Museo Automovilístico de Málaga

Málaga (E) 



 
● 
Auto's als kunstobject
●  Unieke samenwerking
●  Gevestigd in oude tabaksfabriek
●  Stadsinvestering van 9 miljoen
●  Bijzondere collectie motoren en hoeden


april 2012

 

  


Een mooi Spaans-Portugees huwelijk


Negentig veelal bijzondere auto’s in een oude tabaksfabriek in het Spaanse Málaga vertegenwoordigen verschillende perioden van de autohistorie. De nadruk ligt op markante vormgeving, waarbij transportmiddel en kunstobject in elkaar overvloeien. Een Portugese verzamelaar en de bestuurders van de Spaanse stad vonden elkaar met het fraaie Museo Automovilístico als resultaat. De stad heeft een nieuwe attractie, met opvallende auto’s, kunstzinnige motoren en niet te vergeten… driehonderd exotische klassieke hoeden.
 


Je moet het eigenlijk niet doen: een rondreis door Zuid-Spanje met bezoeken aan het Alhambra in Granada, het Real Alcazar van Sevilla, Córdoba’s Mezquita en een tocht door Sierra Nevada afronden met een bezoek aan een automuseum. Hoe mooi ook, vergeleken met de indrukwekkende eeuwenoude kunst en cultuur en de omringende natuur is een verzameling oude auto’s ronduit banaal. We deden het toch. Omdat ons is geleerd dat je geen appels met peren mag vergelijken, beoordelen we het Museo Automovilístico de Málaga in zijn soort. Dat verandert de zaak. Vergeleken met andere autocollecties is het museum alleszins de moeite van een bezoek waard. Gebouw, inrichting, tentoongestelde modellen en achtergronden over de totstandkoming zorgen voor een boeiend geheel.
 

Het eeuwenoude paleis als onderdeel van het Alhambra in Granada.

De Koninklijke residentie Real Alcazar in Sevilla.

De Mezquita van Córdoba, een kathedraal in een moskee.

In de hogere delen van Sierra Nevada ligt in april nog volop sneeuw.

Een oude tabaksfabriek is de locatie van het automuseum.

Visitekaartje
Een wereldbol gevormd uit velgen. Een racewagen met een koetswerk van koplampen. Nog voor je binnen bent, heeft het museum zijn visitekaartje afgegeven. Dit is meer dan een hal vol oude auto’s. Dit is een expositie van mobiele kunst. En kitsch. De bezoeker mag het beoordelen. Bij de kassa staat een boom met ouderwetse autolantaarns. Aan de muren hangen felgekleurde stuurwielen, velgen en grilles. Van onderdelen zijn kunstwerken gemaakt. Het museum verhaalt over automakers met een artistiek hart en kopers die er veel geld voor over hebben gehad zo’n auto te kopen. Dat alles bijeengebracht in een vleugel van het oude Tabacalera-gebouw, een chique voormalige tabaksfabriek uit 1927.
 

Een wereldbol van velgen en een racewagen van koplampen: auto's en kunst met elkaar verweven.

Een boom en een kunstwerk met lampen als centraal element.

Vrolijk gelakte voorkanten en velgen aan de muur.

Auto's en kunst passen prima bij elkaar, geeft het museum aan.

Nummerborden
Wat meteen opvalt: de auto’s hebben Portugese kentekenplaten. Ze lijken op oude Nederlandse nummerborden. De verklaring is eenvoudig. De autoverzameling is eigendom van de Portugese zakenman Joao Manuel Magalhaes. Hij benaderde zo’n vijf jaar geleden het Spaanse ministerie van Cultuur of er belangstelling was om zijn autocollectie tentoon te stellen, nadat Portugal hem eerder de deur had gewezen. Op zijn beurt nam het ministerie contact op met verschillende steden. Het stadsbestuur van Málaga reageerde snel en was meteen enthousiast. In 2007 kwamen verzamelaar en gemeente tot overeenstemming, het jaar daarop begon de aanpassing van de oude fabriek en de bouw van de moderne ingang. Op 18 september 2010 gingen de deuren van het nieuwe museum open. Vooralsnog zijn ondernemer en stad een huwelijk van tien jaar overeengekomen. De zakenman hoopt op levenslange wederzijdse liefde.

 

Aan het oude gebouw werd een nieuwe, hoogst moderne ingang toegevoegd.

Muren en pilaren wit, het plafond zwart, met rode buizen van de sprinklerinstallatie.

De auto's hebben voldoende ruimte gekregen om ze goed te kunnen bekijken.

