Museum
historische Maybachs
Neumarkt in der Oberpfalz (D)
●
Geschiedenis van Maybach
●
De passie van verzamelaars
●
Collectie klassieke modellen
●
Klein museum, grote uitstraling
●
Uitzonderlijke typen
april 2011, aanvulling
november 2011
De mythe leeft
voort in een oude fabriek
Een museum met minder dan twintig auto’s,
gevestigd in een oude fabriekshal. Is dat de moeite van een bezoek waard? Als
het gaat om het Museum für historische Maybach-Fahrzeuge in Neumarkt in der
Oberpfalz is het antwoord ondubbelzinnig: ja! De uiterst verzorgde expositie
brengt de historie van het automerk prachtig over het voetlicht. Opzet,
inrichting en aankleding zijn van hoog niveau. De gepresenteerde auto’s met de
bijbehorende achtergrondinformatie vormen een indrukwekkende illustratie van een
rijk verleden.
Een oude fabriek werd prachtig
opgeknapt en herbergt nu het Maybach-museum.
De collectie is niet groot, maar
niettemin de moeite waard.
Het is een onmogelijke vraag. Zou de
beroemde Gottlieb Daimler met de ontwikkeling van zijn snellopende
verbrandingsmotor ooit zo ver zijn gekomen zonder de hulp van zijn rechterhand
en compagnon Wilhelm Maybach? Het antwoord is niet te geven. Feit is, dat ze in
1886 samen aan de wieg staan van de eerste auto als ze hun motor in een koets
monteren. In de officiële geschiedschrijving van het bedrijf noemt Daimler AG
naast Carl Benz en Gottlieb Daimler ook Maybach (1846-1929) als uitvinder van de
auto. Hij was ook de geestelijke vader van de eerste Mercedes van 1901.
Onbetwistbaar behoort hij tot de groten van de Duitse auto-industrie, al is zijn
naam minder bekend.
De altijd eenvoudig gebleven Maybach schopt het tot technisch directeur van de
Daimler Motoren Gesellschaft. Na onenigheid met de leiding begint hij in
1909 met zijn oudste zoon Karl (geboren in 1879) voor zichzelf. Ze werken nauw
samen met graaf Zeppelin om motoren te maken voor zijn luchtschepen. Die lijken
dan nog een glorierijke toekomst te hebben. Vanaf 1912 heet het bedrijf Maybach Motorenbau GmbH.
 |
 |
Maybach maakte aanvankelijk
motoren voor anderen, maar alleen Spyker had belangstelling.
Spyker
Na de Eerste Wereldoorlog verbiedt het Verdrag van Versailles de Duitsers om
vliegtuigen te maken. Het verbod geldt ook voor zeppelins. Maybach schakelt over
op dieselmotoren voor schepen en treinen. Daarnaast maakt men automotoren,
bedoeld voor andere fabrikanten. Behalve het Nederlandse Spyker hebben die
echter geen belangstelling. Daarom betreedt het bedrijf vanuit Friedrichshafen
zelf het autotoneel. In 1921 presenteert Maybach zijn eerste model op de
autotentoonstelling van Berlijn. De fabriek beperkt zich tot het maken van
chassis en motoren. Voor de koetswerken worden gespecialiseerde bedrijven
ingeschakeld, zoals Gläser, Spohn, Auer en Erdmann & Rossi. Kwaliteit, luxe,
kracht en exclusiviteit zijn de handelsmerken van de nieuwe producent. Maybach
richt zich op de top van de markt. Mercedes-Benz en Horch zijn in eigen land de
belangrijkste concurrenten. Na een aantal zescilinders verschijnt in 1930 de
twaalfcilinder Zeppelin. Als één van de bijzonderheden heeft de auto een
hydraulische krik bij elk wiel om het verwisselen van een lekgeraakte band te
vergemakkelijken.
 |
 |
De verzameling omvat niet alleen
auto's, maar ook een reeks motoren.
