Bijeenkomst Volkswagens

Den Haag (NL)




●  Luchtgekoelde Volkswagens tot 1967
●  Jaargangen vergeleken
●  Afgeleide modellen op Kever-basis
●  Unieke exemplaren van koetswerkbouwers
● 
Joseph Ganz' Rapid


juni 2014

  


De ene Kever is de andere niet 
 

Vier bijzondere gebeurtenissen op één plek op dezelfde dag: een parade van twintig jaargangen Volkswagen Kever, een eenmalige show van unieke koetswerken, de presentatie van een boek en de onthulling van een nieuw museumstuk.
Op 1 juni vonden ze plaats: voor, bij en in het Louwman Museum in Den Haag. Geen wonder dat de belangstelling groot was. 
 


Ruim 21,5 miljoen zijn ervan gemaakt. De Volkswagen Kever is de meest geproduceerde auto uit de geschiedenis. In 2003 liep in Mexico de laatste van de band, de 21.529.464e. Bij ons zijn ze inmiddels uit het dagelijks straatbeeld verdwenen. Maar voor deze icoon uit de autowereld gaat het spreekwoord ‘Uit het oog, uit het hart’ zeker niet op. Duizenden liefhebbers koesteren tot op de dag van vandaag de auto die vele families in het naoorlogse Europa mobiel maakte en meehielp aan de snelle Duitse wederopbouw. Ook Nederland kent een grote schare fans. Het bewijs: het voorplein, de tuinen en de grote hal van het Haagse Louwman Museum op zondag 1 juni 2014. Liefhebber, kenner en organisator Leo Eras bedacht de ‘Pre ´67 Vintage Volkswagen Show’. Gesteund door een klein team slaagde hij erin zijn idee te realiseren. De titel is op het eerste gezicht merkwaardige voor een evenement rond een oer-Duits product. Maar het klinkt lekker en liefhebbers bevinden zich nadrukkelijk ook buiten het Nederlandse en Duitse taalgebied. 
 


Evolutie 1947-1967

De organisatoren hebben het voor elkaar gekregen van elk modeljaar tussen 1947 en 1967 een model te presenteren. In de stralende zomerzon staan ze keurig naast elkaar, de evolutie uitbeeldend. De laatste Kever lijkt nog sprekend op de eerste, al zijn de meeste onderdelen anders. Jaar na jaar zien we kleinere of grotere veranderingen en verbeteringen. De voortdurende aandacht voor kwaliteitsverhoging is een van de pijlers onder het succes. Volkswagen-topman Heinz Nordhoff zag er vanaf zijn aantreden in 1948 tot aan zijn dood in 1968 persoonlijk op toe. De grootste uiterlijke veranderingen in de eerste twintig jaar waren de vervanging van de twee achterruitjes door een eendelig ruitje in 1953 en vervolgens de komst van de wagenbrede achterruit in augustus 1957. In de volksmond resulteerde dat in liefkozende bijnamen als Het Brilletje en Het Ovaaltje. Andere opvallende aanpassingen waren onder meer twee uitlaatpijpjes in plaats van één (vanaf 1955), knipperlichten in plaats van zwenkpijltjes als richtingaanwijzers (1960) en door de jaren heen iets vergrote zijruiten, grotere achterlichten en andere wieldoppen. Op detailgebied is de lijst nog veel langer.
Op deze junidag eindigt de parade in 1967. Dat is niet toevallig. In Keverkringen geldt de overgang naar modeljaar 1968 als een waterscheiding. Na de zomer van 1967 heeft de Volkswagen rechtopstaande koplampen. Afscheid van het oermodel, zeggen sommigen. Andere wijzigingen in dat jaar betreffen de motorkap, bumpers en het klepje voor de benzinedop in het rechtervoorspatbord. Tot die tijd moest de kofferklep open om te tanken.

 

De organisatie heeft alle modellen tussen 1947 en 1967 op een rij gezet.

Let op de ontwikkeling van de wieldoppen. Links een 1947'er, recht een model van een jaar later.

Modellen 1948 en 1947 naast elkaar.

