BMW's Mini-fabriek

Oxford (VK)



● 
Fabrieksbezoek
●  Vergaande robotisering
●  Op weg naar de toekomst
●  Miljoeneninvestering
●  Expositie historische modellen


augustus 2023

  


Oxford van traditie naar toekomst  
 

Een verblijf van een paar dagen in Oxford is een mooie aanleiding om opnieuw een bezoek te brengen aan de autofabriek waar BMW iedere werkdag duizend exemplaren van de Mini produceert, elke 67 seconden één. Opnieuw, want in 2009 waren we ook te gast. De snel veranderende autowereld geeft dit fabrieksbezoek een extra dimensie. De overschakeling naar elektrisch rijden betekent een forse wijziging in de autoproductie. De bedrijfsleiding in München beslist over de strategie. De Mini mag dan op en top Brits zijn met de achterlichten in de vorm van de Union Jack, in Duitsland wordt de toekomst bepaald.    
 


Vanuit het historierijke centrum van Oxford is de fabriek met het Mini Visitor Centre niet moeilijk te vinden. Je rijdt de stad uit via de Abingdon Road richting de Eastern By-Pass Road en de bruine richtingborden wijzen je verder de weg. Het bezoekerscentrum heeft wat de borden betreft dezelfde status als een toeristische attractie. De ontvangstruimte voor gasten is bij Building 81. De entree is nieuw, tegen de meer dan honderd jaar oude fabriek aangeplakt. Verleden, heden en toekomst lopen door elkaar heen, zoals overal in deze stad. Gisteren liepen we door de Longwall Street in het centrum, waar William Morris in 1913 startte met het produceren van auto’s na ruime ervaring te hebben opgedaan met reparatiewerkzaamheden. Al heel snel daarna verhuisde het bedrijf naar de huidige locatie van de Mini-fabriek in het stadsdeel Cowley, destijds een afzonderlijke gemeente. De autofabricage is er nooit meer weggegaan. De stamboom van de Mini begint bij Morris.
(Meer over de Mini-historie in het reisverslag uit 2009, zie onderaan dit artikel.)
 

Het ontvangstcentrum is vernieuwd en tegen de oude fabriek 'aangeplakt'. 
 

Bureaulamp
De gevel van het pand in hartje Oxford is er nog altijd, maar het gebouw erachter is tegenwoordig in gebruik voor studentenhuisvesting. Er is een soort van etalage ingericht met aandacht voor het verleden. Er hangen wat tekstborden en foto’s, aangevuld met een oude bureaulamp van de heer Morris, een radiator van zijn eerste automodel, wat olieblikken en het eerste briefpapier van zijn nieuwe bedrijf. Ten opzichte van veertien jaar geleden zijn alleen de tekstborden anders. Een mooie actuele foto zit er helaas niet in. Precies voor het raam met de historie staat op dit moment een steiger. Bouwmedewerkers zijn bezig met het dak. Als je het verleden voor de toekomst wilt bewaren, zijn onderhoud en aanpassingen noodzakelijk. Het is ook een mooi symbolisch beeld voor de autowereld. In Oxford weten ze alles van voortdurende veranderingen.

 

 

Het oude pand aan de Longwall Street in Oxford wordt opgeknapt. 

Van onder de steiger twee fotootjes van de tekstborden in de etalage. 

Mini
BMW startte in 2001 de productie van de nieuwe Mini, een reïncarnatie van het oorspronkelijk model uit 1959 dat veertig jaar (!) in productie bleef. Ruim 5,3 miljoen werden er daarvan gemaakt, met de grootste jaarproductie - zo'n 300.000 stuks - in de eerste helft van de jaren zeventig. De naam Mini is een overblijfsel uit de tijd dat de Britse auto-industrie nog aanzien en bestaansrecht had, begin jaren zestig. Dat is inmiddels lang geleden. Austin, Morris, BMC, British Leyland, MG Rover: allemaal namen die al lang tot de historie behoren. Alleen Mini wist dankzij BMW fier overeind te blijven. De auto is Duits maar blijft Brits en is Brits maar feitelijk Duits. Geen Brexit heeft daar een eind aan kunnen maken. De overname door BMW in de jaren negentig was voor de werkgelegenheid in Oxford en omgeving een zegen. De leiding in München heeft kort geleden nogmaals onderstreept dat Oxford de thuisbasis van Mini blijft, ook al vindt een deel van de productie elders plaats, zoals in China. 
 

Vanaf het begin presenteerde BMW de nieuwe generatie Mini als een echte Britse auto. 
 