Tanks
De economische malaise dwingt de fabrikant in de jaren dertig nadruk te leggen
op de relatief eenvoudiger zescilinders. De modellen blijven exclusief, duur en
imposant. Doorsnee auto’s zijn het bepaald niet. Tijdens de Tweede Wereldoorlog
maakt Maybach tanks en motoren. Als de vrede is weergekeerd, schakelt het
bedrijf over op dieselmotoren voor treinen. Het specialiseert zich verder in
industriële toepassingen.
Van autoproductie is na de oorlog geen sprake meer. Nauwelijks twintig jaar is Maybach autofabrikant geweest. In die tijd zijn er zo’n 1800 auto’s afgeleverd;
160 daarvan zijn overgebleven, gekoesterd door liefhebbers.
In 1960 sterft Karl Maybach. Hij heeft de toekomst van het bedrijf zeker gesteld
door aansluiting te zoeken bij Daimler-Benz. In 1966 volgt zelfs volledige
overname, maar in 2005 wordt het bedrijfsonderdeel verkocht. De naam is dan al
een paar keer veranderd. Tegenwoordig staat er Tognum op de gevel in
Friedrichshafen.
Overigens hebben vader noch zoon Maybach ooit een auto met hun eigen naam
bezeten. Wilhelm had zelfs helemaal geen auto. Binnen de stad ging hij meestel
te voet of met de tram.
 |
 |
Daimler legde bij de
herintroductie van de Maybach een verbinding met de modellen van toen (foto's:
Daimler).
Groots, luxe uitgerust en
voorzien van indrukwekkende techniek zijn altijd eigenschappen van het merk
geweest.
Topmodel
In 2002 heropent DaimlerChrysler het geschiedenisboek van Maybach. Er komt een
hoofdstuk bij. Het merk krijgt een tweede leven. Mercedes-Benz heeft in de
autowereld een dijk van een naam, maar niet de magische klank van bijvoorbeeld
Rolls-Royce. De herintroductie van Maybach moet aan een nieuw topmodel extra
glans geven. Het publiciteitsoffensief is enorm. Superlatieven schieten tekort
om de auto te beschrijven. Dit is het beste wat op deze aarde te koop is. Een
minpuntje is hooguit dat de wagen uiterlijk veel trekken vertoont van de
Mercedes S-Klasse. Een echt eigen karakter krijgt de Maybach daardoor niet. Het
blijft een super-Mercedes. De magie blijft uit, techniek en luxe ten spijt.
Links de korte en lange versie
van de Maybach, rechts
de verlengde in landaulette-uitvoering (foto's: Daimler).
Schaduw
Inmiddels is BMW na een heftige overnamestrijd met Volkswagen de nieuwe eigenaar
van Rolls-Royce. Het management in München ontvouwt grootse plannen. In het
zuiden van Engeland verrijst een splinternieuwe fabriek. Er komt een heel nieuw
model. Dat heeft duidelijk wél een eigen gezicht en karakter. BMW benut de
uitstraling van het Britse merk maximaal. De Maybach komt nog duidelijker in de
schaduw te staan. De wederopstanding blijkt geen succes. Journalisten zeggen het
scherper: het is een regelrechte flop. De cijfers spreken boekdelen. Ondanks een
facelift en de presentatie van een landaulette weet men er in 2010 wereldwijd
niet meer dan 200 te verkopen. Rolls-Royce noteert in diezelfde periode 2711
klanten. Zelfs in moederland Duitsland slaat het merk niet aan. Er zijn slechts
23 geïnteresseerden. Op de markt van nieuwe auto’s heeft de Maybach-mythe de
oorlog niet overleefd.
De modellen van vroeger waren
populairder, ook al bleven ze exclusief.
Deze SW38 werd in 1937 geleverd
aan Klöckner Eisen AG.
De auto ziet er perfect uit; de
twee kleuren geven een chique uitstraling.
Museum
Voor het liefhebbersechtpaar Anna en Helmut Hofmann doet dit allemaal niet ter
zake. Zij richten zich op de glorietijd van Maybach. Dat doen ze in een oude
fabriek in Neumarkt in der Oberpfalz. Daar staat in het centrum hun Museum
für historische Maybach-Fahrzeuge. In de poort van het gebouw is de dubbele
M van Maybach Manufaktur opgenomen.
