gerestaureerd en nog in
originele staat.
De auto werd in 2014
gevonden en is vermoedelijk 69 jaar niet gebruikt.
Cabriolets
Vanaf 1929 komt de beroemde typeaanduiding van Peugeot in beeld: drie cijfers
met een nul in het midden. De wijze van benaming is wettelijk vastgelegd. Zelfs
Porsche moest eraan geloven en werd gedwongen zijn nieuwe sportwagen 901 om te
dopen in 911. We zien hier vele varianten van de 01-reeks, van 201 tot en met
601. Bijna altijd verscheen ook een coupé of cabriolet in de serie. Of een
combinatie van beide, waarbij het metalen dak in zijn geheel in de kofferbak kan
verdwijnen. (Decennia later zou Peugeot de truc herhalen met de succesvolle
206CC.) Vanaf hier merk je de extra ruimte in het museum die is ontstaan door de
verbouwing. De 401 en 601 Eclipse met hun bijzondere dakconstructie komen mooi
tot hun recht. Een derde en vierde cabriolet zijn gebaseerd op de 02-generatie,
ogenblikkelijk te herkennen aan de koplampen achter de grille. De stationcar en
pick-up die we ons van vorige keren herinneren, zijn verplaatst naar de nieuwe
afdeling bedrijfswagens, even verderop.
Als vertegenwoordiger van de oorlogsjaren is er de elektrische VLV uit 1942,
voluit Voiture Légère de Ville, lichte stadsauto. Het is een elektrisch wagentje
met vier twaalfvolts accu’s. Een top van 36 km/u en een actieradius van 80
kilometer waren volgens de fabrieksgegevens haalbaar. Naast een compleet
exemplaar auto staat rechtop het koetswerk. Het laat de eenvoud van het ontwerp
zien.
 |
 |
Vanaf 1929 hebben Peugeots
een typenaam met een 0 in het midden. De 201 is de eerste.
De 601 was het grootste
model in de 01-serie.
Bekijk de impressie (3).
Deze 201 cabriolet heeft een
(oncomfortabel) bankje achterin, wel het schoonmoederszitje genoemd.
Het dashboard was nog
eenvoudig, met de klokken in het midden.
Een 301 Coupé met hoge
grille en laag geplaatste koplampen.
Kenmerkend voor de 02-reeks
zijn de koplampen achter het rooster van de grille.
Een 402B Légère Berline
Sport en een 202 Berline met open dak.
Een 402 chassis met een
dieselmotor uit 1938. De oorlog verhinderde serieproductie van de
dieselpersonenauto.
Peugeot heeft de traditie
van veel modellen ook een cabriolet- en coupéversie aan te bieden. Dus
ook in de 02-serie.
De cabriolet naast de
reguliere vierdeurs.
Alle ruimte voor vier
spectaculaire cabriolets.
601 Eclipse, een coupé die
zich laat transformeren tot cabriolet.
Deze 601 laat zien hoe het
in zijn werk gaat. Het dak verdwijnt in de kofferruimte.
De 601 Eclipse is een
elegante verschijning en ook in die tijd zeer exclusief. Deze uitvoering
werd slechts 21 keer afgeleverd.
Het idee werd voortgezet in
de 02-reeks, zoals deze 402 uit 1937.
Ook een 402 Cabriolet, maar
met een traditionele neerklapbare kap.
De 402 Cabriolet en een 302 Spécial
Sport van Darl'Mat.
Deze sportversie is van 1937. Darl'Mat
was dealer die bijzondere versies aanbood.
37 van deze speciale
modellen werden er gemaakt.
|
DARL'MAT
Émile Darl'mat (1892-1970) startte in 1923 zijn eigen bedrijf in Parijs
als dealer van Peugeot. Hij vervolmaakte de auto's op technisch vlak en
ontwikkelde in de jaren dertig eigen sportwagens op basis van
Peugeot-techniek. De productie was kleinschalig. Aanvankelijk werden de
coupés en cabriolets in de eigen werkplaats gemaakt, maar vanaf 1936 nam
Peugeot de productie voor zijn rekening in de fabriek in Sochaux. Het
bekendste model is de Spécial Sport, gebaseerd op de 302 met een motor
van de 402. In 1937 en 1938 namen enkele wagens met succes deel aan de
24-uur van Le Mans. Dit leidde tot de ontwikkeling van straatversies.
