Lakeland Motor Museum

Backbarrow (UK)



● 
Auto's en andere oude zaken
●  Enkele unieke modellen
●  Sfeervolle aankleding
●  Onderdelen en automobilia
●  Herdenkingshal Campbell 


september 2023

  


Museumbezoek door foldertje en veerpont   
 

Aan de zuidkant van het Windermere in Engeland ligt bij Backbarrow een museum met oude auto’s, motorfietsen, fietsen en andere zaken die je meenemen naar voorbije tijden. Min of meer toevallig komen we er terecht. Als je exclusiviteit of waarde van de collectie een belangrijk criterium vindt, blijf dan maar weg. Ga je graag even terug in de tijd dan ervaar je een heerlijk bezoek. Het geheel is met veel liefde voor detail bij elkaar gebracht in een opvallend blauw gebouw. Met als aanvulling aandacht voor de wereld van snelheidsrecords. 
 


Tijdens onze toer door het Verenigd Koninkrijk zijn we neergestreken in het Lake District in Noord-Engeland. In de toeristenplaatsjes Bowness en Windermere is het zelfs buiten de schoolvakanties druk. Bij de Tourist Information informeren we naar wandel- en autotochten in de omgeving. Het gebied vraagt erom bezocht te worden en belooft mooie uitzichten te bieden. Als overal staat er ook een rek met foldertjes over attracties in de buurt. Het Lakeland Motor Museum nodigt uit langs te komen. ‘The Museum isn’t just about cars. The entire collection is presented in a social context, with a host of rarities to awaken some special motoring memories’, aldus de eigen aanprijzing. Met als toevoeging en verwijzend naar het merengebied als natste regio in Engeland: The Perfect All Weather Attraction. Nou zijn er heel wat kleine plaatselijke musea van dit soort. Het is nooit duidelijk wat je kunt verwachten en eerlijk gezegd hadden we van dit museum nog nooit gehoord. Het foldertje gaat samen met andere mee naar ons tijdelijke onderkomen, voor als we komende dagen tijd, gelegenheid en zin hebben om langs te gaan. Dat moment komt eerder dan verwacht. De volgende dag staan we te wachten op de veerpont die ons naar de overzijde van het Windermere moet brengen. We zijn de bordjes 'veertig minuten wachten vanaf hier' snel voorbij gereden en ook die van twintig minuten. Het lijkt allemaal goed te gaan. Voor ons keren wachtende auto’s echter een voor een om. De pont blijkt tussen elf uur en tien over half twaalf niet te varen. Met excuus voor het ongemak. We volgen het voorbeeld van de anderen, want omrijden is dan sneller. Het museum blijkt aan die alternatieve route te liggen. Als we er dan toch langskomen, waarom dan niet stoppen en naar binnen gaan? Heel groot zal het niet zijn en we hebben de tijd aan onszelf.

Het Lakeland Motor Museum is gevestigd in een oude fabriek.


Het foldertje dat aanleiding was voor het bezoek.
 

De centrale en grote hal waar de meeste auto's staan.

Naast auto's staan en hangen er veel toebehoren.

Blauwe doos
Het gebouw ligt als een grote blauwe doos aan de oever van de rivier Leven die uitmondt in het meer. Het is maandagochtend en de schoolvakanties zijn voorbij. De parkeerplaats staat toch al behoorlijk vol. Kennelijk zijn meer mensen nieuwsgierig, misschien wel door hetzelfde foldertje. De meeste bezoekers zijn senioren en mensen met jonge kinderen. 
Internet heeft ons inmiddels geleerd dat het museum hier sinds 2010 is ondergebracht, in het voormalige pand van kartonfabrikant Reckitt's Blue Dye Works. De verzameling voertuigen is het werk van ene Donald Sidebottom die daarmee in 1960 begon. In 2006 nam het bedrijf dat ook de boottochten over het meer exploiteert, zijn collectie over. Café Ambio kwam ernaast, met terrassen aan de oever van de rivier. Toeristen zijn duidelijk de doelgroep. 
De ontvangst is hartelijk met een korte uitleg over de route binnen. In de grote hal staan auto’s op tijdvak gerangschikt, aangevuld met bijpassende voorwerpen. Denk aan oude kaarten, transistorradio’s of complete picknick-koffers. Er is ook aandacht voor accessoires uit die tijd. Een mooi voorbeeld is een Austin A35 met op de achterbank een verre voorloper van het Maxi-Cosi kinderzitje en bij de voorruit een parkeerlichtje. De bagage heeft een plaats gevonden op het imperiaal op het dak. Zo ging het hele gezin vroeger met vakantie.
Aan de wanden zijn winkeltjes nagebouwd, vol met koopwaar van vroeger, waaronder speelgoed. Alles is met zorg uitgezocht en wordt sfeervol gepresenteerd.
 

