Museo
Nazionale
dell'Automobile
Turijn (I)
●
Geschiedenis van Italiaanse autoproductie
●
Bijzondere auto's uit de Italiaanse historie
●
Tijdelijke tentoonstelling 100 jaar Bertone
●
Doordachte wijze van presenteren
●
Nadruk op belevingscommunicatie
oktober 2012
Verbeelding als gids door de tijd
Na een grondige verbouwing van vier
jaar werd in 2011 het nationaal automuseum van Italië heropend. Het in het oog
springend gebouw aan de oevers van de Po accentueert de liefde voor
bijzondere vormgeving van de Italianen. Binnen is de eigentijdse presentatie van
de historische collectie een andere uiting van die liefde. De verbeelding neemt
de bezoeker mee aan de hand.
 |
In een donkere zaal staat, mooi
uitgelicht, een rode koets. Op een projectiescherm trekken paarden in galop de
koets voort. Ook de koetsier wordt geprojecteerd. Uit luidsprekers klinkt
hoefgetrappel. De projectie verandert. De paarden verdwijnen in het niets. Een
schijnwerper gaat aan en belicht het achterste deel van de koets. In het licht
blijkt daar een motor te zijn, een stoommotor. De projectie van de koetsier is
veranderd in een projectie van een chauffeur. Het is namelijk geen koets maar
een auto, ontstaan in 1854 toen Virginio Bordino een rijtuig voorzag van een
stoommotor. Met moderne technieken wordt woordloos de overgang van het paarden-
naar het autotijdperk uitgebeeld.
De koets van Bordini verandert in
een stoomwagen.
Verbeelding
Deze eerste zaal op de tweede verdieping van het Museo Nazionale dell’Automobile
di Torino is tekenend voor de nieuwe inrichting. Het draait allemaal om de
verbeelding. De historie van de auto komt via beleveniscommunicatie tot de
bezoekers. Dit is geen saai museum, maar een wandeling door een geschiedkundig
landschap waar je als bezoeker deel van uitmaakt. Een belangrijke doelgroep
vormt de jeugd. Een museumbezoek als onderdeel van de lessen geschiedenis. Op
deze manier is leren leuk. Let wel: het is geen kermis. Het is een echt museum
met ruim 200 waardevolle historische auto’s uit verschillende landen. Voor
deskundigen is het documentatie-centrum met tienduizenden documenten en foto’s
een bron van kennis.
Het vernieuwde gebouw ziet er ook
van buiten bijzonder uit.
Thema’s
De expositie is overzichtelijke opgezet. De tweede verdieping geeft een beeld
van de ontwikkeling van de auto in de twintigste eeuw tegen de achtergrond van
de maatschappelijke verhoudingen. Op de eerste verdieping draait het om de
invloed van de auto op de samenleving. Verschillende thema’s worden uitgediept.
De begane grond is het domein van het design, onlosmakelijk verbonden met de
Italiaanse auto-industrie. Turijn staat bekend altijd het centrum van de
automode, met vele beroemde koetswerkbouwers en
-ontwerpers. De mensen van Pininfarina, Bertone, Giugiaro, Michelotti en Ghia – om er maar enkele te noemen
– creëerden haute couture van metaal zoals de modekoningen van Parijs dat met
stof deden. In het najaar van 2012 staat het museum met een tijdelijke
tentoonstelling stil bij het honderdjarig bestaan van ontwerphuis Bertone.
Herfst 2012: een speciale
tentoonstelling vanwege het honderdjarig bestaan van Bertone.
Borstbeeld
Laten we niet alles door elkaar halen en beginnen bij het begin, de imposante
hal op de begane grond. Deze is bij de verbouwing ontstaan. Vroeger was dit een
binnenplaats. Het ontwerp is van Cino Zucchi. Voor de muurbedekking koos hij
voor bewerkt metaal. De ruimte kan worden gebruikt voor lezingen en
bijeenkomsten. Er staat een borstbeeld van Carlo Biscaretti di Ruffia, aan wie
het museum is opgedragen. Hij is de zoon van één van de stichters van Fiat (in
1899) en van de oprichter van de Automobiel Club van Turijn. Hij is industrieel
en grafisch ontwerper en journalist, maar vooral bovenmatig geïnteresseerd in
het nieuwe fenomeen auto. Als jonge man is hij rechtstreeks betrokken bij de
organisatie van de eerste autoraces in Italië, begin twintigste eeuw. Voor zijn
vriend Vincenzo Lancia ontwerpt hij het beeldmerk van diens automerk. In 1932
start hij met het verzamelen van oude auto’s en is de grondlegger van het
nationaal automuseum. Zijn levenswerk is het realiseren van een eigen behuizing
voor de collectie. Eind jaren vijftig verandert de droom in realiteit. Er wordt
een speciaal gebouw ontworpen, gelegen tussen de Po en de Lingottofabriek van
Fiat. De opening van het museum op 3 november 1960 heeft de initiatiefnemer niet
meer mogen meemaken. Hij overlijdt in 1959, 80 jaar oud.