Weer een jaargang later, met onder meer kleine roostertjes bij de koplampen.

De overgang van het Brilletje naar het Ovaaltje. Vanaf 1953 geen spijltje bij de achterruit.

Deze Kever van 1955 zakt bijna door zijn wielen door de vele accessoires...

...een aanwijzer voor het spatbord; voelsprieten en afdekplaten bij de achterwielen...

...een zonnejaloezie en windgeleider...

...zoeklicht en uitklapbare achterruiten...

...ruitenwisser opzij en natuurlijk het namaak bosje bloemen.

Links een 'kale' 1956 zonder chroomstrips, rechts het zogeheten Export-model.

Vanaf augustus 1957 hebben de Kevers een grote achterruit.

Inmiddels heeft de Kever richtingaanwijzers op de voorspatborden.

Modeljaar 1967: voor het laatst met schuine koplampen.

Oorlogsmodellen
Eras en zijn mensen hebben naast de naoorlogse serieproducten twee historisch markante modellen naar Den Haag weten te krijgen. De eerste is een 1938’er, naar verluidt de enig overgebleven auto van het trio dat destijds aan Hitler werd gepresenteerd. Een paar jaar geleden is de wagen ontdekt en gerestaureerd. Hoewel al in de nazitijd 'volkswagen' als soortnaam werd gebruikt, heette Hitlers troetelkind de Kraft-durch-Freude Wagen. (De fabriek stond in Stadt des KdF-Wagens; de naam Wolfsburg werd pas na de oorlog ingevoerd.) Op het matzwarte oorlogsmodel uit 1943 zien we een voorloper van het latere VW-beeldmerk. 
Het duo wordt in de loop van de dag honderden, zo niet duizenden keren op de foto gezet. Leo Eras verbaast zich er niet over. Hij spreekt van een unieke gelegenheid om deze twee oer-Kevers bij elkaar te zien staan.
De oorlogsjaren zijn trouwens ook nog op een andere manier in beeld gebracht. Bij de ingang van het terrein staan een Kübelwagen en Schwimmwagen, in de speciaal voor de massaproductie van de Volkswagen gebouwde fabriek in Wolfsburg gemaakt. Hitlers oorlogsmachine liet de auto voor het volk plaatsmaken voor de auto's voor het leger.
 

Deze Kever is naar verluidt aan Hitler gepresenteerd als eerste 'seriemodel'.

Een oorlogsmodel in matzwart, toen een Volkswagen nog een Kraft-durch-Freude Wagen heette.

De letters VW worden al wel gebruikt, maar het beeldmerk heeft nog niet zijn latere vorm.

De auto voor het volk moest plaatsmaken voor auto's voor het leger: de Schwimm- en Kübelwagen.


Type 2, het Volkswagenbusje
De Vintage Volkswagen Show gaat niet alleen over Kevers maar biedt ook ruimte voor andere modellen, technisch allemaal van de Kever afgeleid. Bijna net zo beroemd als het origineel is het Type 2, de bestelwagen die bij zijn introductie geen echte typenaam meekreeg maar in Duitsland 'Bulli' wordt genoemd en bij ons bekendheid kreeg als ‘het Volkswagenbusje’. Ook hier staan jaargangen naast elkaar, wat uitnodigt tot vergelijken. De oudste mist nog het ‘afdakje’ boven de tweedelige voorruit. Verder heeft dit blauwe exemplaar nog een hoge motorkap met een heel kleine achterklep daarboven. Kenners spreken over een Barndoor. Anders dan gebruikelijk heeft de auto van de show laaddeuren aan beide kanten, waarbij alleen de achterste een ruitje hebben. Net als bij de Kever zijn er bij het Type 2 keer op keer verbeteringen. Zo ontwikkelen de richtingaanwijzers zich van klapwijzers via kleine puntjes naar grote, platte knipperlichten. Het busje was er destijds niet alleen voor ondernemers als puur zakelijk vervoermiddel, ook campinggasten zagen er hun ideale kampeerwagen in. Politie en brandweer behoorden ook tot de klantenkring.
 

