National Automobile Museum
(The Harrah Collection)
Reno, Nevada (USA)
●
Deel van de oude
Harrah-verzameling
●
Grootste bedrijfsdonatie
tot dan toe
●
Veel unieke modellen
●
Thomas Flyer van New York
- Parijs
●
Zorgen over de toekomst
oktober 2018
Een tijdreis met dank aan de gulle gevers
In de inspiratieloze casinostad Reno, in de
Amerikaanse staat Nevada, staat een automuseum waarvan de collectie volgens
AutoWeek Magazine tot de top-5
van het land behoort. Het National Automobile Museum dankt het bestaan aan het
samengaan van de onbegrensde verzameldrift van een rijk geworden gokkoning en
één van de waardevolste donaties van een Amerikaans bedrijf aan de samenleving.
Het is tegelijkertijd het huis van de winnaar van de beroemdste snelheidstocht
uit de eerste jaren van de autohistorie.
 |
Op vrijdag 30 juni 1978 sterft William (Bill) Harrah op 66-jarige leeftijd
na een ingewikkelde en mislukte hartoperatie. Hij laat het grootste commerciële
gokbedrijf ter wereld achter, met casino’s en hotels. Het moment is bizar. Juist
dat weekend zijn grote festiviteiten voorzien vanwege de opening van drie nieuwe
en verbouwde casino’s en een jaarlijks door Harrah opgezet autofestival. In plaats van feest
is er rouw. Harrah geniet aanzien in Amerika, in het bijzonder in Nevada. Vanaf
zijn eerste bedrijf dat opent in 1937 ontwikkelt hij spelen en gokken tot een
serieuze bedrijfstak waarin miljoenen omgaan. In 1946 gaat zijn eerste casino
open; er volgen er meer. Harrah’s casino’s zijn later de eerste
met een notering aan de New York Stock Exchange. Hij zorgt ervoor dat een
sector met een dubieuze reputatie maatschappelijk aanzien krijgt. Dankzij Harrah
wordt een bezoek aan een casino ook mogelijk voor de middenklasse en de
niet-blanke bevolkingsgroep. Behalve gevierd vanwege zijn zakenimperium is Bill Harrah beroemd
door zijn hobby. Zijn erfenis beperkt
zich niet tot bedrijven. Hij laat ook een indrukwekkende collectie na van maar
liefst ruim 1400 klassieke auto’s. In een aantal jaren heeft hij die als fanatiek
verzamelaar bijeen gebracht.
 |
 |
Casino's en hotel dragen nog steeds
zijn naam. Links in South Lake Tahoe, rechts in Reno.
Bill Harrah bij een deel van zijn
collectie.
Harrah zette zijn aanwinsten weinig
inspiratievol naast elkaar. Rechts: de werkplaats waar de auto's werden
gerestaureerd.

Foldertje van het toenmalige museum
in Sparks.
Collectie
Zijn collectie is wereldberoemd, vanwege de omvang, maar ook omdat hij de auto’s
met de grootst mogelijke precisie laat restaureren. Op die van de bibliotheek
van Detroit na, heeft hij de grootste verzameling autodocumentatie ter wereld.
Aan iedere restauratie (in eigen bedrijf) gaat een uitgebreide en nauwkeurige
studie vooraf. Harrah brengt zijn auto's onder in een museum, zodat het publiek
ervan kan meegenieten. Ze staan in een grote hal op een
sfeerloos bedrijventerrein in Sparks, in de buurt van Reno. De opstelling is
weinig creatief en doet zijn collectie tekort. De auto's staan zij aan
zij geparkeerd. Foto’s van destijds maken niettemin indruk.
Er staan wel twee handen vol Duesenbergs naast elkaar. Harrah mag zich eigenaar
noemen van maar liefst twee Bugatti’s Royale. Zijn favoriete merken zijn Ford,
Franklin, Packard en Pierce Arrow. Van die merken heeft hij van iedere jaargang
wel een exemplaar.