 |
 |
In de moderne hal staat het
borstbeeld van Carlo Biscaretti di Ruffia, initiatiefnemer van het museum.
Zelfbeweger
We nemen de lift naar twee. Hier start onze geschiedenisreis. De centrale hal is
‘Genesis’ gedoopt: het begin van het zelfbewegende voertuig. In het midden staat
een kopie van de stoomwagen van Cugnot op zeventig procent van de ware grootte.
Kun je dit voertuig uit 1769 de eerste automobiel – zelfbeweger – noemen? Het is
zeer de vraag, leert een wand met voorbeelden door de eeuwen heen. Wind- en
stoomkracht spreken al vroeg tot de verbeelding. Sommige ideeën blijven steken
in louter een uitwerking op papier, andere leiden tot een prototype. Nergens
wordt zo duidelijk dat de auto niet is uitgevonden, maar het resultaat is van
een evolutie. De Patentwagen van Carl Benz uit 1886 is niet het startpunt, maar
onderdeel van een veel langer ontwikkelingstraject. Bedoeld of onbedoeld zetten
de Italianen de Duitsers op hun plaats.
De stoomtractor van Cugnot van 1769
is een replica op 70% van de ware grootte.
Het opmerkelijkst is de grote
stoomketel voorop.
Plastic
Na de zaal met de Bordino gaat het over de snelheidsrecords van het nieuwe
verschijnsel auto. De recordwagen van Jenatzy van 1899 is net als de Cugnot niet
origineel. De modellen in de volgende zaal, de “Grande Garage del Futuro”, zijn
dat wel. Hier staat een schat aan pionierautomobielen zij aan zij als in een
garage van begin vorige eeuw. Versleten hout, rubber en leer is zoveel mooier
dan een tot in de puntjes gerestaureerde klassieker. Bij sommige auto’s is de
bekleding – of liever: wat daar nog van over is – afgedekt met plastic. Dat moet
verder verval helpen voorkomen. Eén van die auto’s is een heel vroege Fiat, een
4HP. Op het koperen merkplaatje staat nog de volledige naam Fabbrica Italiana
di Automobili Torino met daaronder nummer 111.
De Grande Garage del Futuro met een
schat aan vroege klassiekers.
De pionierjaren van de auto trekken
hier aan je voorbij.
Het eerste model Fiat,
4HP, van 1899. Plastic beschermt de bekleding.
Peking
Voorbij de garage is een zaal die de ontwikkeling toont van de auto tot luxe
vervoermiddel, vooral voor de welgestelden. De wereld wordt verkend, letterlijk
en figuurlijk. In 1907 organiseert de Franse krant Le Matin een beproevingsrit
van Peking naar Parijs. De Itala van prins Scipione Borghese, zijn mecanicien
Ettore Guizzardi en de journalist Luigi Barzini van de Corriere della Sera komt
als eerste aan in Parijs. In zestig dagen volbrengen ze de rit. Pas twintig
dagen later volgt nummer twee. Nu staat die winnende wagen hier in de
schijnwerpers, met zijn twee reusachtige benzinetanks aan beide zijden. Een berg
koffers symboliseert de hoeveelheid bagage die nodig was om de 16.000 kilometer
te overbruggen. (Ook een Nederlandse Spyker volbracht de tocht. Die auto is
echter verloren gegaan.)
De Itala 1907, winnaar van
Peking-Parijs in datzelfde jaar.
Luxe auto's uit de eerste
tien-vijftien jaar van de vorige eeuw.
Sfeervolle decors en mooie
verlichting geven de auto's extra aandacht. Links een Fiat uit 1906.
Beroemde Italiaanse namen van
weleer: Isotta Fraschini 1929 en 1920 (links) en Itala 1909 (rechts).