Type 2 heette het model officieel, maar iedereen sprak en spreekt over het Volkswagenbusje.

De eerste jaren - tot 1955 - was de motorkap hoog en was de achterklep niet veel groter dan de ruit. 

Behalve een grotere achterklep kreeg het Type 2 in 1955 het 'afdakje'. 

Links modellen met spitse en platte richtingaanwijzers. Rechts een kampeerwagen en pick-up.

Cabriolet, Karmann-Ghia, Type 3
Op de paden voor en naast het museum is nog meer te zien. Een serie cabriolets bijvoorbeeld, zoals carrosseriebedrijf Karmann uit Osnabrück ze decennialang maakte in opdracht van Volkswagen. De onderneming kreeg ook de order voor het maken van een coupé en cabriolet op basis van de Kever, ontworpen door de Italiaanse ontwerpstudio Ghia. De beide bedrijfsnaam werden samengesmolten tot modelnaam: Karmann-Ghia.
Als middenklasser presenteert Volkswagen in 1961 het Type 3, de 1500 (later de 1600). De komst van het nieuwe model bevordert het gebruik van de al jaren gangbare bijnaam Kever om duidelijk te maken over welke Volkswagen je het hebt. Als officiële typenaam heeft 'Kever' (in het Duits Käfer, in het Engels Beetle) nooit bestaan, hoewel Volkswagen er in de publiciteit wel gebruik van maakte. Van het Type 3 staan hier de drie modellen gebroederlijk bij elkaar: een 1500 (sedan), 1600 Variant (stationcar) en de 1600TL Fastback met sportief schuine achterkant. Op de hoedenplank van de 1500 staat een hondje met waggelhoofd, een in die tijd veelgezien 'accessoire'.

 

Een Karmann Cabriolet uit 1954, nog met kleine achterlichten.

Acht jaar later zag de auto er vrijwel identiek uit aan de buitenkant, maar had wel de richtingaanwijzers op de spatborden.

Het dashboard had echter een geheel ander aanzien gekregen.

Achteraan het model van 1964 met grotere achterlichten.

Een Kever Cabrio van 1964, in dit geval zonder witte zijvlakken bij de banden.

De Karmann-Ghia was een luxe coupé op Kever-basis. Ghia ontwierp de auto, Karmann bouwde hem.

Zoek de verschillen: andere luchtinlaten en iets hoger geplaatste koplampen. De rechter heeft bovendien een bumpersierbeugel.

Zoek de verschillen (2): de achterlichten werden een fractie groter.

Er kwam een moderner Karmann-Ghia, maar deze werd nooit zo populair als het eerste model, dat zijn opvolger overleefde.

Type 3, de Volkswagen 1500 en 1600. Aanvankelijk waren er een tweedeurs en stationcar...

...na enkele jaren aangevuld met de 1600TL Fastback.

De Fastback was er alleen in luxe uitvoering.

Op de hoedenplank een hondje met waggelhoofd, typisch voor de jaren zestig.

Fridolin en Matador
Een particulier postbedrijf heeft als toekomstige reclamewagen een gerestaureerde Fridolin meegebracht, de verf nauwelijks droog. Carrosseriebedrijf Westfalia bouwde de bestelwagen op verzoek van de Deutsche Bundespost met gebruikmaking van zoveel mogelijk standaardonderdelen van bestaande VW-typen. Zo komen assen, motor en aandrijving van de Kever, de bodemplaat van de Karmann-Ghia en de achterklep van de Transporter. Zo’n zesduizend zijn er gemaakt; pakweg 200 zijn er nog over. Deze eigenaar heeft gekozen voor de typisch gele kleur van de Duitse post. Binnenkort zal er reclame voor zijn bedrijf op de zijkant staan. Daar was nog geen tijd voor. Enkele dagen geleden stond de auto nog bij de spuiter. Hij zegt eerlijk dat een restauratieproject als dit niet mogelijk was geweest als hij de auto niet had kunnen gebruiken als rijdende reclamezuil.
In de buurt van de Fridolin staat een Tempo Matador, een Duitse pick-up, gemaakt tussen 1949 en 1952. Het is een vreemde eend in de bijt. Verdwaald? Toch niet. De Tempo heeft een Volkswagenmotor. Die zit voorin en niet, zoals bij Volkswagen zelf, aan de achterkant. Theoretisch was de Matador een concurrent, in de praktijk kon geen enkel merk het succes van het Type 2 evenaren.
 