Auto’s trekken hem al aan als hij nog maar kind is. Hij is acht als hij zijn
eerste rit achter het stuur maakt. Voor zijn zestiende verjaardag krijgt hij een
Chevrolet cadeau die hij van een karrevracht aan accessoires voorziet: 11
toeters en 26 lampen, weet de museumcatalogus te melden. De liefde
gaat daarna nooit meer over. Vanaf 1948 wordt het een serieuze aangelegenheid en
begint hij een collectie op te bouwen. Die omvat 600 auto's als in 1962
het museum wordt geopend; 325 daarvan staan tentoongesteld. Er komen er steeds
meer, het aantal groeit tot over de 1400. Het is meer dan een hobby. In de hoogtijdagen werken er 150
medewerkers bij Harrah's Automobile Collection, waarvan 90 in de werkplaats. Er
zijn plannen een nieuw museum annex evenementenpark te bouwen, met inbegrip van
een hotel. Het moet langs de snelweg
Interstate 80 bij Reno komen. Door het overlijden van Harrah is het project nooit
gerealiseerd.
 |
Tot de collectie behoorden twee
Bugatti's Royale. Borden aan de muur herinneren aan die tijd.
Schenking
De dood van Harrah heeft consequenties voor zijn collectie. De auto’s
maken deel uit van zijn onderneming. Er is niets geregeld om ze als totaliteit veilig te stellen.
Harrah heeft daar bewust voor gekozen: het was zijn hobby. Als hotelketen Holiday Inn in 1980 het
hotel- en casinobedrijf overneemt, krijgt het ook de autoverzameling in handen. Wat moet een
hotel met de hobby van een ander? Juist: verkopen! De opbrengst is naar
verwachting vele tientallen miljoenen, als het geen honderd miljoen is. Dat is
serieus geld voor de onderneming. De aankondiging van de verkoop gaat veel
liefhebbers in Reno en verre omstreken aan het hart. Ze starten onderhandelingen
met de hotelbazen. Holiday Inn schenkt uiteindelijk 175 auto’s en de hele
bibliotheek ten behoeve van een nieuw te bouwen museum. Het is op dat moment de
grootste schenking van een private onderneming in de Amerikaanse historie. Stad,
staat en bemiddelde particulieren springen bij om de financiering van het gebouw
rond te krijgen. In 1989 is het zover: het National Automobile Museum opent de
deuren voor het publiek. Als eerbetoon aan de grondlegger van de verzameling is
er als ondertitel ‘The Harrah Collection’. Doordat particulieren hun auto
aan het museum schenken, groeit de omvang tot boven de 200, maar de auto's van Harrah
vormen de kern. Helaas, zo
lezen we in de museumcatalogus, behoorden de twee Royales niet tot de schenking.
Ze werden voor veel geld verkocht. De veilingen van de meer dan duizend auto's
van de voormalige collectie tussen 1984 en 1986 brachten honderd miljoen op.
 |
 |
Vanaf 1989 zijn bezoekers welkom in
het museum dat een deel van de oude collectie omvat.
Reno
Voor een bezichtiging reizen we naar down town Reno. Vanuit onze standplaats
South Lake Tahoe is dat 60 mijl (100 kilometer), een uur rijden. Ons hotel ligt
zo ongeveer naast een casinohotel dat fier de naam Harrah draagt. Toeval bestaat
niet, zeggen ze. Het bedrijf mag zijn overgenomen, de grondlegger al lang
overleden, zijn naam straalt nog steeds op het torenhoge hotel. In 1955 kwam Harrah hiernaar toe. In het seizoen komen hier heel wat toeristen. Het meer is
een bekend oord voor watersport en recreatie. De weg naar Reno loopt erlangs; de
route is aan te bevelen. Anders dan South Lake Tahoe komt Reno er in
toeristische beschrijvingen niet best af. De kwalificaties zijn niet erg
vleiend, maar wel treffend. Als je niet naar het casino wilt (of naar het
automuseum natuurlijk), heb je er eigenlijk weinig te zoeken. Een sfeervol centrum
vind je er niet.