München
Letterlijk een dag na ons bezoek presenteert BMW een nieuwe Mini Cooper, de vierde generatie sinds 2001. De productie daarvan start later dit jaar met de elektrische versies. Die worden dan niet in Oxford gemaakt, maar in China. De Britse fabriek is onvoldoende toegerust om dat efficiënt te doen, heeft München geconcludeerd. Er is een investeringsprogramma aangekondigd van zo'n 600 miljoen pond om de fabrieken in Swindon en Oxford vanaf 2026 geschikt te laten zijn voor het maken van de elektrische modellen Cooper en Aceman. Tot die tijd blijft de fabriek alleen de benzineversies van de drie- en vijfdeurs produceren. Vanaf 2025 komt daar de cabriolet bij. Dat is goed nieuws voor de werkgelegenheid dáár. Nu nog komt dat model uit de VDL-fabriek in het Limburgse Born. Hoe was het ook alweer? De één zijn dood, is de ander…  Op termijn zullen er jaarlijks 200.000 auto's uit Oxford komen.
Van de huidige productie in Engeland is overigens 15 procent elektrisch, zo’n 40.000 auto’s per jaar.


Daags na ons bezoek presenteert BMW de nieuwe Mini, vierde generatie sinds 2001.  

Het nieuwste model (rechts) en al de voorgangers (foto's: BMW/Mini). 

De officiële foto's van het nieuwe model (foto's: BMW/Mini). Met een Duits nummerbord...

...maar op z'n Engels geparkeerd. 

Museum
Het is tien over negen als we bij het Mini Customer Centre aankomen. De rondleiding van tachtig minuten begint om half tien, maar gasten wordt gevraagd zich een kwartier eerder te melden. Het regent zacht. Een medewerker komt aansnellen om de deur open te doen. Je wilt je bezoekers tenslotte niet in de regen laten staan. De ontvangst is vriendelijk maar verloopt rommelig. Naast een groep individuele bezoekers zoals wij, zijn er twee zakelijke gezelschappen. Wie hoort bij wie? Het lost zich op als we de QR-code van de reservering laten zien. We worden uitgenodigd even te wachten in wat de medewerkers ‘het museum’ noemen, een hal met auto’s die een belangrijke rol speelden in de geschiedenis van de fabriek. Niet verrassend ligt de nadruk op Mini. Vooraan staat echter een Morris Bullnose waarmee het in 1913 allemaal begon. We kennen de auto nog van het bezoek in 2009. Daarnaast een Morris Minor, geesteskind van ontwerper Alec Issigonis die ook de oorspronkelijke Mini ontwierp.

 

In het Customer Centre is een soort van museum ingericht. 

De eerste serieauto van Morris, de succesvolle Bullnose, inmiddels 110 jaar oud. 

De auto dankt zijn naam aan de karakteristieke vorm van de radiator. 

De Morris Minor, geesteskind van Alec Issigonis die ook de Mini ontwierp. 

Twee historische Morrissen naast elkaar. 

Merknaam
Er staan verschillende versies van de oorspronkelijke Mini. Aanvankelijk kwam de auto als Austin Seven en Morris Mini Minor op de markt. Ze waren identiek, op de grille na. Later werd de typenaam simpelweg Mini en weer later werd Mini de merknaam. Uit de beginperiode staat hier de 30e die in deze fabriek werd gebouwd, op 15 mei 1959. Dat is ruim drie maanden voor de officiële publieksintroductie. Het is een Morris die een vraag oproept. De auto heeft zijknipperlichten op de B-stijl. Dat is merkwaardig; die kennen we niet bij de Mini. Volgens het informatiebordje is de auto minutieus gerestaureerd en teruggebracht naar de oorspronkelijke staat. Als de lichtjes er later zouden zijn opgezet, waren ze wel weggehaald. Volgens het bordje is de verklaring dat het gaat om een heel vroege versie en dat snel daarna is besloten er voor de serieproductie van af te zien. Een merkwaardig verhaal, want in geen enkele publicatie vind je een foto van een vroege Mini met dergelijke richtingaanwijzers. Ook bij prototypen niet. Het is veel logischer dat het om een Deense uitvoering gaat. Daar waren zijknipperlichten namelijk verplicht en Denemarken was een belangrijk exportland. Bovendien heeft de auto jarenlang in een Deens museum gestaan.
Even verderop zien we een donkergekleurde Mini staan, met een afbeelding van goudstaven op de flanken. De 'remake' van de film The Italian Job was aanleiding voor Natacha Caine om dit kunstwerk te maken. Overigens zijn er in Oxford relatief weinig van die originele Mini’s gemaakt, slechts 600.000, 11 procent van het totaal. Het merendeel kwam uit de Austin-fabriek in Longbridge.
 