Negen miljoen
In het streven het westelijk deel van de stad cultureel aantrekkelijker te maken, investeerde de gemeente negen miljoen euro in het museum. Dat is te zien. De buitenkant van het fabriekscomplex is grondig en vakkundig opgeknapt. De grandeur van vroeger is terug. De bakstenen zijn schoon en het voegwerk ziet er weer uit als bij de oplevering. De geglazuurde ornamenten kenmerken de bouwstijl in dit gebied. De binnenkant is niet minder smaakvol onder handen genomen. Alle muren en pilaren zijn wit, de plafonds en technische voorzieningen zwart. De buizen van de sprinklerinstallatie en afscheidingskoorden in dieprood geven een elegant accent. De hypermoderne ingang heeft aan weerszijden een soort etalages met automobiele kunstwerken. Al deze investeringen moeten leiden tot een stroom van 120.000 bezoekers per jaar. Die zullen vooral in het toeristenseizoen komen. Op deze donderdagmiddag in april is het niet druk. De parkeerplaats is bijna leeg.

 

Als wij het museum bezoeken, is de parkeerplaats bijna leeg.

Deplorabel
Vijftig jaar geleden begon de vader van Magalhaes, een textielbaron, oude auto’s te verzamelen. Zijn zoon zette het werk met liefde voort. Hij kocht vooral bijzondere auto’s, vaak in deplorabele staat. Een groep gespecialiseerde vakkrachten ging vervolgens onder zijn leiding aan de slag. Het resultaat is prachtig. Misschien wel té mooi. Sommige auto’s zitten strakker in de lak en zijn beter afgewerkt dan toen ze destijds de fabriek verlieten. Deze manier van opknappen wordt in kennerskringen dan ook niet alom gewaardeerd.
De totale verzameling – geschatte waarde 25 miljoen - omvat zo’n honderdtwintig auto’s. In het museum is op 5000 vierkante meter ruimte voor negentig ervan. Ze staan gegroepeerd in tien themagebieden, min of meer chronologisch. De rondgang begint bij de Belle Époque en komt via de gouden jaren twintig, de Art déco-jaren dertig, Dolce Vita jaren vijftig, auto’s voor de kleine beurs, design-modellen, droomauto’s, Britse klassiekers en alternatieve aandrijvingen uit bij bizarre Amerikanen.
 

Vaak waren de auto's in deplorabele staat toen ze werden gevonden. De Rosengart 1934 is een voorbeeld daarvan.

Waterstof
Er staan auto’s uit drie eeuwen. De oudste is van 1897, een Amerikaanse Winner, een koets zonder paarden. Van deze eeuw zijn de studiemodellen van auto’s op zonne-energie en waterstof. De sierlijke beschildering van een De Dion Bouton uit 1904 accentueert de afdeling ‘Belle époque’ waarmee de tijdreis aanvangt. We zien hier verder een Belgische Minervette van hetzelfde bouwjaar, compleet met parasol. Hiermee reed de Portugese koning Carlos van het station naar zijn hotel in Vidago. Een auto was in die tijd alleen weggelegd voor welgestelden. In de jaren twintig en dertig koos deze klantengroep voor grote, luxe, fraai afgewerkte creaties. Het museum laat er aantal zien, zoals een bijzonder beschilderde Lancia Dikappa en een Minerva met zijkanten in rietmotief. Een Franse Delage legt uit wat werd verstaan onder het ‘schoonmoederszitje’, een oncomfortabele, onbeschermde extra zitplaats achterin, gescheiden van chauffeur en passagier.
Voor de kleine beurs kwamen in de loop der tijd goedkope en simpele autootjes, zoals de Austin en Morris uit Engeland. In wat nu Tsjechië heet, ontstond de Velorex, een driewieler met een carrosserie van over een frame gespannen doek.
 

De oudste auto van de collectie, een Winner 1897, met daarnaast een Minervette 1904.

Twee auto's uit 1907: links een Richmond, rechts een Hotchkiss met voor de passagiers meer bescherming tegen het weer.

Een sierlijk beschilderde De Dion Bouton 1904 karakteriseert de Belle Époque.

Links: het schoonmoederszitje gedemonstreerd bij een Delage 1912. Rechts een Buick 1916.

Een verbeelding van autorijden tijdens de Eerste Wereldoorlog. De auto is een Minerva uit 1916.

Luxe auto's voor de welgestelden, zoals een Lancia en Minerva, beide uit 1919.

De Lancia is aan de zijkant kunstig beschilderd.

Tweemaal Hispano-Suiza, een 1936'er met koetswerk van Franay en een model uit 1920.

De Zwitserse en Spaanse vlag maken deel uit van het beeldmerk van Hispano-Suiza.

Een Franse Talbot uit 1936.