Austin A35 uit 1957.

Een bijzonder accessoire: een parkeerlichtje op het raam geklemd.

Als je als familie met vakantie wilde, moest de bagage op het dak.

Aan de wanden nagebouwde winkeltjes, onder meer met speelgoed.
 

Driewieler
Hoeveel musea je ook hebt bezocht, er zijn altijd auto’s die je niet eerder zag of zelfs maar kende. Het is hier niet anders. Je hoeft er niets eens uitgebreid naar te zoeken. De bijzonderheden dienen zich direct bij binnenkomst al aan. Naast een De Dion Bouton staat een Gaillardet driewieler uit 1899. Auto is een groot woord, maar een motorfiets is het ook niet. Het wagentje werd in 1937 op een sloperij ontdekt en weer opgeknapt. Het duurde echter tot 1960 voordat de eigenaar het merk en de achtergronden wist te achterhalen. De producent was gevestigd in de buurt van Parijs en heeft maar vier jaar bestaan, tussen 1898 en 1902. De rijdende zetel heeft één cilinder en twee versnellingen.
Aan de andere kant van de De Dion Bouton staat een indrukwekkende Dennis brandweerauto uit 1927. Het Engelse merk van de broers Dennis maakte vanaf 1903 auto's, maar concentreerde zich na de Eerste Wereldoorlog op bedrijfswagens. Deze brandweerwagen heeft dienst gedaan in Johannesburg, Zuid-Afrika. De wagen heeft massieve banden en slechts remmen op de achterwielen.

 

De eerste auto's die je tegenkomt voorbij de ingang met rechts een De Dion Bouton uit 1907 met ééncilinder motor.

Auto? Fiets? Een uniek model uit Frankrijk, in de omgeving van Parijs gebouwd.

Dennis brandweerwagen. Het bedrijf bestaat nog steeds als brandweerwagenspecialist.
 

Schoonmoederszitje
Aan de overkant zien we een Star uit 1913, met opvallend puntige radiator. Het is een Engelse Star wel te verstaan, van de Star Motor Company die auto’s maakte tussen 1898 en 1932 en niets te maken heeft met de Amerikaanse Star. Zeker niet uniek, maar wel altijd leuk om te zien is de oncomfortabele extra zitplaats achterin, het zogeheten schoonmoederszitje.
Het begint goed. Hoe mooi de rest van de dag ook wordt, van deze tussenstop krijgen we geen spijt. Via een fraai beschilderde Ford T-bestelwagen en een Citroën met een houten laadbakje (met daarin twee bankjes, geschikt voor kinderen) komt weer een unicum in beeld. Opnieuw een driewieler. In dit geval een mix van motorfiets en bestelwagen, een Turner uit 1949. De hoofdactiviteit van het bedrijf was de fabricage van tractoren en pompen. Dit opmerkelijke voertuigje is waarschijnlijk het enige exemplaar dat nog bestaat. Over de achtergronden is niet veel bekend. Het museum vraagt mensen die er wat meer over kunnen vertellen, zich te melden.
De jaren twintig en dertig trekken voorbij met onder meer een Humber 12/25 Tourer uit 1925, een Fiat 509 van vier jaar later, een Hillman Minx uit 1934 - een typenaam die nog tot in de jaren zeventig bleef bestaan - en een in Canada door McLaughlin in licentie gebouwde Buick. Het en der staat de motorkap open zodat liefhebbers van techniek hun hart ook kunnen ophalen. 
 

Auto's in de eerste hal, met vooraan de Star.

Het ongemakkelijke bankje kennen wij als schoonmoederszitje.

Star was ook een Amerikaans merk, maar dit is een echte Engelse.

Een fraai beschilderde Ford T bestelwagen van 1920.

Bij sommige auto's zoals deze Citroën staat de motorkap open om de techniek te kunnen zien.

De fraaie houten achterbak heeft twee bankjes dwars op de rijrichting, geschikt voor kinderen.

Zeer waarschijnlijk het enige exemplaar ter wereld. Wie kan er meer over vertellen dan dat het een Turnber 1949 is?

Een fraaie Humber, één van de merken uit autostad Coventry.

Hillman Minx Drophead Coupé 1934.