Een oorspronkelijke Mini uit 1959 met daarnaast een model van 1967.

De 30e Mini uit Oxford, met zijknipperlichten op de B-stijl die tot vragen leiden. 

Een Austin Mini Countryman, de stationcarversie van de Mini. Aan de geribbelde grille zie je dat het een Austin is. 

Gedecoreerd met goudstaven, verwijzend naar The Italian Job.

De oorspronkelijke en de nieuwe Mini zijn ook veelvuldig ingezet voor sportprestaties.
 

Fusies
In het midden van de zaal is een wand met grote panelen die de historie kort weergeven: het werk van William Morris, achtergronden over de geniale maar excentrieke Issigonis, de reeks aan fusies die leidde tot British Leyland, de samenwerking met Honda en de uiteindelijke overname door BMW. Aan het plafond hangen vier doeken met logo’s: een van Morris en drie varianten van Mini. De vier streepjes aan iedere kant van de cirkel vormen de verbindende schakel.
Omdat een van de gasten nog niet is gearriveerd, wordt gevraagd of we nog tien minuten geduld willen hebben. Dat geeft de gelegenheid om de geëxposeerde auto's eens nauwkeuriger te bekijken. Het model is natuurlijk niet verrassend. Het draait om de bijzondere uitvoering. Een als een wild behang gestreepte Mini of eentje met een koeienhuid zijn eenmalig gemaakte exemplaren. Ze hebben allemaal een eigen verhaal dat op de informatiebordjes is weergegeven.
Heel creatief of sfeervol is de presentatie trouwens niet. De auto’s staan zij-aan-zij, keurig geparkeerd.
 

Panelen met informatie over de huidige productie en de geschiedenis van de Mini.

De tijdlijn van 1959 tot 2000 met alle veranderingen die het bedrijf meemaakte.

Een overzicht van de laatste twintig jaar, sinds de introductie van de 'nieuwe Mini'.
 


Aan het plafond hangen doeken met het logo van Morris en drie versies van het Mini-logo.
Rechtsonder het huidige beeldmerk: strak en simpel.  

 

De Britse muzikant Paul Weller bedacht deze kleurstelling in het kader van een goede doelenactiviteit.

Het idee om van een stationcar een bestelwagen te maken, met een knipoog naar de oude Mini. 

Een Mini met een echte koeienhuid overtrokken, gemaakt voor een tentoonstelling in Zürich in 2007.

In 2012 werd al ervaring opgedaan met elektrische Mini's. 
 

iFactory
De rondleiding start met het uitdelen van veiligheidsbrillen, gele hesjes en een oortelefoon. Daarna volgt een korte veiligheidsvideo. De opzet is serieus, maar met een vette knipoog naar vergelijkbare producties in de luchtvaart. De kern: blijf op de gemarkeerde voetpaden, let op bij het oversteken en kom nergens aan. Zuurstofmaskers komen er niet aan te pas, wordt met lichte ironie gemeld.
Vervolgens is er een promotiefilm, waarin BMW het concept van een iFactory uitlegt, de autofabriek van de toekomst. Alle bestaande productielocaties worden naar dit concept ingericht, met als trefwoorden Lean, Green en Digital. Het produceren van auto’s vraagt een nieuwe benaderingswijze, leren we. In managementtaal: ‘Automotive manufacturing of the future requires a new, holistic way of thinking. With our BMW iFactory, we are leading the way and setting new standards in flexibility, efficiency, sustainability and digitalisation.’
 

Alle fabrieken zijn straks ingericht volgens het nieuwe concept van de iFactory. 

Veiligheidshesje aan en dan in het busje voor het fabrieksbezoek. 
 

Carrosseriebouw
Het wordt tijd te gaan bekijken wat dit in de praktijk betekent. Onze gids heet Ian. Hij heeft een dertigjarige ervaring als medewerker binnen het bedrijf achter de rug. Hij kent onze fantastische gids van destijds, Terry Sprenger, en weet te vertellen dat die nu van zijn pensioen geniet.
Het programma is eenvoudig: we gaan eerst de carrosseriebouw bekijken en daarna de eindmontage. Er staat een personenbusje ter beschikking voor het transport. Vragen staat vrij, benadrukt Ian, maar hij kan niet garanderen ze allemaal te kunnen beantwoorden. Dat voorbehoud blijkt al gauw volstrekt onnodig. Zijn kennis over het maken van een Mini is vergelijkbaar met die van een Londense taxichauffeur over de straten in de stad.
 