De Fridolin, de bestelwagen die Westfalia maakte in opdracht van de Duitse post.

De verf is nog bijna nat. De auto komt net van de spuiter.

Een vreemde eend in de bijt: een Tempo Matador. Tussen 1949 en 1952 gebruikte Tempo een Volkswagenmotor.

Anders dan bij Volkswagens Type 2 zit de motor aan de voorkant. 

Rometsch
Directeur Ronald Kooyman van het Louwman Museum heeft het initiatief van Eras aangegrepen om in de hal van het museum ruimte te bieden aan een dozijn exclusiviteiten. Allemaal zijn ze technisch gebaseerd op de Kever. Eén ervan, een donkerrode cabriolet, is speciaal uit Amerika overgevlogen. Kosten noch inspanningen zijn gespaard voor deze dag.
Toen ze werden gemaakt, waren ze al bijzonder. Een halve eeuw later hebben ze nog veel meer bekijks. Hun waarde is in die jaren alleen maar toegenomen. Bij elkaar gaat het om enkele miljoenen. Er staan maar liefs drie modellen van Rometsch. Dit koetswerkbedrijf uit Berlijn begint in 1924 met de bouw van grote, luxe limousines op basis van chassis van de grote merken. Als die markt na de oorlog verdwenen blijkt te zijn, gaat men op zoek naar nieuwe mogelijkheden. Volkswagen komt in beeld. Voor vermogende klanten voorziet Rometsch vanaf 1950 de confectie-Kever van een haute couture-uiterlijk. De prijs is navenant. Terwijl een gewone Kever 4740 Mark kost, moet je voor een Rometsch minstens 8250 Mark neertellen. Model Beeskow, genoemd naar zijn ontwerper, is er als sierlijke cabriolet en nog exclusievere coupé. Zeven jaar blijven de auto’s in productie. Een opmerkelijk stijldetail zijn de ‘wenkbrauwen’ boven de voorwielen. Mercedes-Benz zal ze bij de 300SL en 190SL overnemen.
 

Een Rometsch Beeskow cabriolet. Deze is speciaal voor deze ene dag uit Amerika overgekomen.

De 'wenkbrauwen' boven de voorwielen brachten Mercedes-Benz op een idee.

Het instrumentenbord laat elementen van de Kever zien.

Zo mogelijk nog opvallender is de Rometsch coupé.

Op de flanken is de 'handtekening' van zijn schepper aangebracht.

Wie ziet hier nou een Kever in?

Lawrence
In 1957 presenteert de carrosseriebouwer een nieuw model, getekend door Burt Lawrence. Duidelijk zijn de Amerikaanse accenten: staartvinnen en een panoramische ruit. In niets lijkt dit tweede model op zijn voorgangers hoewel het onderhuids om dezelfde auto gaat. Volkswagen is in die jaren niet blij met het werk van Rometsch en dwarsboomt het bedrijf. Heinz Nordhoff verbiedt dealers aan Rometsch onderdelen, motoren en zelfs compleet nieuwe Kevers te verkopen. Hij wil geen concurrentie voor de Karmann-Ghia die zijn eigen verkooporganisatie aan de man (en vrouw) wil brengen. Via omwegen lukt het de Berlijnse onderneming toch aan auto's te komen. Uiteindelijk houdt Rometsch het in 1961 na 200 auto’s - waarvan 85 Lawrence-versies - voor gezien. Niet vanwege Nordhoff, maar omdat de net gebouwde Berlijnse Muur verhindert dat personeelsleden nog naar hun werk kunnen komen.
 

De tweede 'special' van Rometsch lijkt in niets op zijn voorganger.

Burt Lawrence liet zich bij het ontwerp inspireren door Amerikaanse designers.

