Matra-bijeenkomst
Den Haag
●
Manifestatie van en door liefhebbers
●
Historie van Matra
●
Expositie van modellen
●
Van Djet tot Avantime
●
Enkele auto's van Deutsch & Bonnet
november 2019
Voor altijd in het hart gesloten
Liefhebbers van het automerk Matra kwamen op zondag 3 november 2019 bijeen in
het Louwman Museum in Den Haag om hun gezamenlijke passie te delen. Het
voorplein stond vol auto’s. Een eerdere kennismaking met het merk in het museum
in Romorantin, al weer bijna twintig jaar geleden, was reden om in te gaan op de
uitnodiging om te komen kijken en luisteren. Matra kent een bijzondere historie
en heeft totaal verschillende auto’s voortgebracht.
 |
Zes Nederlanders met een gedeelde
liefde. Ze vormen geen club maar hebben elkaar gevonden. Sociale media brengen
mensen gemakkelijk met elkaar in contact. Wat het zestal bindt is de band met
het bijzondere automerk Matra. De opdracht die zij zichzelf vrijwillig hebben
opgedragen: het merk mag nooit worden vergeten. Er is weliswaar geen sprake van
een hoofdrol in de autohistorie, maar het bijrolletje is belangrijk genoeg om
herinneringen levend te houden. En dus werd
een aanleiding gezocht om andere enthousiastelingen uit te nodigen voor een
bijeenkomst. Die werd snel gevonden. Vijftig jaar geleden won Jackie Steward de
Formule 1 voor constructeurs met een Matra MS80.
Plaats van samenkomst voor het
halve eeuwfeest is het Louwman Museum. De liefhebbers is gevraagd hun auto mee
te nemen. Aan die oproep is goed gevolg gegeven. Als ik om iets over enen
aankom, staat het voorplein van het museum al bijna helemaal vol. Bijna alle
modellen van het merk zijn vertegenwoordigd, enkele voorlopers incluis.
 |
Het
plein voor het museum staat vol met Matra's van allerlei aard (met dank
aan Rob Keereweer voor de foto).
 |
Importeur
Om twee uur begint de bijeenkomst in de theaterzaal van het museum. De zes
stellen zich voor, met als rode draad door hun verhalen de relatie met het merk.
De een heeft inmiddels vier modellen bij zijn huis geparkeerd, de ander heeft al
in de vorige eeuw afscheid genomen van zijn sportwagen maar is daar altijd van
blijven houden. Als eregasten zijn Jaap van Leggelo en David van Lennep
uitgenodigd. Van Leggelo bezat ver in de vorige eeuw garage Gruno in Den Haag,
dealer van Riley en Wolseley en importeur van Matra. Hij vond het Franse
sportwagentje wel leuk naast zijn Britse saloons en ging het avontuur aan die te
gaan verkopen. Om publiciteit voor het merk te genereren, vroeg hij Van Lennep
om met een Matra Djet aan verschillende wedstrijden deel te nemen. Van
Lennep vond dat wel een geinig idee en stemde toe. Het was puur hobby. Anders
dan broer Gijs van Lennep verdiende hij zijn brood niet in de autorensport, maar
als medewerker bij Philips. In zijn herinnering kreeg hij als vergoeding de
hotelkosten en af en toe een dinertje. En – misschien wel van meer waarde – een
hele hoop plezier.
 |
De
race-overwinning van 50 jaar geleden was een mooie aanleiding voor de
bijeenkomst.
Onderstuur
Autojournalist Ton Roks, hoofdredacteur van liefhebbersblad Octane, is gevraagd
beiden te interviewen en oude anekdotes op te dissen. Van Lennep vertelt eerlijk
dat de Djet voor het rallywerk eigenlijk ongeschikt was. De auto was met zijn
1100 cc Renault-motor ondergemotoriseerd en de wegligging was verre van
optimaal. De auto had last van overmatig onderstuur, legt hij uit. Illegaal
zette hij stabilisatoren onder de wagen, in de hoop dat de jury ze niet zou
ontdekken. Zijn hoop werd werkelijkheid, waardoor hij enige faam met de Matra
kon opbouwen. Erg veel klanten heeft het niet opgeleverd. In de tijd dat Van
Leggelo importeur was, verkocht hij er alles bij elkaar zo’n 45: 20 Djets en 25
M530’s. Daarna was het afgelopen omdat Matra inmiddels gekoppeld was aan Simca
en dat merk het eigen dealerkanaal benutte om de sportwagen aan de man te
brengen. Hoewel het importeurschap van Matra maar kort duurde, kijkt de
hoogbejaarde Van Leggelo er met veel plezier op terug. Hij wordt emotioneel als
die periode door mooie verhalen weer tot leven komt.
 |
Ton
Roks in gesprek met de oud-coureur (links) en oud-importeur (midden).