Bij binnenkomst van Reno verwacht je richtingaanwijzers naar het museum, toch
één van de trekpleisters van de stad. Ze zijn er niet. Gelukkig brengt het
navigatiesysteem ons er keurig heen. Het gebouw staat aan de oever van de
Truckee River. Het vinden van de parkeerplaats blijkt wat
lastiger. Die ligt achter het gebouw, maar je rijdt de toegang gemakkelijk
voorbij. Na een extra rondje centrum vinden we de plek alsnog. Er staan niet
veel auto's. Eenmaal binnen blijkt het heel rustig. Dat is tegen de
verwachtingen, want er zijn tienduizenden motorfietsfanaten in de
stad vanwege een vierdaagse manifestatie. De werelden van twee- en vierwielers
blijken toch duidelijk gescheiden.
 |
 |
Reno: The Biggest Little City in the World.
Rechts het museum met op de achtergrond een Harrah-hotel.
Netherlands
De man aan de kassa heet ons vriendelijk welkom. We vragen om twee
toegangskaartjes voor senioren uit het buitenland. Het eerste is relevant; vanaf
62 mag je goedkoper naar binnen. Je bent hier kennelijk jong oud. Het tweede
doet er feitelijk niet toe, maar lokt wel een gesprek uit. Waar we dan vandaan
komen. "Ah, The Netherlands". Daar schijnt ook een heel mooi automuseum te zijn,
heeft hij pas gelezen. Nou en of. Dat kennen we goed. En nu komen wij hier graag kijken,
want de naam Harrah is in kennerkringen een begrip.
Er volgt een uitleg over de route door het museum en het advies de
kassabon te bewaren. Dan kunnen we tussen de middag even weg, de stad in om wat te eten.
Het museum zelf heeft geen faciliteiten. Er is nog geen kopje koffie te krijgen.
De rondgang begint met een ruim 20 minuten durende film in een bioscoopzaal. We
maken eerst kennis met het leven van Bill Harrah en krijgen vervolgens een les
autohistorie, weergegeven door historische beelden en nagespeelde scènes. Voor
de gehaaste mens van 2018 is twintig minuten wel lang, zelfs als hij met
vakantie is.

Senior Admission: in Reno ben je al
vroeg oud.
Toepasselijke schilderijen in de
gang naar de museumruimte.
Biografie
Het verhaal in de film over Harrah is een feel good story. Dat is op deze plek niet
onlogisch. Wie zich verdiept in de levensloop van de casinokeizer, krijgt een
vollediger beeld. In de biografie van Leon Mandel uit
1981 - William Fisk Harrah: The Life and Time of a Gambling Magnate - komt
Harrah naar voren als een visionaire, maar gewiekste en meedogenloze zakenman
die er alles aan deed zijn concurrenten de loef af te steken.
In het begin van zijn zakelijke loopbaan
opereerde hij op de grens van het recht. Het overheidsbeleid met betrekking tot
gokspelen liet ruimte voor interpretatie. Als rasechte ondernemer benutte Harrah
die ruimte ten volle. Iedere overheidsbemoeienis vond hij hinderlijk, tenzij het
hem uitkwam. Hij startte zijn bedrijfsactiviteiten door het overnemen van de
zaak van zijn vader in Venice (Californië), maar vestigde zich als snel in Reno
(Nevada), dat veel vriendelijker was voor de gokindustrie. Van vakbonden moest
hij niets hebben, maar hij liet zijn personeel wel meedelen in successen. Hij
was veeleisend voor zichzelf en voor anderen, onbetwist de baas, maar ook een
meester in delegeren aan vertrouwelingen. Aan het begin van zijn loopbaan kampte
hij met verslavingen aan roken, drinken en gokken. Hij kwam daar overheen,
waarna werken zijn nieuwe verslaving werd. In zijn privéleven wist Harrah
moeilijk een balans te vinden. Hij trouwde zeven keer; één huwelijk duurde niet
langer dan een paar maanden, een ander een goed jaar. Met zijn tweede vrouw
huwde hij zelfs twee keer; ze adopteerden twee zoons. Zakelijk was Harrah altijd
scherp. Door zijn doelgerichte optreden kwam hij vaak stuurs over. Er zijn
weinig foto's waar hij lachend op staat. De dadendrang was groot. Daarbij had
hij er geen moeite mee de
werkelijkheid soms mooier voor te stellen dan ze was. Zo suggereerde hij zijn imperium geheel zelfstandig zonder hulp van anderen
te hebben opgebouwd. Dat was niet zo. Toch waren vriend en vijand onder de
indruk van zijn prestaties. Dat zijn casino's zo
geliefd en succesvol waren, was te danken aan de luxe waarmee hij zijn klanten
omringde. Hij had een ongekend scherp oog voor details. Alleen het beste was goed genoeg.