Beutler
De zwarte Lawrence is op zaterdag aangekomen vanuit Arnhem. De wagen is eigendom van de Porsche-dealer in die stad. Op de autotransporter stond ook een gele Porsche met Beutler-koetswerk. Een Porsche bij een Kever-bijeenkomst? Waarom niet. De eerste Porsches zijn immers gebaseerd op Kever-techniek.
Beutler, uit het Zwitserse Thun, bouwt auto’s tussen 1943 en 1987. Specialiteit van het huis zijn sportieve carrosserieën op basis van lichte, Europese auto’s. Met de techniek van Porsche als uitgangspunt ontstaan enkele coupés met een tamelijk Frans uiterlijk. Volgens Leo Eras zijn er nog drie: een in Zwitserland, een bij een eigenaar die onbekend wenst te blijven en deze uit Nederland. De auto is te koop. De eigenaar wil er 700.000 euro voor hebben. Dat is zelfs voor een klassieke Porsche een smak geld. Dan heb je wel iets héél bijzonders. Een 356 of 911 is hierbij vergeleken erg gewoontjes.
Totaal anders is de Beutler-ombouw tot een Kever pick-up. Hiervan is een kleine serie gemaakt. De achterin geplaatste motor zorgt voor een hoge en onhandig toegankelijke laadbak. Wil je goed bij de motor, moet je die bak eerst demonteren. Onhandig natuurlijk, maar als showobject is de auto nu natuurlijk perfect.
 

Een dag voor de show komen vier auto's van Arnhem naar Den Haag. Een mooie gelegenheid ze op de foto te zetten.

Beutler uit Zwitserland bouwde enkele koetswerken op de basis van een Porsche.

Van dergelijke auto's zijn er maar drie op de wereld.

De auto had ook van een Frans merk kunnen zijn. In niets lijkt hij op een reguliere Porsche.

Beutler maakte ook deze tamelijk onhandige Kever pick-up.

Wendler en Dannenhauer & Stauss
Onze Arnhemse autovriend ondersteunt de show verder met zijn lichtblauwe Wendler. Het onderstel is van Volkswagen, de motor van Porsche. Wendler is gespecialiseerd in koetsenbouw als het in 1923 de autowereld binnentreedt. Naar de wensen van klanten worden eenmalige modellen gemaakt, maar op basis van Volkswagen ook kleine series. Deze cabriolet stamt uit 1957, ooit deel van een serie van acht tot tien, gemaakt in opdracht van een Amerikaanse handelaar. Twee ervan bestaan nog, slechts één is gerestaureerd. De carrosserie is deels van staal, deels van aluminium. Het kleine grilletje doet afbreuk aan het geheel en zou je eerder op een draaimolenauto verwachten.
In Stuttgart bouwt Dannenhauer & Stauss tussen 1950 en 1957 zo’n honderd cabriolets. Ze hebben de uitstraling van een Porsche. Het koetswerk is puur handwerk, geklopt en geslagen. Alleen de deuren zijn geperst. Net als bij Rometsch verliezen klanten in de tweede helft van de jaren vijftig hun belangstelling als Volkswagen de Karmann-Ghia in de showroom zet. Tegen de relatief grootschalige productie is niet op te boksen.
 

Onderstel van Volkswagen, een motor van Porsche: Wendler 1957.

Het kleine grilletje past niet bij een sportwagen met uitstraling.

Het rooster achterop verwijst naar Porsche.

Zo'n honderd keer maakt Dannenhauer & Stauss uit Stuttgart deze kleine cabriolet.

Een veredelde Kever met het voorkomen van een Porsche.