Toenmalige advertenties van Gruno voor de Matra.
Bonnet
De bijeenkomst is een mooie aanleiding om de historie van Matra weer eens even
naar boven te halen. Destijds, aan het begin van deze eeuw, heb ik me er bij het
bezoek aan het Matra-museum in Romorantin in verdiept. De fabriek was toen nog
volop actief. Hoewel het bedrijf niet meer bestaat, schijnt het museum er nog
steeds te zijn.
De geschiedenis begint al voor de Tweede Wereldoorlog, als René Bonnet
(1904-1983) interesse blijkt te hebben in het racen met auto’s. Hij gaat werken
bij het familiebedrijf Deutsch en neemt het in 1932 over. In samenwerking met
Charles Deutsch ontstaat in 1936 de eerste racewagen van het duo. Een naam is
snel gevonden: Deutsch et Bonnet, afgekort DB. Na de oorlog verbreden ze de
activiteiten en gaan ook sportwagens maken. Die hebben een carrosserie van
polyester en de techniek van Panhard. Voor het Louwman Museum staat naast de
ingang zo’n coupé uit deze periode. De zes organisatoren zijn ermee in hun
nopjes. Van de circa duizend DB-auto’s zijn er niet zo heel veel meer over.
 |
Een DB,
type HBR 5 uit 1960, voorloper van de Matra.
 |
Matra
In 1961 krijgen de partners onenigheid. Hun wegen scheiden zich. Deutsch geeft
de voorkeur aan een motor van Panhard, voorin geplaatst. Bonnet is overtuigd van
de superioriteit van een middenmotor en kiest voor Renault. Deutsch ontwikkelt
de spectaculaire Panhard CD, Bonnet gaat nog even door met de cabriomodellen
van DB en werkt aan een nieuw type. Dat is de Djet, een coupé met natuurlijk een middenmotor. Hij maakt en verkoopt de
sportwagens om zijn kostbare racerij-passie te kunnen betalen. Hij is goed in
rijden. Hij is goed in techniek. Maar hij is niet goed in financieel gezond
ondernemen. De onderneming heeft dringend geld nodig. Dat komt in 1964 uit
onverwachte hoek, van het luchtvaartbedrijf Matra (een afkorting van Mecanique
Aviation Traction) dat onder meer Defensie als grote klant heeft. In de publieke
opinie is de onderneming een wapenfabrikant en heeft een weinig positief imago.
Om daar wat aan te doen, besluit de bedrijfsleiding een publieksvriendelijke
sport te ondersteunen, de autoracerij. Op deze manier kan het bedrijf zijn
technologische kennis en kunde op positieve wijze over het voetlicht brengen. Matra neemt de onderneming van Bonnet over.
De naam verandert in Matra Sports.
De fabriek van de sportwagens staat inmiddels in Romorantin, in de streek
Sologne. De strategie slaagt. Op het racecircuit van Le Mans wordt Matra
geduchte concurrent van de gevestigde automerken. In 1972, 1973 en 1974 wint
Matra de 24 uur van Le Mans. Na die laatste overwinning trekt de onderneming
zich terug uit de rensport.
 |
Links
een auto van Bonnet, rechts een DB van voor de scheiding.
DB Le
Mans uit 1960.
Bonnet
uit 1963, in de basis dezelfde auto maar met Renault-techniek.
Een
opmerkelijk hoge kap voor de Bonnet.
Het
beeldmerk van Bonnet na de scheiding van Deutsch.
Het
dashboard toont instrumenten van Renault.
Djet en 530
Even terug naar 1964. Met de overname door Matra krijgen de sportwagentjes van
Bonnet de merknaam van de nieuwe eigenaar. Bovendien zijn er wat veranderingen:
ze zijn wat langer en praktischer dan het oorspronkelijk ontwerp. De prijs is
behoorlijk hoog. In Nederland moest bijna 15.000 gulden worden neergeteld voor
de goedkoopste variant. Tegen Ton Roks vertelt Van Leggelo dat onder meer Alfa Romeo
een geduchte concurrent is. Niet dat de kwaliteit daarvan die van Matra
overtreft, maar het imago in elk geval wel. Een grote autofabrikant is Matra
niet. In vijf jaar tijd maakt het bedrijf 1500 auto’s.