Robots doen het werk in de carrosseriebouw (foto: BMW/Mini). 
 

Robots
De fabriek voor de carrosseriebouw is relatief nieuw, in 2012 gebouwd. Het dak ligt vol zonnepanelen, onderdeel van het beleid om het bedrijf in 2030 klimaatneutraal te laten zijn. Dit is het huis van 1200 (!) robots die met elkaar als geoefende teams uit duizenden geperste onderdelen een carrosserie maken. Ze bouwen drie verschillende modellen, de drie-, vijf- en zesdeurs (de Clubman met twee achterdeurtjes). Hoewel lijm tegenwoordig onmisbaar is, vormen 6000 puntlassen nog altijd de basis van de verbindingen. De robots van Kuka en ABB draaien er hun koppen graag voor om. De geperste onderdelen komen met vrachtwagens uit Swindon, zo’n 50 kilometer verderop. De carrosserieproductie is vrijwel geheel geautomatiseerd. De meeste robots staan in afgesloten kooien waar de mens geen toegang heeft. Alsof ze onderdeel zijn van een dansvoorstelling zwieren en zwaaien de armen van de oranje robots door de ruimte. Ze geven onderdelen aan elkaar door, doen bewerkingen en controleren of de ‘collega’ het goed heeft gedaan. Bij afwijkingen die groter zijn dan de dikte van een halve mensenhaar stopt het proces. Dan is er iets mis.
In stellingen langs de muur van de fabriek staan robotonderdelen zodat er bij een storing of onderhoud snel vervanging kan plaatsvinden. Efficiency en kwaliteit zijn levensvoorwaarden voor het rendement van een moderne autofabriek. Bij de carrosseriebouw is de rol van de mens beperkt tot controle en onderhoud. En het programmeren van alle robothandelingen uiteraard. Ten opzichte van de vorige keer is het bouwen van het koetswerk duidelijk verder geoptimaliseerd. Waar we ons van toen nog veel lawaai herinneren, is het nu opmerkelijk stil. Verder valt op dat bij het puntlassen nauwelijks nog vonken te zien zijn. De veiligheidsbril hoeft zijn waarde geen enkele keer te bewijzen en kan weer worden ingeleverd. We gaan terug naar het busje voor de tweede bestemming: de eindmontage.

 


De drie modellen die in Oxford worden gemaakt: 3-, 5- en 6-deurs (illustraties: BMW/Mini). 

In het museum staan de huidige modellen netjes op een rij.  

De drie- en vijfdeurs hatchback. 

De huidige driedeurs Cooper S.

De Clubman met dubbele achterdeuren en daardoor zesdeurs. 
 

Mensenhanden
Onderweg wijst Ian op gigantische tanks. Hier wordt het opgevangen regenwater bewaard, als onderdeel van het duurzaamheidsprogramma. Het is prima te gebruiken als koelwater.
Bij de ingang van de tweede fabriek legt hij aan de hand van een plattegrond aan de muur in grote lijnen het proces uit. De gelakte carrosserieën komen hier om verder te worden voorzien van techniek en uitrusting. Als eerste gaan de deuren eruit. Pas aan het eind van de productielijn komen ze weer terug. Anders dan zojuist, zijn mensenhanden in dit deel van een autofabriek nog altijd onmisbaar. Het valt ons op dat er maar weinig vrouwelijke werknemers zijn. Dat hebben we wel eens anders gezien in autofabrieken elders.
De fabriek in Oxford kent een tweeploegensysteem en is vijf dagen per week open. Iedere ploeg telt 650 medewerkers. De productie start om half zeven ’s ochtends en eindigt om twee uur ‘s nachts. Een volledige werkweek bestaat uit vier dagen van ruim negen uur. Er zijn drie pauzes: een van een half uur en twee van twintig minuten. Werknemers werken in kleine teams met wisselende taken. Volgens Ian betaalt BMW goed en zijn er mooie secundaire arbeidsvoorwaarden. Zo kun je een auto met 20% korting kopen of aantrekkelijke leasen.
 

Auto's worden gekanteld om het werk zo ergonomisch mogelijk te maken (foto's: BMW/Mini). 