Terwijl de racewagens een aluminium carrosserie hadden op basis van een
houten raamwerk, waren de reguliere modellen geheel van staal. De
aangepaste motor en versnellingsbak werden wel behouden. De totale
productie bedroeg zo’n honderd stuks.
Na
de Tweede Wereldoorlog legde het bedrijf zich vooral toe op conversies
van de 203. Daarvan werden er circa 150 geproduceerd. Het project om een
speciale sportcoupé op basis van de 403 te gaan maken, stopte na vijf
exemplaren. Darl’mat keerde daarna terug naar de wortels van de
onderneming en werd weer ‘gewoon’ Peugeot-dealer.
Foto: de 403 Coupé Darl'mat
in het Peugeot-museum tijdens het eerste bezoek in 2002.
|
|
 |
 |
De elektrische VLV van 1941;
totale productie: 377 exemplaren.
Nog een auto uit de
oorlogsjaren: een 402 met houtgasgenerator om het benzinegebrek op te
vangen.
No-nonsense
We stappen het tijdvak van de naoorlogse jaren binnen. Het is gedaan met de
sfeervolle paviljoens. Geen Art Deco, maar no-nonsense, passend bij de sfeer van
de jaren van de wederopbouw. Het museum heeft niet zomaar een paar oude auto’s
van de sloop gered en tot museumstuk opgewaardeerd. Met zorg zijn enkele
exclusieve modellen uitgezocht. De vierdeurs 203 is er een met een aangepaste
carrosserie van Darl’mat. Er staat een exclusieve 203 Coupé, in 1952
geïntroduceerd en wegens gebrek aan belangstelling een jaar later weer
stilletjes uit productie genomen. Verder zien we een 203 Cabriolet en de door
inspecteur Colombo onsterfelijk gemaakte 403 Cabriolet. Wel met minder deuken
dan de auto van de televisiedetective. De auto’s zijn minder verrassend en
exclusief dan de vooroorlogse, maar niettemin geeft de presentatie een mooi
overzicht van de uitgebreidheid van het Peugeot-aanbod door de jaren heen. De
fijnproever komt ook aan zijn trekken. De gepresenteerde 204 is van het eerste
type, nog met kleine achterlichten en gedeelde achterbumper. De 404 sedan is een
Amerikaanse uitvoering, uiteraard met automatische versnellingsbak. De 604 is
presidentieel, door het Elysée gebruikt nadat Chapron ‘m had verlengd, verhoogd
en gepantserd.
 |
Ontwikkeling van koplampen
door de jaren heen. Van klein naar groot en weer terug naar heel klein.
Een 203 sedan, maar dan in
de uitvoering van Darl'Mat.
De alledaagse auto krijgt
door de aanpassingen een veel sportiever karakter.
Het onderstel van een 203.
De 203 was er
traditiegetrouw ook weer als cabriolet en coupé.
De eigenzinnige gevormde en
dure coupé verdween na 1 jaar weer van het toneel.
Peugeot 403 in de uitvoering
met dieselmotor.
Hier zonder deuken en
schrammen: de 403 Cabriolet die door Columbo onsterfelijk werd gemaakt.
Deze 404 is destijds
verkocht in de Verenigde Staten.
Een houten schaalmodel van
de 404.
Peugeot 404 Break in een
destijds gangbare kleur.
De 404 Cabriolet was
getekend door Pininfarina.
Een 404 Coupé, eveneens van
Pininfarina.
De 104 was bij de
introductie de kleinste vierdeurs auto van een Europees merk.
Een 204 van de eerste serie,
met kleine achterlichten en gedeelde achterbumper.
Een 304 van de tweede
generatie, met een wat hoekiger daklijn.
Cabrio-versie van de 204.
De open 304 combineerde de
carrosserie van de 204 Cabrilet met de neus en motor van de 304.
Een 304S Coupé met grote
achterklep.
504 als Berline en Cabriolet
na de facelift.