Die opvatting kenmerkte ook de wijze waarop zijn autocollectie tot stand kwam.
 |
Aan de muur hangt een plattegrond,
die inmiddels wat verouderd is. De basisopzet is echter gebleven.
Galerieën en straten
Het wordt tijd zelf te beoordelen wat Harrah en Holiday Inn ons hebben
nagelaten. Vanuit de bioscoopzaal lopen we eerst langs de garage van het museum.
De echte, niet een nagemaakte. Die is er ook, maar op een andere plek. Het is
niettemin ook een showruimte. De borden maken wel duidelijk dat de auto's hier
min of meer permanent zijn neergezet. Hoewel een Stutz
vooraan staat, kijken we vooral naar de schitterende Hispano-Suiza daarachter.
De auto is van 1937, heeft een
koetswerk van Letourneur & Marchand en een V12-motor met een inhoud van 9,4 liter
en 220 pk, goed voor 160 km/u.
Het museum bestaat uit vier zalen, elk een tijdvak uitbeeldend: de beginperiode
(circa 1890-1910), de verdere groei (tot en met de jaren dertig), de jaren 1930-1950 en
vanaf 1950. Iedere zogeheten Gallery is gescheiden
van een andere door straatjes die de sfeer van vroeger weergeven. De bezoeker
krijgt een indruk van het straatbeeld van rond de vorige eeuwwisseling, de jaren
dertig en de jaren vijftig. Het idee is leuk en geeft een sfeer van
gemoedelijkheid, maar de uitvoering is wat gedateerd. Moderner musea laten zien
dat de uitwerking veel verfijnder kan en een beter resultaat oplevert. In de
straat van de eeuwwisseling staat bovendien een auto die daar niet past. Het is
een wel heel bijzondere Airomobile uit 1937, een driewielig wagentje met
voorwielaandrijving. Het is een prototype waarmee Amerika werd doorkruist om
investeerders te interesseren. De tocht verliep technisch probleemloos, maar
financieel rampzalig. Niemand zag er wat in. Het bleef bij dit ene exemplaar.
 |
 |
De (echte) garage is tevens
showruimte. Rechts de schitterend gelijnde V12 Hispano-Suiza.
De merkwaardige Airomobile past
eigenlijk niet goed in het straatje van de eeuwwisseling.
De auto maakte een toer door
Amerika, maar geldschieters durfden het niet aan.
Perfecte staat
We verdiepen ons eerst in het tijdvak van 1890 tot circa 1910. Die grens is niet
zo strak getrokken; we zien ook enkele modellen van een paar jaar
daarna. De toegang tot Gallery 1 is een oude smederij. Daar staat een
ongerestaureerde en danig gehavende Capitol uit 1902. Dat is bijzonder, want
vrijwel alle auto’s in het museum zijn in perfecte staat, het visitekaartje van
Bill Harrah. Het gaat om een stoomauto waarvan het prototype al in 1889 gereed
was. Het duurde jaren voordat een fabrieksmatige productie in beeld kwam, maar
succesvol was die niet. Dit exemplaar is uniek en het enige dat nog bestaat. Het
wordt bijna eentonig: dat gaat ook op voor de Philion-stoomwagen aan het begin
van de zaal. Vermoedelijk bestond het wagentje al in 1890, maar het
informatiebord vermeldt 1892 omdat de maker toen octrooi kreeg op zijn ontwerp.
Er is echter nooit iemand geweest die de behoefte had om het ding na te maken.
Philion was geen industrieel maar een showman. Zijn vinding was onderdeel van
zijn optreden waarmee hij geld verdiende. Zoals bij de meeste auto’s in het
museum is aan het informatiebord een kaartje toegevoegd: “Adopted by…” met
vervolgens en naam. Kennelijk is dit de methode om de collectie betaalbaar te
houden: je adopteert een auto en krijgt een naamsvermelding. Een enkel model
vraagt nog om adoptieouders.
 |
 |
Via de smederij kom je in de eerste
zaal. De Capitol stoomwagen van 1902 is niet gerestaureerd.