Een Fiat 509, destijds net als de T-Ford in grote aantallen aan de lopende band gemaakt.

Buick Eight CA (dus met acht cilinders), gemaakt in 1933.

Feitelijk is de auto niet Amerikaans, maar Canadees.
 

Oudste TVR
Het zoeken naar bijzonderheden is dus geen lastige opgave, blijkt al gauw. Ze staan tussen de alledaagser modellen die de liefhebber of specialist al veel vaker heeft gezien. Met trots presenteert het museum de oudst bewaard gebleven TVR, het merk dat Trevor Wilkinson in 1949 startte. Het is zijn tweede auto. De eerste is verloren gegaan. De open sportwagen is nog van metaal. In 1953 ging hij kunststof gebruiken, waarmee de TVR’s bekend werden. Als in veel musea is de ruimte eigenlijk te beperkt om zo'n uniek model goed tot zijn recht te laten komen. Datzelfde lot is weggelegd voor de SS Jaguar 100 die ernaast staat.
Lichte sportwagens hebben in de Britse autogeschiedenis altijd een vooraanstaande rol voor zich opgeëist. Het verbaast daarom niet dat ze hier goed zijn vertegenwoordigd. Een Singer 9 HP uit 1935 bijvoorbeeld. Het merk was in die tijd de derde grootste autofabrikant van Engeland, na Morris en Austin. Het wagentje heeft een motor van slechts 850 cc, maar bereikt wel een top van 78 mijl, zo'n 125 km/u.
De vooroorlogse vormgeving wist bij MG nog tot lang na 1945 stand te houden. De MG TF, met een sportieve dame achter het stuur, is van 1954. Een jaar later ging het roer om en presenteerde het merk de succesvolle MG A. Die staat hier ook en wel in een bijzondere uitvoering, als politiewagen. Er zitten twee dienders in, een man en een vrouw. Volgens de normen van die tijd zit de man achter het stuur.  
 

De tweede ooit gebouwde TVR en de oudste die bewaard is gebleven, met een stalen carrosserie.

Zo'n fraaie SS 100 Jaguar verdient het om wat meer ruimte te krijgen.

Singer 9HP (1935) Le Mans Special Speed.

De laatste van een lange serie die voor 1940 begon, de MG TF van 1954.

Op de achtergrond de Austin A35 en de nagebouwde winkelstraat.

Een MG A (1960) is uitgerust als politiewagen, met de mannelijke agent achter het stuur.
 

Uitersten
Het Lakeland Motor Museum blijkt zeker zo interessant als het foldertje beloofde. Neem zo'n Humber Hawk Estate uit 1963. Je mag mij vertellen waar je een dergelijk model elders kan tegenkomen. Een gewone vierdeurs is al tamelijk bijzonder, zo'n stationcar helemaal. De achterkant is het meest interessant.  De zijruiten lopen vloeiend over in de achterruit zoals de panoramische voorruit aansluit op de voorste zijruiten. Humber was het luxe paradepaardje van de Rootes-stal. De auto heeft lederen bekleding en een houten dashboard. In de achterbak liggen en staan een picknickset en draagbare radio die passen bij de klasse die zich een dergelijke auto kon veroorloven.
Engeland is als standenmaatschappij het land van uitersten. Dat vertaalt zich in de autowereld. Naast luxe is er de uitgeschoten eenvoud zoals van de Peel Trident, het tweede model van de firma. Het eerste model met plaats voor één persoon en uitgeroepen tot de kleinste auto ter wereld, zagen we al een paar keer eerder. Deze met een koepel als dak nog niet. Er zit een voorbankje in, met als motief dat er dan twee mensen in kunnen. Dan moeten het wel bijna kabouters zijn, want de breedte is maar 79 centimeter. In 1965 en 1966 zijn er ongeveer 45 geproduceerd.
De Peel inspireerde ondernemer Alan Evans medio jaren tachtig om opnieuw een minimale auto te ontwerpen. Hij noemde zijn creatie Bamby. Wil je ‘m goed bekijken, moet je naar de museumwebsite gaan, want het autootje is ergens hoog neergezet en moeilijk te zien. Jammer. In dit geval gaat het om een vroeg model, met slechts één koplamp en een vleugeldeur. Latere versies hadden twee lampen en een gewone deur. De topsnelheid bedraagt iets meer dan 30 km/u. Omdat de prijs niet navenant gering was, zijn er nooit meer dan zo’n vijftig gemaakt. Net zo merkwaardig zijn een eendeurs Scootacar van 1959 en de veel bekendere Messerschmitt. Die staan gelukkig gewoon op de grond.
 