Enzmann en Denzel
Heeft de Dannenhauer & Stauss nog zogeheten zelfmoorddeuren (met scharnieren aan de achterkant), de Enzmann 506 heeft er helemaal geen. In 1956 presenteert de Zwitser Enzmann zijn sportwagenvariant van de Kever, met een kunststof koetswerk. De typenaam 506 is er een met een knipoog. Het is het standnummer bij de introductie tijdens de Salon van Frankfurt. Rond honderd complete Enzmanns zijn gemaakt als ook de Zwitserse firma moet afhaken omdat ze niet langer onderdelen en motoren geleverd krijgt. De carrosserie is niettemin tot 1968/69 leverbaar. Dan moet je wel zelf aan de slag met een Kever achter de hand. De versie die hier staat te pronken, heeft een aangepaste achterkant. De klant wilde een Ferrari-achtige uitstraling. Of dat gelukt is, moet ieder voor zich beoordelen.
Een andere variant op de Kever is de Denzel, geesteskind van de Oostenrijkse coureur Wolfgang Denzel. In 1948 bouwt hij met overgebleven onderdelen van verongelukte Kübelwagens een sportwagentje. Met de opgedane ervaring zet hij een bescheiden productielijn op. Zijn onderneming in Wenen komt in de jaren vijftig tot zo’n 300 sportwagens. Bij internationale rally’s behalen ze goede resultaten. Het zijn concurrenten voor de eerste Porsches en allemaal roadsters. De eerste auto’s zijn van staal, later wordt aluminium gebruikt. De auto in Den Haag is uit 1957 en heeft een motor van 1300 cc.
 

De Zwitserse Enzmann heeft een kunststof carrosserie zonder deuren. Instappen via het steuntje aan de zijkant.

Zo kom je aan een typenaam: gewoon het nummer van de stand op de autoshow van Frankfurt: 506.

In Wenen zette coureur Wolfgang Denzel een kleine productielijn op van zijn eigen sportwagentje.

De Denzel heeft veel meer het karakter van een echte sportwagen dan de andere aangepaste Kevers.

De ruimte voor de nummerplaat is het prominentste deel van de achterkant.

Hebmüller
Vanaf het begin was het bedoeling van de Kever ook een cabriolet te bouwen. Ferdinand Porsche ontwikkelde naast de gesloten ook een open versie en presenteerde beide aan Hitler. Als in Wolfsburg in 1947 de productie wordt hervat, komt een open variant al snel weer in beeld. Volkswagen geeft twee externe bedrijven de opdracht voor een serie van enkele honderden auto’s . Karmann krijgt de order voor een vierzitter, Hebmüller gaat de tweezitter maken. Vrijwel iedereen is het er over eens: het ontwerp van Hebmüller is stukken eleganter. De kap is fraai verzonken en de lange motorkap past schitterend bij de voorzijde. Toch zal Karmann de geschiedenis ingaan als de cabriobouwer van Volkswagen. Als enkele maanden na de start in 1949 bij Hebmüller brand uitbreekt, blijkt de firma onvoldoende verzekerd. Het lukt weliswaar de productie te hervatten, maar de financiële basis is niet langer solide. In 1952 is het over en uit. Vermoedelijk zijn een kleine 700 Hebmüllers gebouwd waarvan er minder dan 100 nog bestaan. Sommige bronnen reppen over slechts dertig. Kenmerkend is de standaard tweekleurenuitvoering.
 

De tweezits Cabriolet van Hebmüller is veel zeldzamer dan een Karmann-cabrio. De kap is elegant weggewerkt.

Als aanvulling op de bijzondere koetswerken staat deze Formule Vee racewagen in de museumhal.

Boekpresentatie
Een bijeenkomst met zoveel Kever-liefhebbers vond Ronald Kooyman het uitgelezen moment voor een boekpresentatie in zijn museum als het onderwerp daarvan de Kever is. Om 11.00 uur is het zover. Cameraploegen van regionale en landelijke televisie zijn afgekomen op de persuitnodiging. In de schouwburgzaal van het museum krijgt Paul Schilperoord de gelegenheid zijn herschreven boek over het leven van Josef Ganz te presenteren. Ganz is in de jaren twintig en dertig in Duitsland zowel constructeur als technisch-journalist. Hij ijvert via zijn publicaties en adviezen aan de Duitse autofabrikanten voor een kleine, lichtgewicht volksauto die kwalitatief beter is dan de zware en luxe modellen van de bestaande Duitse merken. Als karakteristieken noemt hij een gestroomlijnd uiterlijk, een motor achterin, pendelassen en een ruggengraatchassis. Allemaal elementen die in de latere Kever terug zijn te vinden. Onder zijn leiding ontstaan enkele prototypen. Fabrikant Standard introduceert de Superior naar ideeën van Ganz en prijst het wagentje aan als Volkswagen.
 