Tegenstellingen
Muziek is het centrale thema van de swingende jaren twintig. Door de
luidsprekers klinken de bijpassende klanken. Een bordkartonnen combo speelt er
lustig op los. Monitoren tonen filmbeelden uit de tijd. Het is alsof je er zelf
bij bent. De ruimte is donker, de schijnwerpers geven de auto’s alle aandacht.
Foto’s maken mag, maar is praktisch ondoenlijk voor de amateur met een simpel
toestel.
Het museum laat prachtig de tegenstellingen in de jaren dertig zien: de
hoogtijdagen van de meest luxe auto’s ooit tegen de achtergrond van de grootste
economische crisis aller tijden. Eén kant van de zaal toont een gigantische foto
van een galadiner met heren in smoking en dames in galajurken. Voor de foto
hangen enkele kroonluchters en staat een luxe Mercedes-Benz. Aan de andere zijde
van de zaal zien we een foto van een lange rij werklozen die staan te wachten op
hun stempeltje. Voor hen is zelfs de minimale Austin Seven nog een onbereikbaar
doel. Twee foto’s geven ragfijn de bizarre maatschappij van de jaren dertig
weer. Een Jeep in een decor van een verwoeste stad weerspiegelt de oorlogsjaren.
Woorden zijn overbodig.
 |
 |
Een luxe Rolls-Royce 40-50HP uit
1914, in aanloop naar de swingende jaren twintig.
Rijkdom uit de jaren dertig:
Mercedes-Benz 540K (foto: wikipedia).
Succesmodellen uit de Italiaanse
autohistorie van de tweede helft jaren dertig, de Fiat Topolino en Lancia
Aprilia.
New York
We komen vervolgens terecht in wat het museumplattegrondje de Italiaanse en
Franse revolutie noemt. Drie auto’s beelden dat tijdvak uit. Een doorbraak op
vormgevingsgebied is Pininfarina’s Cisitalia, een creatie die het heeft geschopt
tot onderdeel van de permanente collectie van het Museum of Modern Art in New
York. Een Fiat sportwagen uit 1954 is niet alleen bijzonder vanwege het
futuristisch uiterlijk, maar ook door zijn experimentele turbineaandrijving. In
alle opzichten baanbrekend is de Citroën DS, hier als tentoonstellingsversie
zonder wielen. De inrichters hebben zich mogen uitleven en kozen voor typerende
details. Rollen tekenpapier staan schijnbaar achteloos in een bak achter de
Cisitalia. Tekeningen hangen aan de wand alsof de ontwerper even van zijn plek
is weggelopen en zo weer terugkomt.
Cisitalia (1948) en Fiat Turbina
(1954); de
tekenaars lijken net weg te zijn gelopen.
Links een Alfa Romeo Giulietta
Sprint (1954), rechts
de Citroën DS (1955) als showmodel.
Overspuiten
Als Italië de achterstand in motorisering na de oorlog in sneltreinvaart
inhaalt, wordt toerisme onderdeel van het leven. Aanvankelijk speelt de scooter
een hoofdrol, later de kleine auto, het handelsmerk van Fiat. Een Multipla trekt
de aandacht vanwege zijn metallic-paarse dak. De eerste reactie is: hoe hebben
ze dat zo fout kunnen overspuiten? Kijk je wat verder, dan zie je veel meer
bijzonderheden. De auto heeft moderne ruitenwissers voor én achter, hedendaagse,
gestroomlijnde buitenspiegels, xenon-koplampen en een airco. De aanpassingen
zijn van 1995, aangebracht ter gelegenheid van een tentoonstelling over Turijns
design. De huidige
populariteit van de familiewagen vindt zijn oorsprong in een idee van decennia
geleden. Tijden veranderen en toch ook weer niet. Dat is het verhaal dat deze
auto vertelt, opnieuw zonder woorden.
De Multipla verbindt vroeger met
heden en heeft merkwaardige moderne accessoires.
Om de kleinheid van de Vespa (1958) te
onderstrepen, komt deze uit een Dinky Toys-doosje.