De eerste versie van de 504
Coupé is herkenbaar aan de dubbele koplampen en glimmende bumpers.
Verlengd, wat verhoogd en
gepantserd: de 604 voor presidentieel vervoer.
De verbouwer zette zijn naam
op de flanken.
Het achtercompartiment is
flink vergroot.
We hebben ze nog op straat
zien rijden: 205, 309 en 505.
Tweewielers
Het is dat we vooral van de auto’s zijn, maar een uitstapje naar de
tweewielerafdeling is geen straf. Ook hier een veelheid aan soorten en maten.
Fietsen, bromfietsen, scooters en motorfietsen: als het wielen heeft en een
motor, is Peugeot present. Tweewieler moet je trouwens niet al te letterlijk
nemen. Midden jaren vijftig maakte het merk van de leeuw een motorfiets-pickup,
destijds de goedkoopste wijze van gemotoriseerd vrachtvervoer.
Het is een mooie overstap naar de afdeling bedrijfswagens. Door de verbouwing is
daar ruimte voor gekomen. Eerlijk gezegd kenden we ze niet, de vrachtwagens van
Peugeot. Maar al in 1905 was het bedrijf er actief in. Nou klinkt actief
actiever dan het was, want het bleef dat jaar bij vier vrachtwagens. Het ging
ook letterlijk niet veel meer dan stapvoets, want de maximumsnelheid van de
tweecilinder was 22 km/u. De fabriek die Peugeot in 1912 in Sochaux opende,
maakte uitgebreidere productie mogelijk. Tijdens de Eerste Wereldoorlog leverde
de fabriek 6000 auto’s aan het Franse leger. Weinig zijn er bewaard gebleven.
Het museum kon in 2007 een exemplaar kopen van een Franse verzamelaar. Die
krijgt hier nu de ruimte. Vive la France, Vive la Republique!
 |
 |
Het aanbod van tweewielers
is al net zo divers als dat van de auto's.
Een tandem en een
kinderfietsje: Peugeot maakte ze in soorten en maten.
Ook in de wielersport is het
Franse merk een bekende.
Een collectie scooters en
bromfietsen.
Peugeot leverde ook
motorfietsen.
Vervoer voor de kleine
middenstander, al dan niet voorzien van een motor.
Midden jaren vijftig was dit
een populair bedrijfsvoertuig.
De jaarproductie in 1905
bestond uit ver vrachtwagens.
Aan het Franse leger werden
6000 van deze trucks geleverd.
Bestelwagens
Een aantal van de andere bedrijfswagens kennen we nog van de vorige keren. Ze
komen nu veel beter tot hun recht, zoals de brandweerwagen van Lille en de 202
Break met houten zijkanten. Vroeger stonden ze tussen de personenwagens. Het
aantal is fors uitgebreid. Dit deel van het museum is wel minder verfijnd dan
het oudere. Er zijn problemen met de vloer die scheuren en gaten laat zien. De
auto’s maken het echter meer dan goed. Typisch Frans zijn de bestelwagens
waarmee de bakker het brood bezorgde. Je ziet de manden met stokbroden in je
gedachten al achterin staan. Aan de overkant van de looproute staat een
zogeheten varkensneus, de bijnaam voor de bestelwagen van de jaren vijftig. De
auto begon als een product van Chenard & Walcker, met een motor van Peugeot.
Later nam Peugeot de verantwoordelijkheid voor de productie over. De wagen maakt
deel uit van een rijtje dat je kunt typeren als ‘in dienst van de samenleving’.
We zien een ambulance, een bestelwagen van de brandweer en enkele
legervoertuigen. Eén daarvan is het terreinvoertuig dat het Franse merk
ontwikkelde in samenwerking met Mercedes-Benz, de P4. Aan de buitenkant is de
gelijkenis groot. De ster op de neus is vervangen door een leeuw, maar verder is
het een korte Geländewagen. Technisch zijn er echter grote verschillen. Onder de
kap zit een Franse krachtbron. Waar de Duitsers hun G-serie nog altijd
aanbieden, is de Franse versie al in 2008 afgeschreven. Anders dan zijn Duitse
familielid had de P4 op de civiele markt geen succes.
 |
 |
De oude brandweerwagen uit
Lille behoort al heel lang tot de collectie.