In de loop der jaren hebben de Hofmanns een kleine twintig auto’s, verschillende
motoren, onderdelen en literatuur bijeengebracht. In 2000 willen ze hun
collectie onderbrengen in een eigen museum. Hun oog valt op een vervallen
fabriekscomplex waar Express tussen 1884 en 1959 tweewielers maakte: fietsen,
bromfietsen en motorfietsen. Het duurt vijf jaar voor ze van de gemeente
toestemming krijgen. Dan kan de renovatie en herinrichting van start gaan. In
2009 is het werk voltooid. Het statig witte complex biedt onderdak aan kantoren,
zalen voor bijeenkomsten, feesten en partijen en natuurlijk aan hun droom, het
Maybach-museum. Als eerbetoon aan de oorspronkelijke bestemming, is er ook een
kleine expositie over de Express-fabriek en de producten die hier werden
gemaakt. Per maand verwelkomt het museum inmiddels zo’n duizend bezoekers.
 |
 |
De Express-tentoonstelling eert
de eerdere activiteiten in deze fabriek.
Eén van de negen Maybachs in het
centrale deel van het museum.
 |
 |
Licht
Op zaterdagmorgen om tien uur is het in Neumarkt al behoorlijk druk. De
winkeliers hebben niets te klagen. Bij het museum is het echter stil. Het lijkt
er uitgestorven. De poort naar het binnenterrein en de voordeur zijn open, maar
er zijn geen andere bezoekers. Enkele medewerkers zijn bezig de zalen voor te
bereiden voor een concert diezelfde avond. Er worden tweehonderd gasten
verwacht. De museumzaal zelf is nog donker. Speciaal voor ons gaat het licht
aan. Tot het vertrek, een kleine twee uur later, blijven we de enige twee
gasten.
De eerste indruk is veelzeggend. Vakmanschap en deskundigheid hebben voorop
gestaan bij de inrichting. Het oude pand is schitterend omgebouwd voor zijn
nieuwe bestemming. De expositie is klein maar verfijnd. Opzet, belichting,
vitrines, documentatiemateriaal en aankleding: alles is tot in de puntjes
verzorgd. Zelfs aan de toiletten is zorg besteed. De wand met deuren toont het
imposante front van een Maybach, de handdrogers hebben de vorm van een oude
uitlaatpijp.
 |
 |
Links de toiletdeuren, rechts de
centrale hal, voorbereid voor het concert.
Overzicht van het museum; aan de
zijkanten de vitrines, in het midden de auto's.
Gedeeltelijk gerestaureerde modellen
geven zicht op de bouw van auto's destijds.
Imposant
De architecten hebben ervoor gekozen de vloeren, wanden en pilaren zwart en wit
te maken. Zo krijgen de auto’s en de vitrines de meeste aandacht. De vele
pilaren vormen een natuurlijke scheiding tussen de expositieruimte in het
midden, de ruimten aan de zijkant en de gangpaden. Centraal staan negen
klassieke Maybachs, keurig opgesteld naast elkaar. Stuk voor stuk zijn ze
imposant. Bij elke auto staat informatie over de technische bijzonderheden van
het type en de historie van het betreffende model. Opvallend is de schuine stand
van de achterwielen, een gevolg van de onafhankelijke achterwielophanging.
Handelaar Hans Höffkes in Keulen
kocht deze Maybach en gebruikte de auto als trouwauto. Let op de achterwielen.
Bisschop
Een Maybach was voor de elite, dat is al heel snel duidelijk. In het Duitsland
van de dertiger jaren werd dat begrip ingevuld door industriëlen, bankiers, de
militaire top en… de geestelijkheid.
De fabriek leverde de groen met zwarte SW38 in 1939 af aan de bisschop van
Trier, Franz Rudolf Bornewasser. Er was flink onderhandeld over de prijs. De
inkoper van het bisdom zette Maybach onder druk met de mededeling dat concurrent
Horch meer korting gaf. Het bedrijf ging voor de bisschop door de knieën. In
1951 kocht een handige student de auto. Hij onderhield ‘m zelf en gebruikte de
wagen maar liefst dertig jaar lang.