De kunstige (of kitscherige) Panhard Dynamic Coupé 1937. Let op de plexiglazen hoekruitjes en de drie ruitenwissers.

Een bespannen buizenframe vormde het koetswerk van de Tsjechoslowaakse Velorex uit 1960.

Drie wielen en een onbeschermde motor aan de voorkant: een Britse Morgan van 1928.

Een Leyat Helicron uit 1932, aangedreven door een propeller. Er zijn er ter wereld nog maar twee van over.

Een door zonne-energie aangedreven auto van 2009: toekomstmuziek?

Nog twee visies op de toekomst, met onder meer aandrijving door middel van waterstof.

Kunst en kitsch
Echt alledaagse auto’s zijn duidelijk niet het interessegebied van de verzamelaar. Hij heeft zijn oog vooral laten vallen op rijdende kunst- en kitschwerken. De auto als ‘work of art’ zoals de grote letters op de muur bij de ingang aangeven. Dat kan ook uit de hand lopen. Wat te denken van de bling-bling Rolls-Royce afgewerkt met Swarovski-stenen? Nog opvallender is een met pychedelische motieven beschilderde Phantom van dat merk, naar het voorbeeld van de auto van John Lennon. Daar is een exclusieve Rolls-Royce Shooting Brake ineens heel gewoon bij. Niet minder bizar en uniek zijn de hot rods, de omgebouwde klassiekers. Zelfs de droomauto’s uit de jaren vijftig trekken minder aandacht.
 

Twee excentrieke Rolls-Royce'en: één met Swarovski edelstenen, één psychedelisch beschilderd.

Je moet ervan houden, maar het is moeilijk voor te stellen dat je dit echt mooi vindt.

Bentley's en een Rolls Royce 20/25 hp jachtwagen (van 1931) bij de Engelse afdeling.

Variaties op een old-timer. Verkrachting van de historie of meesterlijke kunstwerken?

De basis voor dit bizar model is een Franse Matford.

Een Amerikaanse curiositeit: een Cadillac compleet met dierenschedel.

Een Cadillac 1959 zie je in veel musea. De vinnen bij de afdekking van de cabriokap zijn wel heel bijzonder.

Een Excalibur en roze Cadillac: kan het Amerikaanser?

Elf van deze presidentiële verlengde Chrysler Imperials zijn er gemaakt. De Portugese president Lopes had er één.

Argentinië
Van sommige auto’s is er letterlijk nergens ter wereld nog één te vinden. Het zijn de modellen waarmee een museum graag pronkt. Een Britse RAF-piloot maakte in 1912 een eigen auto die hij El Pampiero noemde. Argentinië was in die tijd erg populair, verklaart het Spaans-Engelse informatiebordje. Het bleef bij een prototype. De maker liet het leven tijdens de Eerste Wereldoorlog.
Eenmalig zijn ook de modellen die gespecialiseerde koetswerkmakers op verzoek van hun klanten maakten. Smaken verschillen daarbij. De Renault Nervastella "jachtwagen" van 1932 heeft wel een heel opmerkelijk uiterlijk. De opdrachtgever was de rijke familie Astor (van het Waldorf Astoria Hotel in New York).
Een scherp contrast vormen de vloeiende lijnen van een Lancia Dilambda, volgens de museuminformatie in trek bij de leiders van Mussolini’s partij in Italië. Topofficieren van Hitlers naziregime kozen voor de Mercedes-Benz 540K. Voor enkelen van hen was dit hun trouwauto, weet het museum te melden. Daarbij zal het niet gaan om de auto die hier staat. Die heeft namelijk een rechts stuur. Met een geschatte waarde van 700.000 euro is het de duurste van de collectie.

 

El Pampiero doopte de maker zijn auto. Hij kwam om in de oorlog. Het bleef daarom bij een prototype.

Op verzoek van de klant maakte een koetswerkbouwer van een Renault Nervastella een wel heel bijzondere auto.

De extra lampjes hebben een opvallende vorm gekregen.

Gracieuze lijnen bij deze Italiaanse Lancia Astura 1938. Zó kan het werk van een koetswerkbedrijf er ook uitzien.

Een Packard V12 van 1939, de favoriete auto van de Amerikaanse president Franklin D. Roosevelt.

De auto is voorzien van kogelvrij glas en achterin een minibar.

De grote Lancia´s zoals de Dilambda waren geliefd bij de mannen rond Mussolini. Dit model is van 1934.

De Mercedes-Benz 540K is de waardevolste auto in de collectie.

Het front is indrukwekkend en lijkt te roepen: 'Opzij, hier kom ik aan'.

Op de afdeling bijzondere vormgeving een Peugeot Eclipse 1937 en een DeSoto Airflow Coupé van 1939.