In de reclame voor de Standard Superior is sprake van de term Volkswagen.

Volksauto
Vanwege zijn joodse achtergrond wordt Ganz in 1934 het zwijgen opgelegd. Hij mag niet langer publiceren en over zijn ideeën mag op last van de nazi’s niemand meer schrijven. Ganz vlucht net op tijd naar Zwitserland en verhuist later naar Australië. Intussen geeft Hitler aan Ferdinand Porsche de opdracht een dergelijke volksauto te ontwikkelen. Journalist Schilperoord pluisde het archief van Ganz uit en haalde de ontwerper uit de vergetelheid, daarmee tevens de mythe rond Ferdinand Porsche als ‘uitvinder’ van de Kever in een ander daglicht plaatsend. Niet dat Ganz de rechtstreekse geestelijk vader van de Kever is, maar hij heeft het denken over een het ontwerp wel sterk beïnvloed. Die eer is hem nooit toegekomen.
 

Na Schilperoords boekpresentatie werd de Rapid als nieuwe museumaanwinst onthuld.

Rapid
Ganz’ ideeën voor een kleine betaalbare auto laten hem na zijn vlucht naar Zwitserland niet los. Het komt eind jaren dertig tot enkele prototypen. Na de oorlog probeert de Zwitserse fabrikant Rapid een serieproductie op te zetten naar zijn gedachtegoed. Het blijft bij een voorserie van 37 stuks, waarvan er nog twee over zijn. Aan het einde van zijn verhaal onthult Schilperoord samen met Kooyman de Rapid die een permanente plaats krijgt in de collectie van het museum, productienummer 11. Een Kever is het niet, geen afgeleide daarvan, noch een voorloper of prototype. Maar als onderdeel van de Volkswagenhistorie is het rode wagentje wel interessant. Net als al die auto’s op het plein en in de hal. Iedereen kent de Kever, maar deze dag maakt overduidelijk dat de ene de andere niet is.


 

Joseph Ganz en zijn ontwerp dat later door Rapid in productie werd genomen. Rechts de auto als historisch museumstuk.

De Kever kent iedereen, maar let op: de ene is de andere niet.

Een week na de onthulling heeft de Rapid een plaatsje gevonden in het museum, naast de Kever.


 

 

  Aanvulling

Bij onze reizen door de autowereld zijn we ook elders bijzondere Kevers tegengekomen, hetzij in kleine series, hetzij eenmalig gemaakt. Hieronder enkele voorbeelden.
 

Hebmüller politiewagen in AutoMuseum Volkswagen in Wolfsburg.

Papler vierdeurs politiewagen in Museum Prototyp in Hamburg.

Vierdeurs Rometsch taxi in AutoMuseum Volkswagen in Wolfsburg.

Volkswagen maakte zelf nooit een vierdeurs Kever.

Een Stoll-coupé 1952 in het ZeitHaus van Autostadt in Wolfsburg, waarschijnlijk is er maar één van gemaakt.

Een Rometsch model Lawrence in chique tweekleurenuitvoering, in AutoMuseum Volkswagen in Wolfsburg.

In datzelfde museum: een Dannenhauer & Stauss Cabriolet.

Ook in het Museum Prototyp in Hamburg is een Dannenhauer & Stauss cabriolet te vinden.

Een coupé van Ghia-Aigle uit Lugano, eveneens in AutoMuseum Volkswagen in Wolfsburg.

De grille is misleidend, de motor zit natuurlijk achterin.

Een Kever met koetswerk van het Zwitserse bedrijf Beutler. Eigendom van Autostadt. 

Deze coupé van Beutler is gebaseerd op Porsche-techniek.

Van Porsche werd uiterlijk alleen het luchtrooster overgenomen.