De auto die de bisschop graag
wilde hebben maar waarvoor hij niet teveel wilde betalen.
De SW38 van Hans Gerling van het
gelijknamige verzekeringsbedrijf.
Papierverwerkingsbedrijf Saalfeld schafte voor Eric Schlutius
deze auto aan.
De wagen is nooit gerestaureerd.
Hij zakt aan één kant een beetje door.
Origineel
Twee jaar eerder dan de kerkvorst had dr. Hans Gerling van het gelijknamige
verzekeringsbedrijf zijn oog laten vallen op een zwarte cabriolet, eveneens een
type SW38. Papierverwerkingsbedrijf Saalfeld schafte voor Eric Schlutius
eenzelfde model aan. Deze auto is origineel en nooit gerestaureerd. Hij zakt wel
duidelijk naar één kant door.
Een blauwe Maybach SW38 met neerklapbare kap was de auto van SS-Groepscommandant
George Ebrecht. Na de oorlog eisten de Russen de auto op en namen hem mee naar
huis. Daar ontfermde een liefhebber zich erover.
Minister Hermann Esser van het rijksministerie voor propaganda kon eveneens
beschikken over een Maybach. Het is zeer waarschijnlijk dat Hitler verschillende
keren in de auto is meegereden. Hij gaf zelf de voorkeur aan Mercedes-Benz.
Deze SW38 uit 1938 behoorde toe
aan SS-er George Ebrecht.
De auto van minister Hermann
Esser, een SW38/42 van 1939. Waarschijnlijk heeft Hitler erin meegereden.
Een na-oorlogs koetswerk op een
vooroorlogs chassis maakt deze Maybach bijzonder.
Aan weerzijden zaten achter de
voorwielen ruimtes om de reservewielen in op te bergen.
Vooroorlogs
Zelfs een niet-kenner zal verbaasd zijn over een grote, grijze vierdeurs
cabriolet. Dit is overduidelijk geen vooroorlogs model en toch een Maybach. Dat
klopt. In 1938 kocht Press- und Walzwerk Düsseldorf, onderdeel van het
Thyssen-concern, een SW38. Koetswerkbouwer Spohn zette een Pullman-carrosserie
op het chassis. In 1952 ging de auto terug naar Maybach, inmiddels uitsluitend
motorenfabrikant. Het chassis kreeg een nieuwe motor, de carrosserie werd
verwijderd en vervangen. Weer kreeg Spohn de opdracht. De ombouwkosten bedroegen
38.000 DM, een gigantisch bedrag. Daar had je de peperdure Mercedes 300SL
‘vleugeldeur’ voor en dan hield je nog geld over. De auto heeft een opvallend
lange neus. Tussen de wielen en het passagiersgedeelte is aan weerszijden ruimte
voor een reservewiel.
Nóg een naoorlogse Maybach, veel
klassieker gelijnd.
Adenauer
Er staat nog een model dat na de oorlog een nieuw koetswerk op een bestaand
onderstel kreeg. In dit geval is het resultaat veel statiger. Het gaat om een
Pullman limousine, ook weer van koetswerkbouwer Spohn. De wagen heeft trekjes van de ‘Adenauer-Mercedes’.
De auto is gebouwd op chassis 2269 uit 1939. Opdrachtgever voor het tweede
koetswerk was de Maybach
Motorenwerke die de limousine inzette als directiewagen.
Behalve vakkundig gerestaureerde modellen heeft het museum auto’s die halverwege
het vernieuwingstraject zijn. Deze niet-complete auto’s maken duidelijk hoe
koetswerkbouw in zijn werk ging. Zelfs als je al heel wat automusea hebt gezien,
biedt deze presentatie nieuwe inzichten.
Verder zijn er vitrines die achtergronden geven over de ontwikkeling van het
merk en zijn naamgevers. Originele foto’s, brochures, onderdelen en
schaalmodellen zijn een waardevolle aanvulling op het geheel. De uitvoering is
smetteloos. De Hoffmans hebben er wat moois van gemaakt.
 |
 |
De vitrines met originele
brochures en miniaturen zijn schitterend ingericht.
In dit deel komt goed tot uiting
hoe een koetswerk vroeger werd opgebouwd.