Waar zie je nog zo'n Humber Hawk in stationcar-uitvoering?

 

De zijruiten gaan sierlijk over in de achterkant met opklapbare ruit.

De eenpersoons  Peel P50 (links) kennen we van andere musea, de Trident rechts zou een tweepersoons moeten zijn.

Jammer genoeg is de Bamby met merkwaardige vleugeldeur niet van dichtbij te bekijken.

De Scootacar uit 1959 heeft alleen een deur aan de linkerkant. Bij de Messerschmitt klapt het hele dak open.

Smurfen
Met koorden is in de grote hal een soort verplichte looproute geschapen. Mogelijk nog een overblijfsel van de coronatijd. We komen terecht bij onze jeugdjaren. Of liever: bij die van onze Engelse leeftijdsgenoten. Meer dan wij herkennen zij de auto's uit hun straat, van een familielid of buurman. Bij ons waren de Britse auto's een stuk minder populair. Zo'n Austin A40 Farina bijvoorbeeld, in Italië ontworpen en met zijn rechte achterkant zijn tijd vooruit. Of de Ford Capri en dan niet de sportieve gezinscoupé uit de jaren zeventig, maar de weinig succesvolle coupévariant van de Consul 315, gebouwd tussen 1961 en 1964. De Triumph Vitesse, de zescilinder variant van de Herald, kwam je bij ons ook niet vaak tegen. 
Een tweede ruimte met jongere auto's roept meer herkenning op. De verschillen tussen de Britse en Duitse Fordtak verdwenen. Er staan varianten van de Fiesta, Escort en Cortina. De Escort in sportieve Mexico-uitvoering en de Fiesta met een hoedenplank vol smurfen. De leden van de blauwe plastic gemeenschap waren destijds cadeautjes die de Engelse benzinemerken aan klanten gaven. De puur Britse bijdrage aan dit tijdvak blijft de Mini, in dit geval de luxe Clubman met langere neus. De zaal is donker, staat vol, heeft een laag plafond en leidt ons naar een volgende ruimte. Zeker niet origineel, maar altijd alleraardigst is een nagebouwde garage. Een oude Morris en Austin staan er nog goed bij. 
 

De Austin A40 was zijn tijd ver vooruit. Een ontwerp van Pinin Farina.

Ford Capri, de coupéversie van de Consul, van begin jaren zestig.

Het eerste model van de Ford Fiesta.

Een leger smurfen op de hoedenplank, verzamelobjecten bij benzine.

Ford Escort Mexico en Ford Cortina, twee Engelse Fords.

De Triumph Vitesse is uiterlijk afgeleid van de Herald, maar direct te herkennen aan de schuine dubbele koplampen.

Natuurlijk ontbreekt de Mini niet, in dit geval de luxere Clubman met strakkere neus.

Zoals in veel musea is een oude garage nagebouwd.

Binnen staan een Morris en Austin.

Mario Kart
Vergeet niet naar boven te gaan, had de dame bij de kassa ons op het hart gedrukt. Dat zou inderdaad jammer zijn geweest. Dan hadden we een rijke verzameling fietsen gemist, vitrines vol curiosa, trapauto’s en speelautomaten als verre voorlopers van Mario Kart. Ze zijn misschien wel driekwart eeuw oud, maar doen het nog steeds. Voor 20 pence mag je proberen de racewagen op de baan te houden die door een rol van links naar rechts gaat.
Net als bij auto’s is er in fietsenland door de loop der jaren heel wat uitgeprobeerd. De e-bike is verre van een noviteit. Al in de jaren tachtig was er een elektrische fiets. Een Zweeds bedrijf probeerde een fiets van kunststof te maken die je naar goede IKEA-traditie zelf in elkaar moest zetten. Het werd geen succes. Als je niet heel goed oplette, hield je al gauw wat onderdelen over. Verder bleek het plastic te slap voor een stevige fiets. Een (brom)fiets met twee wielen vóór en een propellermotor is al evenmin een doorbraak gebleken.
 

De fietsenafdeling boven toont een grote variatie aan modellen.

Al in 1987 was er een elektrische fiets, de Elektrobike.

Driewieler met hulpmotor, aangedreven door een propeller.

Ook scooters maken deel uit van de tentoonstelling.

Probeer je wagentje op de baan te houden. De oude machines werken nog steeds.

Kasten vol automobilia en onderdelen.

Trapauto's in soorten en maten...