De Philion van 1892 is de oudste
auto in het museum en het enige exemplaar dat bestaat.
Beginjaren
De eerste zaal leidt ons langs de beginjaren van met name de Amerikaanse
auto-industrie. Bekende namen en modellen komen voorbij. We zien een driewielig
voertuig van de gebroeders Duryea, de grondleggers van de Amerikaanse
auto-industrie, de Oldsmobile Curved Dash als eerste in serie gemaakte auto, de
eerste modellen van Cadillac, Winton en Packard. Uiteraard ontbreekt Ford met
zijn befaamde Model T niet. Een Locomobile vertegenwoordigt de stoomauto’s uit
de beginjaren. Franse pioniers als Leon Bollée en Renault zijn goed voor de
internationale dimensie. De presentatie is goed verzorgd; je krijgt een mooi
inzicht in de jeugd van de auto en de modellen zijn als nieuw. Harrah kreeg er
complimenten voor. Zijn opvattingen over restauratie werden de maatstaf voor de
beoordeling van klassiekers bij het prestigieuze jaarlijkse concours van Pebble
Beach. Tegenwoordig wordt originaliteit meer gewaardeerd. Sommigen
vinden perfecte restauraties te mooi. Dat kan wel zijn: het is een
genot om hier rond te lopen en alles op je te laten inwerken.
 |
Gallery 1 gaat over de pioniersjaren
van de autohistorie.
De gebroeders Duryea behoorden tot
de grondleggers van de Amerikaanse auto-industrie.
Modellen van vroege autofabrikanten: Locomobile,
Winton en Packard.
De Locomobile uit 1899 is een
tweecilinder stoomwagen.
Het bankje achterop biedt de
mogelijkheid passagiers mee te nemen met deze Packard uit 1900.
Een Winton uit 1899, de 39e die het
bedrijf maakte. Het is een 1-cilinder. Prijs destijds: 1000 dollar, een vermogen.
Het eerste Cadillac-model en een
zeldzame Cameron, allebei uit
1903.
Een oude bedrijfswagen met laadbakje
achterop: een International uit 1912.
Curiositeiten
Uiteraard gaan we
juist op zoek naar curiositeiten, zoals bij de Adams-Farewell van 1906. Het
stuur en de pedalen konden naar keuze bij de voor- of achterbank worden
geplaatst. Omwisselen was een kwestie van een paar minuten. Zat de chauffeur
voor, dan konden meer passagiers worden meegenomen, wilde hij beter beschermd
zijn tegen weer en wind dan was de achterbank een betere optie.
Een andere bijzonderheid is de Knox uit 1904, aangedreven door een luchtgekoelde
motor. Terwijl het veel bekendere merk Franklin er tot in de jaren dertig mee
doorging, monteerde Knox vanaf 1908 ook watergekoelde motoren. In 1915 viel het
doek voor de fabrikant. Stoomwagenfabrikant White maakte in 1910 de omslag van
stoom- naar benzinemotoren. Met de productie van bedrijfswagens hield de
onderneming het tot in de jaren tachtig uit. Bij de K.R.I.T. van 1913 valt
natuurlijk het omgekeerde hakenkruis op, symbool voor geluk. Het informatiebord
legt de verschillen met het hakenkruis van de nazi’s uit.
Een Selden van 1912 is als auto op zich niet zo bijzonder, maar de naam is beladen. De
advocaat patenteerde in 1879 (dus ver voor Carl Benz) een automobiel met
brandstofmotor, zonder de auto ook echt te maken. Hij eiste vervolgens van iedere fabrikant
een vergoeding voor gebruik van de rechten. Henry Ford weigerde dat en ging de
strijd aan. Een
jarenlange juridisch gevecht volgde. Uiteindelijk gaf de rechter Ford gelijk. Selden
startte in 1906 met het maken van eigen modellen, maar hield er in 1914 alweer
mee op. Henry
Ford werd de grootste fabrikant ter wereld (tot 1927, toen General Motors de
koppositie overnam).
 |
 |
De Knox van 1904 heeft een
luchtgekoelde motor.
Bij de Adams-Farewell kunnen stuur
en pedalen worden verplaatst.