Langspeelplaten
Beelden als taal. De hele inrichting van het museum heeft op deze manier
gestalte gekregen. Een Vespa is zo’n klein autootje dat het uit een doosje van
een Dinky Toy komt gereden. Auto’s zijn illustratiemateriaal op reusachtige
hoezen van langspeelplaten. De Citroën 2CV is als Lelijke Eend hét symbool van
de jaren van de flower power. Een opengewerkte Volkswagenbus verbeeldt de
Woodstockgeneratie die niets moeten hebben van de rijkeluisbolides zoals Ferrari
en Lamborghini ze aanbieden. Een Poolse Syrena en de onvermijdelijke Trabant
zijn de symbolen die passen bij de val van de Muur. Het zoeklicht van de
grensbewaking gaat van links naar rechts en van boven naar beneden. Er is niet
aan te ontkomen. Hoe kun je een betere sfeertekening geven? Twee toekomststudies
van Fiat aan beide zijden van een auto met zonnecollectoren ronden de reis door
de twintigste eeuw af. Aan de overkant zorgt een autokerkhof voor de nodige
relativering.
 |
 |
Fiat domineerde de Italiaanse
autowereld. Links een 1900B Gran Luce, rechts de 600 en 500.
De Citroën 2CV als symbool van de
jaren zestig, de Poolse Syrena (1973) die van het IJzeren Gordijn.
Platenhoezen met auto's als
illustraties.
Een Ferrari 365 GT4 (1973) als toonbeeld van
Italiaanse ontwerpkunst.
Toekomststudies van Fiat als laatste
onderdeel van de rondgang door de 20e eeuw.
Phoenix II Solare (1987), een auto op zonne-energie: ziet zo
de toekomst er uit?
Opgeslokt
De trap leidt naar de eerste verdieping. Historische modellen van Fiat, Lancia
en Alfa Romeo zijn het stille decor. Het centrale thema op deze vloer is ‘de
mens en de auto’. Weer is de uitwerking verrassend. Op een grote plattegrond van
Turijn zijn de vestigingsplaatsen gemarkeerd van de tientallen autofabrieken en
-fabriekjes die de stad in de loop der tijd heeft gekend. Sommige hebben maar
kort bestaan, andere zijn na langere tijd opgeslokt door de machtige heerser van
de stad, het concern van de Agnelli’s. Niet toevallig is de enige auto op de
plattegrond een Fiat, op het dak het symbool van Turijn meetorsend.
De gereïncarneerde moderne 500 in drie stadia van ontwikkeling geeft inzicht in
de geautomatiseerde automobielbouw van 2012. Het moet de inwoners van de stad
raken dat deze populaire auto tegenwoordig in Polen wordt gebouwd in plaats van
binnen de stadsgrenzen, zoals veel van zijn voorgangers.
 |
 |
In de hal van de eerste verdieping
Italiaanse auto's door de jaren heen, links een Fiat (1928), rechts een Itala (1912).
Een sportieve Alfa Romeo RL SS uit
1926 met deels
houten koetswerk.
Een Cisitalia 202 SMM Nuvolari
(1947) met daarachter een Lancia B20
Aurelia Coupé (1958).
Het museum laat de ontwikkeling van
de techniek zien.
Een motor van Isotta-Fraschini.
De plattegrond van Turijn met
aanduiding waar ooit autofabrieken en -fabriekjes waren.
De nieuwste Fiat 500 in
verschillende stadia van productie.
Een Fiat 850 Special (1969) en Autobianchi
Primula (1967).
De Autobianchi Bianchina (1959) was de
exclusieve zuster van de Fiat 500.
Verkeersborden
De bezoeker kan individueel kennismaken met autoreclamefilmpjes door de jaren
heen. Wie alles wil zien, is met een uurtje niet klaar. Met een knipoog en een
glimlach confronteert het museum zijn gasten verder met de overheersing van ons
dagelijks leven door de auto. Verkeersborden zijn verworden tot een
ondoordringbaar metalen bos. Op alternatieve wijze is een woning ingericht.
Zitbank, wandmeubel en bed zijn gemaakt van delen van een auto. In de
aanrechtkastjes, de koelkast, het fornuis en de afwasmachine herken je deuren en
achterkleppen van populaire vierwielers als de Panda en Renault 4. Zelfs de
etenswaren op tafel hebben de vorm van een auto. En waarom zou je de heg in je
tuin niet in de vorm van een Fiat 500 knippen?
Een Fiat 500 beplakt met
miniatuurautootjes en als heg.
De eettafel - met inbegrip van het
eten - geheel in stijl van de auto.
Een Franse Bedelia uit 1911 met een
merkwaardige opstelling voor chauffeur en passagier.
Lawaai
Het meest spectaculaire onderdeel van het museum is onbetwist de
racewagenafdeling. Een beeld- en geluidspresentatie van tientallen meters lengte
achter een collectie racewagens is een show van kracht, dynamiek en snelheid.