...zoals de Morgan en Moskvich.

Het museum besteedt ook aandacht aan vervoer tijdens de Eerste Wereldoorlog...

....en tijdens de Tweede, waarin de Jeep een vooraanstaande rol speelde.

Campbell
De looproute voert ons langs een hoekje met Vespa-scooters, nog meer fietsen en oude affiches terug naar de begane grond. We komen bij een willekeurige serie sportwagens waaronder een MG ZT, de zwanenzang van de Britse auto-industrie. Het is alles bij elkaar een bont gezelschap. Over bont gesproken: wat dacht je van een knalblauwe Bentley uit 1937? De kleur is zeker niet origineel, maar wel heel bewust gekozen. De eigenaar was namelijk Donald Campbell, zoon van Malcolm Campbell. Vader en zoon braken vele wereldsnelheidsrecords met speciaal in het blauw geschilderde auto’s en boten. Het was hún kleur. Donald kwam op het nabijgelegen Windermere in 1967 om het leven bij een poging het record op het water te verbeteren. Bizar feit: pas in 2001 kon zijn stoffelijk overschot worden geborgen en begraven. Zijn vader is trouwens een van de weinige recordcoureurs die niet tijdens een poging is overleden.
Ter ere van beide Campbells heeft het museum op het terrein een afzonderlijke expositieruimte over hen ingericht. Daar kun je op panelen de uitgebreide historie van de snelheidsrecords lezen en een film bekijken. De laatste recordwagen van Malcolm was de Bluebird. Daarmee reed hij op 3 september 1935 de toen ongelooflijke snelheid van 484,955 km/u. Een museum in Amerika heeft de originele auto. Hier staat een natuurgetrouwe kopie op ware grootte. De Land Rover is van Donald Campbell geweest, in 1960 tweedehands kocht. Geheel in stijl is die ook Bluebird-blauw. (Een opmerkelijk feitje: Malcolm noemde zijn auto Blue Bird, dus twee woorden, terwijl Donald de voorkeur gaf aan Bluebird.)
 

Moderne sportwagens van sedans afgeleid: Ford Sierra en MG ZT.

Mazda RX-7 en Chevrolet Corvette.

Een opvallend blauwe Bentley midden in de zaal.

De kleur is niet origineel, maar gekozen vanwege de band met Campbell.

De historie van vader en zoon Campbell komt in een afzonderlijk gebouw aan de orde.

Uitgebreide tekstpanelen gaan in op het leven van de mannen voor wie het niet snel genoeg kon gaan.

Replica van de auto waarmee Campbell in 1935 het wereldsnelheidsrecord vestigde.

Meer dan 480 km/u, dan moet je het stuur goed vasthouden.

Na en naast de records op het land, gingen beide Campbells te water.

Bij een recordpoging verloor Donald Campbell het leven. Zijn lichaam werd pas na 34 jaar geborgen.

De Land Rover die Donald tweedehands aanschafte, gespoten in de Bluebird-kleur.
 

Vergezichten
Met een bezoek aan de museumwinkel – met veel afgeprijsde autoboeken – en een lunch in Café Ambio ronden we de tussenstop af. Per slot van rekening waren we op weg naar mooie vergezichten en gooide de veerpont ons programma om. We trekken de heuvels in. De beloftes worden waargemaakt. De uitzichten zijn schitterend. De waarschuwende woorden in de routebeschrijvingen komen ook uit. Let op: smalle wegen. Dat betekent een auto breed. Links of rechts van de weg rijden is dan geen zorg meer. Wel of er tegenliggers aankomen voorbij de bocht of na een heuvel. Dan moet een van de twee terug naar de uitwijkplaats. Het is gelukkig niet druk. De meeste toeristen kiezen kennelijk voor de stadjes en de musea.


 

Met de routes van de Tourist Information kom je langs plekken als deze.

Uitzicht op het meer, met wolken aan de lucht. In dit gebied valt gemiddeld veel regen.

De vaak eeuwenoude stenen muurtjes zijn kenmerkend voor Engeland.

Schitterende uitzichten waar het Lake District beroemd om is.

 

 

  Bekijk ook: 

 

 

Tussen kunst en kitsch

Opmerkelijke auto's tijdens een tocht
door het Verenigd Koninkrijk en niet
alleen in de vier musea die we bezochten.

augustus / september 2023

 

Tijdreis met een grote glimlach

In het Cotswold Motoring Museum in
Bourton-on-the-Water kom je ogen tekort en
verschijnt geregeld een glimlach op je gezicht.

september 2023