Als opvolger voor de Djet (die op het laatst als Jet wordt verkocht) is er de eigenzinnige M530 met twee afneembare
dakpanelen en opklapbare koplampen. Opnieuw heeft de auto een middenmotor, het
concept dat volgens Bonnet de beste wegligging garandeert. Uniek is de
combinatie met 2+2 zitplaatsen. Niet langer is Renault de motorleverancier, maar Ford. De kleine autofabrikant zoekt
intussen onderdak bij
een groter merk en gaat een alliantie aan met Simca. Het veel grotere
dealernetwerk moet voor een omzetstijging zorgen. Matra krijgt meer bekendheid.
In de zilverkleurige brochure van destijds staan de Simca 1000 Rallye, de 1200S
Coupé en de 530LX bij elkaar. Van massafabricage is
bij de 530 nog altijd geen sprake. De totale productie van vijf jaar blijft net
onder de tienduizend steken.
 |
De Djet
kreeg het merkplaatje van Matra Sports op de neus.
De
motor ligt voor de achterwielen.
Vele
eigenaren zijn met hun Djet naar Den Haag gereden.
Stalen
wielen zonder wieldoppen staan de wagen niet slecht.
De
eerste serie van de M530 is herkenbaar aan de beugel bij de voorbumper.
Mooi of
lelijk? Daar valt niet over te twisten. Markant is de Matra
ontegenzeglijk.

Er was
destijds een gezamenlijke brochure van de sportieve modellen van Simca
en Matra.
Latere
modellen hebben twee bumperrozetten in plaats van de sierbeugel.
Bagheera en Murena
Dan lijft Chrysler Simca in en krijgt Chrysler-France bij Matra een grotere
vinger in de pap. Het gebruik van een Fordmotor is ongewenst. Er komt een nieuwe
coupé waarin een krachtbron van Simca past: de Bagheera. De inhoud is bescheiden: 1300 cc,
het vermogen 84 pk. Later komt de S: 1442 cc en 90 pk. Goed voor een top van 190
km/u. Opnieuw is het een sportwagen met
middenmotor, zodat er geen plaats is voor een achterbank. Dat beperkt de kansen
op de markt. Om te vermijden dat de klantengroep te klein wordt, krijgt de Matra
Bagheera drie zitplaatsen naast elkaar. Dat is meteen aanleiding voor veel
publiciteit. Als bij alle Matra's is het koetswerk opnieuw van kunststof.
In 1976 komt een gefacelifte versie, herkenbaar aan de bumpers en de achterzijruiten. Voor het
eerst gaat het om serieuze verkoopaantallen. Bijna 48.000 Bagheera's vinden een
weg naar de klant.
Op zijn beurt wordt de Bagheera opgevolgd door de Murena, met een motor van 1600
of 2200 cc. Ook
hier weer drie zitplaatsen, al is dat niet langer spraakmakend. De Murena heeft
inmiddels de merknaam Talbot gekregen na de overname in 1978 van de Europese
fabrieken van Chrysler door Peugeot.
 |
 |
Vergelijk de eerste en tweede generatie van de Bagheera.
De
bumperpartij is duidelijk anders.
Ook de
achterkant en de achterzijruiten hebben een nieuwe vorm gekregen.
Een
bijzondere uitvoering met witleren bekleding, de Courrèges. Deze
liefhebber wil er van af.
De
grote glazen achterruit is één van de kenmerken van de Bagheera.
De S
is een krachtiger versie.

Heel
subtiel: de vier schoenneuzen van de passagiers op de rechterfoto van de
brochure.
De
opvolger van de Bagheera, de Murena.
De auto
is een stuk compacter dan zijn voorganger.
Ook de
Murena heeft drie stoelen naast elkaar (met dank aan Erik Berkenbosch voor de foto rechts).
De
Murena is goed vertegenwoordigd. Deze sportwielen zijn niet standaard.

Brochure van de Murena modeljaar 1981.
Het rechter model is een 2.2 S, één van de laatst geproduceerde exemplaren.
Rancho Volgens de zes vrienden is Matra altijd gekenmerkt geweest door innovatieve
ideeën en oplossingen. In 1977 presenteert het merk de Rancho, een
vrijetijdsauto op basis van de Simca 1100 bestelwagen. Het gaat om een heel
nieuw concept. In niets lijkt de auto op de sportwagens van het merk, noch is
het model met een andere auto te vergelijken. De metalen voorkant heeft een
zelfontwikkelde kunststof opbouw gekregen. De oorspronkelijke dichte versie
krijgt er later een open variant bij. Ondanks het stoere uiterlijk is de
terreinwaardigheid door zijn technische afkomst zeer beperkt. Maar aangezien
vrijetijdsauto's zelden van het asfalt afkomen en hooguit een bospad als
expeditiegebied willen ontdekken, betekenen 56.700 Rancho's voor Matra een
gouden greep.