 

Huwelijk
Waar mogelijk wordt er ergonomisch gewerkt door de auto in aanbouw te kantelen of hoger of lager te zetten. Op verschillende plaatsen rukt ook hier de robot op, met name bij het zware werk. Het plaatsen van voor- en achterruiten gebeurt geheel geautomatiseerd, net als de montage van de wielen en ‘het huwelijk’, het samenbrengen van koetswerk en techniek. Elektrische karretjes rijden zelfstandig door de fabriek om onderdelen af te leveren. Zaken als het inplakken van de zijruiten of de montage van het dashboard is nog mensenwerk. Dat geldt ook voor het aanbrengen van de verschillende onderdelen, zoals de strengen met in totaal 2,5 mijl aan bedrading. Om de montage te vergemakkelijken, worden de snoeren eerst iets verwarmd, zodat ze soepeler zijn.
De controle aan het eind van de band is deels weer uitbesteed aan de techniek. Via een bluetooth-verbinding beoordeelt een apparaat de werking van zaken als de elektrische ramen, de stuurinrichting en de verlichting. Het is een verrassend gezicht: de auto lijkt te leven zonder dat er een mens in de buurt is. Het proefrijden is nog niet overgenomen. Chauffeurs van vlees en bloed jagen iedere auto over een testcircuit om uit te sluiten dat er rammeltjes zijn. Na hun akkoord kan de auto op transport naar de klant.

 

Klaar voor de laatste controle voordat de auto naar de klant kan (foto: BMW/Mini). 
 

Emoe-veren
De reis door de fabriek duurt in totaal 22 uur, met inbegrip van de tijd die nodig is om de lak te laten drogen. Ian toont een kort filmpje om het lakproces te laten zien. Eerst is er de ‘kamelenroute’ waarbij het kale koetswerk steeds opnieuw wordt ondergedompeld in roestwerende baden. Dan volgt het stofvrij maken met emoe-veren en vervolgens het lakken. De Mini is leverbaar in vele tinten, al dan niet met een afwijkend dak. Wit is de populairste kleur, weet Ian te vertellen. De reden? Daarvoor hoef je niets extra te betalen. In Engeland is de Mini minder bijzonder dan bij ons en zullen meer klanten voor het basismodel kiezen. Het Verenigd Koninkrijk is trouwens de grootste afzetmarkt met zo’n 46.000 exemplaren per jaar (van de 300.000 wereldwijd). Duitsland volgt als tweede op de voet. De Mini is in zoveel variaties te bestellen dat er niet één dezelfde is. Op de lopende band staan alle uitvoeringen door elkaar heen: drie-, vijf- en zesdeurs, benzine en elektrisch, links- en rechtsstuur, Europees en Amerikaans. Alleen al het aantal verschillende velgen is niet op twee handen te tellen. Speciaal voor de e-modellen zijn er velgen met drie gaten; ze lijken op Britse stopcontacten.
 

Elektrische Mini met velgen die doen denken aan een Engelse stopcontact met 3 gaten (illustratie: BMW/Mini). 

 

Het einde van de productielijn (foto: BMW/Mini). 

Audit-afdeling
Tijdens de hele eindmontage zit er een rood kastje op de motorkap, de transponder. Die maakt verbinding met de database waarin alle door de klant gewenste uitvoeringsgegevens staan opgeslagen. Het is immers belangrijk dat op het juiste moment het gewenste stuur, de juiste bekleding en de bestelde extra’s aanwezig zijn. Door het kastje kun je altijd zien waar de auto in wording zich bevindt.
Met een Brits gevoel voor onderkoelde humor vertelt Ian over het werk van de audit-afdeling. De medewerkers plukken willekeurig vier tot vijf auto’s per dag van de band om ze aan een extra grondige kwaliteitstest te ontwerpen. Ze kikken erop een krasje te vinden, een ontbrekend schroefje te ontdekken of een scheef gemonteerde deur, waarbij de kier boven twee millimeter breder is dan onder. Dan kunnen ze tenminste met gezag bij hun collega’s aan de lopende band aankloppen. Het is een sport afwijkingen te vinden. Ze moeten wel goed met teleurstellingen kunnen omgaan. De scoringskans is gering, wordt ons verzekerd.
Na bijna anderhalf uur brengt het busje ons terug naar het ontvangstcentrum. Het is inmiddels droog geworden. Met een laatste blik op de historische collectie nemen we afscheid. Wellicht tot 2037. Wie weet hoe het er hier dan uitziet.

 


 

 

  Meer over de geschiedenis van de oorspronkelijke Mini in het verslag van 2009:  

 

 

De werelden van William, Alec en Terry verbonden

Rondleiding door de Mini-fabriek in Oxford,
de historie van deze BMW-vestiging en
achtergronden van de oude en nieuwe Mini.

augustus 2009 - laatste aanvulling november 2016