Met een dergelijke
uitrusting is de inzetbaarheid bescheiden.
Bestelwagens waarmee bakkers
hun stokbroden en andere waren rondbrachten.
De 201 T Boulangère werd
tussen 1931 en 1933 gebouwd. Totale productie 1676 stuks.
De SK3 Boulangère uit 1937
heeft de voorkant van de 302 gekregen.
Dit is een van de 450 die
ervan zijn gemaakt.
De 1800 cc viercilinder had
43 pk en kon 800 kilo meenemen.
Een schitterende 202 Break.
Zij- en achterkant zijn van
hout. Dat vergde zorgvuldig onderhoud.
Ruim 11000 DMAH-modellen
werden tussen 1941 en 1948 gemaakt. De motor is een tweeliter uit de
402.
Het reclamebusje van het
museum, aanvankelijk door Chenard & Walcker op de markt gebracht.
In de volksmond kreeg de
auto al snel de bijaam varkensneus.
Een gesloten bestelwagen van
de brandweer op basis van een Peugeot 203.
Een 404 Pick-up en een 504
Pick-up omgebouwd tot pausmobiel.
Auto's voor het Franse
leger: de Q3A van 1949 en de J5 4x4 van 1990.
In samenwerking met
Mercedes-Benz werd de P4 ontwikkeld. In plaats van de ster een leeuw op
de neus.
Een J7 voor groepsvervoer
voor scholieren en een J9 als ambulance.
Racewagens
Niet alleen de bedrijfswagens hebben meer ruimte gekregen. In een soort
parkeerkelder, onder een vloer die geschikt is voor feesten en partijen, zijn
historische race- en rallywagens neergezet. In de vroege jaren van de
autogeschiedenis, maar ook deze eeuw nog, is racen goed voor positieve
publiciteit. Mits de resultaten goed zijn, uiteraard. Een hele wand met bekers
en trofeeën moet aantonen dat dit het geval is. Doorgaans hebben we voor
racewagens niet zoveel belangstelling. Maar deze afdeling geheel links laten
liggen, gaat te ver. Een 301C boekte immers indrukwekkende prestaties tijdens
een
uithoudingsrace in 1932. In 1937 ontwikkelde Peugeot-dealer Darl'Mat in
samenspraak met de fabriek een speciale sportversie van de 302 met een motor van
de 402. De auto deed mee aan Le Mans, als opwarmer voor de deelname van een 402
het jaar erop. Die auto behaalde de eerste plaats in de categorie
tweeliter-auto's. In 1967 deed aan
dezelfde roemruchte race een racewagen-prototype mee die Charles Deutsch samen
met Peugeot had ontwikkeld. Het informatiebordje meldt niets van de uitslag. Die
zal wel niet denderend zijn geweest, is dan de conclusie. In de stalling heeft
ook de bekende eenpersoons 404 Diesel uit 1965 een plekje gevonden.
 |
De racewagens zijn
ondergebracht in een soort garage. Erboven is ruimte voor feesten en
partijen.
Om de 301 te promoten werd
in 1932 met deze auto 24 uur lang gereden met een gemiddelde van 110,417
km/u.
302 Spécial Sport 1937, met
een chassis van de 302 en motor van de 402.
Er is werk van gemaakt om de
auto een gunstige stroomlijn te geven.
De eenpersoons 404 met
dieselmotor zegevierde in 1965 bij een uitputtingsslag.
Deelnamer aan Le Mans 1967,
deze co-productie van Charles Deutsch en Peugeot.
Deze speciaal geprepareerde
rallywagens lopen niet weg voor een moeilijk traject, al is het door de
woestijn.