Rennende paarden, het vuur van ijzer smeden en de lijnen op het asfalt van de
racebaan trekken in duizelingwekkende vaart aan je voorbij, met flink veel
lawaai ter ondersteuning van het effect. De rood-witte wegzijkanten bewegen om
de indruk te geven dat de auto’s voortrazen. Hier wordt de bezoeker meegezogen
in een wereld van licht en geluid die nog overweldigender is dan de collectie
historische racewagens op de voorgrond. Je zou bijna de exclusiviteit daarvan
over het hoofd zien. Dit is beleving op en top.
Historische racewagens van Fiat uit
1907 en 1914.
Op de achterwand mondt een
indrukwekkende prestatie uit in een aanduiding van de merken, typen en
jaartallen.
De show doet je bijna vergeten dat
hier historische modellen staan.
Rennende paarden als achtergrond van
het racegeweld.
►
impressie van de racewagenpresentatie
Veiling
We dalen af naar de begane grond, terug naar de rust. Ter ere van het
honderdjarig bestaan van koetswerkbedrijf Bertone is de standaardtentoonstelling
over de kunst van het ontwerpen deze herfst aangepast. In de expositieruimten en
op de draaiplateaus staan allemaal modellen uit de overgebleven
Bertone-collectie. Om het hoofd boven water te houden moest de familie na het
faillissement van het bedrijf vorig jaar een aantal auto’s naar de veiling
brengen. Op videobeelden uit 2011 vertelt de weduwe van Nuccio Bertone dat ze
ondanks de tegenslagen de toekomst met vertrouwen ingaat. De erfenis van haar
man zal ze niet verkwanselen. Tot die erfenis behoren serieproducten en
extravagante showmodellen. Een Chevrolet Corvair met omhoog klappend koepeldak
steelt de show. Recente studieontwerpen zijn een Aston Martin Shooting Brake en
Jaguar XJ. Jammer dat ze niet in productie gaan. De auto’s zouden het
straatbeeld veraangenamen zoals eerder de Fiat 850 Spider, Alfa Romeo Montreal,
Giulietta Coupé en Fiat Dino dat deden. Uitzonderingen bevestigen ook hier de
regel: het is maar goed dat de verlengde Fiat X1/9 een prototype is gebleven!
 |
 |
Een prototype uit 1995, de Lancia
Kayak.
Bertone ontwierp verschillende Alfa
Romeo's.
De Giulietta SS (1957) werd in productie genomen, de
GT Cabriolet (2005) niet.
Alfa Romeo Montreal, Fiat X1/9 en
Lancia Stratos: drie productiemodellen van de hand van Bertone.
Links nogmaals de Alfa Romeo
Montreal, rechts de Lamborghini Miura.
Deze showcar is gebaseerd op een
Chevrolet Corvair (1963).
De Corvair, en dus ook deze coupé,
had de motor achterin. Vandaar de koelsleuven onder de achetrruit.
Een Alfa Romeo Spider en de Fiat 850
Spider (in Amerikaanse uitvoering).
Het is maar goed dat de verlengde
Fiat X1/9 nooit een serieproduct is geworden.
Deuren kunnen ook anders open, zoals
bij de Lamborghini en het studiemodel Alfa Romeo Carabo (1968).
Ontwikkeling in bijna 40 jaar: de
showmodellen Runabout uit 1969 en Barchetta uit 2007.
Ook ontwerpen van het laatste
decennium
staan op de show: een BMW Coupé en Aston Martin Jet (2004).
De Fiat Dino Coupé ging wel, de
Jaguar B99 (helaas) niet in productie.
►
bewegende beelden van de tijdelijke tentoonstelling
Kelder
Het Museo Nazionale dell’Automobile di Torino heeft internationale allure, maar
is tegelijkertijd echt Italiaans. Het dikke catalogusboek, waarvan er in de
museumwinkel honderden op stapels liggen, is er alleen in het Italiaans. De
foto’s van alle modellen maken de uitgave toch ook voor buitenlanders de moeite
waard. Het boek leert bovendien dat er in de kelder van het museum nog
interessante modellen staan die geen onderdeel uitmaken van de permanente
expositie. Aan de ene kant is dat jammer, anderzijds maakt het de
geschiedenisreis niet minder boeiend. Meer is niet altijd beter en de bezoeker
mist ze niet.
Met een espresso, cappuccino en een paar broodjes ronden we het bezoek af. De
honger naar kennis over de historie van de Italiaanse auto-industrie is
afgelopen uren op smaakvolle wijze gestild met de verbeelding als uitstekende
gids.
■
|