Een auto nog zonder kap (links)
of met slechts een klein deel van het koetswerk (rechts).
De Russen gebruikte deze auto
jaren lang en vervingen de kapotte onderdelen door andere.
Russen
In een speciaal hoekje staat de minst mooie auto van de collectie. Niet
weggestopt, maar juist speciaal in de schijnwerpers. De historie maakt ‘m
interessant. In 1939 was het een prachtige twaalfcilinder DS8 Zeppelin met een
carrosserie van Spohn. In vredestijd zou er zorgvuldig mee zijn omgesprongen.
Oorlogsomstandigheden maken auto’s echter tot louter gebruiksvoorwerpen. Na de
capitulatie namen de Russen de wagen mee. Aan luxe of exclusiviteit had men geen
boodschap. Auto is auto. Kapotte onderdelen werden vervangen, verroeste
carrosseriedelen gerepareerd. Functionaliteit was de enige maatstaf. Tot 1991
werd er mee gereden. Dat beklemtoont de kwaliteit van het chassis. De auto staat
nu te wachten op een restauratie. Misschien moeten ze dat maar niet doen. Mooie
Maybachs staan hier al genoeg.
De elegantste staat er zelfs vlak naast. Het is
een tweepersoons SW38 Roadster op een lang chassis, in 1938 gemaakt in opdracht
van de Zwitserse importeur Scholtterbeck als showmodel voor de Geneefse
autotentoonstelling. Op de achtergrond een foto van de manifestatie.
 |
 |
De SW38 in roadster-uitvoering is
misschien wel de elegantste van de verzameling.
Tussen de auto's en motorblokken
staat een motorfiets met zijpan, aangedreven door een Maybach-boxermotor.
Driewieler
Tussen de luxe auto's en imposante motorblokken staat een witte motorfiets met
zijspan er wat verloren bij. Verdwaald misschien? In zo'n goed verzorgd museum
ga je daar niet van uit. Dat blijkt terecht. De driewieler is een zogeheten
Weiße Mars, een motorfiets van de Nürnbergse fabrikant Mars, in 1920
geïntroduceerd en voorzien van een tweecilinder Maybach-boxermotor van 956cc.
Het is een mooie afronding van een rondgang langs de erfenissen van een
bijzonder merk.
Als we vertrekken, kan het licht weer uit. Het is nog steeds stil.’s Avonds zal
het vast drukker worden. De bezoekers komen dan echter voor de muziek en niet
voor de auto’s.
Bij de kassa ligt een aantal boeken. Eén ervan somt alle nog bestaande modellen
op, met inbegrip van hun recente geschiedenis en huidige staat. Van welk merk
heb je zoiets? Na dit bezoek aan deze oude fabriek verbaast het je niet. De
Maybach-mythe leeft voort.
■
 |
 |
Modellen met voor- en naoorlogs
koetswerk bieden de kans de mythe te laten voortbestaan.

Foldertje van het museum met een
overzicht van het gebouw.
► foto's van de belangrijkste modellen op groter
formaat
NOVEMBER 2011
Daimler heeft bekendgemaakt dat het in 2013 stopt met Maybach. De
herintroductie is mislukt. Het aantal Maybachs dat jaarlijks verkocht werd, was
aanzienlijk lager dan de verwachtingen. Het supermerk binnen Daimler werd geen
serieuze concurrent van Rolls-Royce en Bentley, eigendom van respectievelijk BMW
en Volkswagen. De laatste jaren werden niet meer dan 100 Maybachs per jaar
verkocht. Te weinig om een opvolger te ontwikkelen, oordeelde Daimlers Raad van
Bestuur onder leiding van Dietrich Zetsche. Daarmee neemt hij ook afscheid van
één van de vele prestigeprojecten van zijn voorganger Jürgen Schrempp.
De eigenaar van deze
Maybach zal over enige tijd moeten uitkijken naar een ander merk.
 |
Buitenbeentje in een
luchtvaartomgeving
Achtergronden van een
bijzondere auto met een
opmerkelijke historie, product van internationale
samenwerking en getoond in het Zeppelin-museum.
september 2021
|
 |
|