Italiaanse meesterwerken met beroemde namen: Alfa Romeo, Ferrari en Maserati. De rechter auto is een A6 van 1950.

Eén van de laatste modellen van het Franse merk Delahaye, een 235 uit 1952.

Eén van de opmerkelijke details: de 'kiewen' aan de zijkanten (foto rechts).

Er zijn niet zo veel musea waar je een Britse Allard (1950) kunt zien. De hoog doorgetrokken grille is typerend.

Dameshoeden
Wie door het museum loopt, komt opeens in een heel andere wereld terecht, minstens even bijzonder als die van de auto’s. Een verzameling van driehonderd dameshoeden samen met hoedendozen en bijbehorende accessoires vult een hele zaal. Het was de hobby van Magalhaes’ moeder. De hoeden in de vitrines zijn allemaal verschillend. Sommige zijn origineel, andere een kopie. Net als bij de auto’s komt het praktische gebruik duidelijk op de tweede plaats. De collectie "Van Balenciaga tot Schiaparelli" heeft betrekking op de periode tussen de jaren twintig en vijftig van vorige eeuw. Bekende namen in die wereld zijn Balenciaga, Schiaparelli, Chanel, Dior, Balmain, Patou, Fath, Lanvin en Oleg Cassini. Volgens de autocollectioneur zijn ook de hoeden ambachtelijke kunstwerken die als zodanig een plaats in een museum verdienen. Hij haalt daarbij graag een uitspraak van de Kamer van Koophandel van Parijs in 1932 aan: hoeden dienen net als schilderijen en beeldhouwwerken voor het nageslacht bewaard te blijven.

 

Vitrines vol met exclusieve dameshoeden. Je kijkt er je ogen uit.

Sommige van de beroemde hoeden zijn origineel, andere zijn replica's.

Een hele zaal met motoren die de basis vormden voor kunstwerken.

Kunst of kitsch: de bezoeker mag het zeggen.

Kleurrijke illustraties op de 'motorblokken'.

Fantasieën
Een andere zaal toont motoren als kunst. In letterlijk zin. Kunstenaars namen een bestaande motor als uitgangspunt voor hun creatieve fantasieën. Ze werden bewerkt, beschilderd of van porselein of aardewerk nagemaakt. Ze passen wonderwel bij de rest van het tentoongestelde. Ook hier moet iedereen zelf maar uitmaken wat hij of zij ervan vindt: kunst of kitsch. In kunstkringen is er echter geen twijfel over het werk van Sonia Delaunay. De in 1979 overleden kunstenares maakte naam met haar kleurige patronen. Al tijdens haar leven bereikte ze het Louvre en was daarmee de allereerste. In de van haar bekende stijl werd een Unic uit 1920 beschilderd. Net als bij de Lennon-Phantom is het geen origineel. Dat gebrek aan authenticiteit stoort de kenner en echte liefhebber. Ook op de samenstelling van het geheel kun je kritiek hebben. Twee Austin Sevens bij de afdeling goedkope auto’s is wat veel van het goede. Evenzo twee Cords 812. En met alleen modellen van Rolls-Royce, Bentley en Jaguar als voorbeelden van de Britse traditie, doe je de Engelsen tekort.
 

Een Unic uitgevoerd in de stijl van kunstenares Sonia Delaunay.

Twee Jaguars in de Engelse afdeling.

Links de Austin Seven (1926), rechts de kleine Morris (1929): twee eenvoudige auto's voor de kleine beurs.

Een Austin Seven (1930) met gesloten koetswerk. Vergelijk de plaats van de koplampen met die bij het andere model.

Een open en gesloten versie van de Cord 812, met de karakteristieke wegklapbare koplampen.

Smaakvol
De kritiekpunten zullen de doorsnee-bezoekers en toeristen niet deren. Zij zullen aangenaam verrast zijn door de totale indruk. Dat is terecht. Met veel oog voor detail is de permanente expositie aangekleed. De afwerking is smaakvol en smetteloos. Tussen de auto’s staan her en der koffers en tassen, ogenschijnlijk achteloos, maar zorgvuldig neergezet. Overal staan klassiek gevormde banken met felgekleurde bekleding. Ze nodigen uit het geheel nog eens op je te laten inwerken. Aan de muren hangen originele oude affiches van andere automusea in de wereld. Een aantal van die musea bestaat inmiddels al niet meer. De deuren gingen op slot, de collectie werd verkocht. Het is te hopen dat een dergelijk lot dit museum voorlopig niet zal treffen. Er zijn al echtscheidingen genoeg.

 

Bijzondere banken en zorgvuldig geplaatste stapels koffers geven het museum een bijzondere sfeer.