Een
heel nieuw concept van Matra, de Rancho. Dit exemplaar is van 1982.
De
voorzijde is van metaal, de achteropbouw van kunststof.
Naast
de gesloten versie was er een 'open' variant, met zijkanten van
tentdoek.

Brochures van de Talbot Matra Rancho, zoals de auto op het laatst werd
genoemd.
Beide auto's werden in 1981 nieuw
afgeleverd.
Monospace
Als opvolger van de Rancho bedenken de Matra-ingenieurs een nieuw soort
vrijetijdsvoertuig. Het is een kruising van stationcar en personenbusje. Ruimte
en veelzijdigheid zijn de verbindende begrippen. Vormgevingstechnisch is de afwezigheid van een
afzonderlijke neus het meest opvallend. Motorkap en voorruit lopen zonder knik
in elkaar over. Monospace is de term die de Fransen ervoor gaan gebruiken. De
daklijn is ver naar achter doorgetrokken en grote ruiten bepalen het
zijaanzicht. Alliantiepartner Peugeot heeft voldoende techniek in huis voor
onderstel, aandrijving en componenten. Het bedrijf durft echter het experiment
met een dergelijk afwijkende auto niet aan. In een laat stadium van ontwikkeling
ziet het af van uitvoering van het idee.
Het
prototype van de monospace in het museum van Romorantin.
Espace
Als nog altijd onafhankelijke fabrikant gaat Matra spoorslags op zoek naar een
andere partner. Als er geen opdrachtgever is voor het concept, is er weinig
toekomst voor de onderneming. Renault toont interesse en steekt geld in de
verdere ontwikkeling. De prototypen worden voorzien van nieuwe techniek, het
uiterlijk wordt fijngeslepen en op de neus komt Renault in plaats van Talbot te
staan. In 1984 maakt de wereld kennis met de Espace. Het publiek is aanvankelijk
matig enthousiast, mede door de bepaald pittige prijs. De terughoudendheid
verdwijnt. De auto met kunststof koetswerk en tal van innovatieve ideeën wordt
een succes. Samen met de Amerikaanse Chrysler Voyager is de Espace een boegbeeld
van een nieuwe klasse. Renault maakt goede sier met de Matra. Dat op het
voorplein van het museum een Djet op een karretje staat achter een Espace is een
mooi symbolisch beeld. De eigenaar van de Renault heeft op de neus de letters
Matra geplakt om de eer te gunnen aan degene die ‘m toekomt.
 |
De
eerste generatie van de Renault Espace zette een trend.
Twee
maal Matra bijeen: een Djet en Espace.

De drie
generaties van de Renault Espace die door Matra werden geproduceerd.
Avantime
Na de eerste generatie mag Matra ook de tweede en de derde generatie van de
Espace maken, plus de avant-gardistische Avantime, een combinatie van
ruimtewagen en coupé. De bouwkwaliteit op orde krijgen, blijkt een hele klus. De
wagen komt veel later op de markt dan voorzien. Bovendien blijkt de vraag
beperkt en eisen klanten voor zoveel geld ook topkwaliteit. Intussen heeft
Renault besloten vanaf 2002 de Espace in eigen beheer te gaan maken. Het
contract met Matra wordt niet verlengd. Als ook de Avantime uit de handel wordt
genomen, is het snel afgelopen. Alles bij elkaar heeft Matra dan bijna 883.000
Espaces en Avantimes gebouwd. De fabriek in Romorantin komt leeg te staan. De
medewerkers staan op straat. Een triest einde voor de fabrikant van bijzondere
auto’s. Maar voor de liefhebbers stopt het verhaal in 2003 niet: zij hebben het merk voor altijd in hun
hart gesloten.
■
De
allerlaatste productieauto van Matra: de Renault Avantime. Na dit model
sloot de fabriek.
Productiejaren en -aantallen
Matra-personenwagens |
1973-1980 |
Bagheera |
47.796 |
|
1984-1991 |
Espace I |
191.694 |
|
1991-1997 |
Espace II |
317.225 |
|
1996-2002 |
Espace III |
365.323 |
|
|