De prijzenkast voor race- en
ontwerpprestaties.
 |
Concept cars
We verlaten de ‘keldergarage’ en komen bij de concept cars terecht. Creatieve
geesten van de ontwerpafdeling mogen hun gedachten over auto’s van de toekomst
laten gaan. De gaafste ideeën worden dan op ware grootte uitgevoerd. Ze staan
vervolgens te glimmen in de spotlights van de internationale
autotentoonstellingen. Elementen zie je soms jaren later terug in
productiemodellen. Een aantal van die creaties is uit het depot naar het museum
gehaald. Laag en slank of juist hoog en stoer: spraakmakend en grensverleggend
zijn ze in elk geval. Dat is ook precies de bedoeling. Of het wegbeeld er nou
beter op zou worden als ze zó in productie zouden gaan, is de vraag. Of
eigenlijk is het geen vraag.
Het museum heeft een bescheiden ruimte gereserveerd voor tijdelijke
tentoonstellingen. Voor dit seizoen is een inspiratieloos thema gekozen: 30 jaar
106. In de geschiedenis van het merk zijn er weinig modellen geweest met minder
uitstraling. Het wagentje werd ontwikkeld als opvolger van de iconische 205,
maar die bleef zo populair bij de klanten dat de 106 er gewoon naast kwam.
Helemaal oninteressant is het niet, want we zien ook een voorstel voor een
cabrioversie. Meer dan een eenvoudig showmodel is het niet. De deuren zijn met
lijntjes van plakband aangegeven en de koplampen bestaan uit zwarte tape. Dit
was kennelijk voldoende om tot een oordeel te komen: we gaan ‘m niet maken.
 |
In 1984 verscheen deze
Quasar.
De techniek van de 205 T16
zorgde voor de aandrijving.
Een schaalmodel van de
Elixir uit 2003.
Een terreinbeest, de Hoggar
uit 2004.
Stoer zeker. Elegant? Mooi?
De supersportwagen 907 met
V12-motor is alweer van 2004.
De hybride Peugeot SR1 stond
in 2010 op de salons.
Een nieuwe interpretatie van
de GT, aldus de ontwerpers.
Volledig elektrisch, de BB 1
uit 2010, speciaal geschikt voor gebruik in de stad. Gewicht 600 kilo.
In 2014 stond de Quartz als
moderne cross over op de Parijse salon. Vermogen: 500 pk.
In de Exalt is de stijl van
de huidige modellen terug te vinden.
Alleen de 106 Cabriolet als
studiemodel is de moeite waard bij de tijdelijke tentoonstelling.
Hoe aardig misschien ook,
het besluit was snel genomen: deze auto komt er niet.
Aan de tijdelijke
tentoonstelling over de 106 besteden we weinig aandacht.

Promotiefolders
door de jaren heen, in verschillende talen, waaronder het Nederlands.
Balans
Na de uitgebreide rondgang maken we de balans op. Veel van het oude is behouden
gebleven. Dat is goed. Een succesformule moet je niet willen veranderen om het
veranderen. De uitbreiding heeft het museum goed gedaan. Er is meer ruimte. Dat
is mooi, want de historische collectie is omvangrijk. In de depots staan nog
veel meer auto’s. De paviljoens van de moderne tijd zouden wat meer tijdgebonden
aankleding verdienen. Een enkel beeldscherm is niet voldoende om een tijdsbeeld
weer te geven. De inrichters moeten dan ook even de vloer in het
bedrijfswagendeel onder handen nemen. En tot slot zou een efficiënter
georganiseerde brasserie ook welkom zijn. Er blijft altijd wat te wensen over.
Naar inmiddels goede traditie is een bezoek aan de museumwinkel het slotstuk van
onze hernieuwde kennismaking met de Peugeot-historie. Met twee boeken en een
paar miniaturen (overjarige modellen, tegen uitverkoopprijsjes) vertrekken we om
half vier naar ons tijdelijk appartement in Colmar. De laatste foto is bij de
toegangspoort, net als veertien jaar terug. Alleen de zon schijnt feller en de
auto is anders. Het gevoel is net zo goed als toen.
■
 |
Boven en onder: zoek de
verschillen tussen 2007 en 2021.
 |
Trots op het teken van de leeuw
Reis naar Sochaux, waar de oudste Peugeot-
fabriek
en
het unieke museum van het merk
zijn gevestigd.
In beide namen we een kijkje.
oktober 2007 - aanvulling juni 2009
|
 |
|