Léon Bollée en Renault waren Franse
pioniers.
White schakelde over van stoom-
(links, 1909) op benzinemotoren (rechts 1910).
Een Oldsmobile, genoemd naar R.E.
Olds, van 1910.
Het beeldmerk van de K.R.I.T. valt
uiteraard meteen op.
Een 4-cilinder Mercer uit 1913,
geschikt om deel te nemen aan races.
Geen auto's voor de massa, deze luxe Pope-Hartford 1911 en Stearns 1910.
Net als alle andere modellen van het
merk heeft ook de racewagen van Franklin
luchtkoeling.
Niet alleen de buitenkant van de
Stanley Steamer is perfect opgeknapt, ook de binnenkant met alle instrumenten.
De bekendste Rolls-Royce, de Silver
Ghost, ontbreekt niet.
Modellen van de kemphanen
Ford en Selden. De T-Ford is nog van voor de eenheidskleur zwart.
Uitstalkasten met kleding die
Scherry Harrah (zijn 2e en 3e vrouw) droeg bij autoshows,
passend bij de auto.
Replica
We verlaten de zaal en komen automatisch in de nagebouwde straat van de jaren
dertig. Luxe automobielen staan geparkeerd voor een bioscoop en een hotel. Voor
de deur staat de Duesenberg van Sammy Davis jr., een van de beste vrienden van
Bill Harrah. Wacht eens even… Sammy Davis jr?
Lopen nu de tijdlijnen niet ernstig door elkaar? Inderdaad. De auto is geen
‘echte’ Duesenberg maar een in de jaren zeventig nagebouwde replica door een
bedrijf dat wel de originele merknaam mocht gebruiken. Anders dan veel replica’s
is deze auto niet van kunststof maar van staal en aluminium. De motor is
afkomstig van Chrysler. De andere auto’s in het rijtje zijn wel ‘echt’.
Gallery 2 gaat over de periode 1910-1930. De voor het museum misschien
wel belangrijkste auto is een Maxwell uit 1911. Niet dat die heel waardevol is,
bijzonder of volledig origineel. Integendeel: het is een mengsel van onderdelen
uit verschillende jaren. Dit is echter de eerste klassieker van Bill Harrah,
aangeschaft in 1948. Hij presenteerde de auto vol
trots op een show, maar kreeg veel minder positieve reacties dan verwacht. Harrah
had zijn auto gerestaureerd met onderdelen van een model uit 1907, in de
veronderstelling dat zijn aanwinst van dat jaar was. Dat zou hem niet nogmaals gebeuren, nam hij zich voor.
Hij ging alle mogelijke documentatie verzamelen om zijn groeiende verzameling
historisch verantwoord te kunnen restaureren. De Maxwell was dus niet alleen
zijn eerste klassieker, maar ook het startpunt voor zijn immense bibliotheek én
zijn beroemd geworden streven auto’s zo goed mogelijk in de originele staat
terug te brengen. Bij de restauratie van de Maxwell liet hij juist ter
herinnering aan zijn eerste aankoop de verkeerde onderdelen zitten.
 |
De naam is wel echt, maar de auto is
geen klassieker. De replica-Duesenberg is van 1971.
Deze zijn wel 'echt': Packard 1932
en DeSoto 1936.
Een Lincoln uit 1932. Het model kwam
in de crisistijd op de markt en is kleiner dan zijn voorgangers.
De auto waar niet veel van klopte,
maar die wel de basis van de collectie vormt: een Maxwell. Van 1911!
 |
Rariteiten
Opnieuw kijken we in het bijzonder naar auto’s die onbekend of uitzonderlijk
zijn, zonder daarbij de bekendere over te slaan. Door de verzorgde wijze van
presentatie dwingt iedere auto bewondering af. De collectie maakt als totaliteit
indruk. Voor het vinden van rariteiten hoeven we niet lang te zoeken. Verreweg
de meest bijzondere auto is een Rolls-Royce van 1921. Het is een Silver Ghost
met een carrosserie van koperplaat. Staal, aluminium, hout, leerdoek, kunststof
en zelfs porselein kenden we al als materiaal voor een koetswerk. Koper ook voor
onderdelen als spatborden (►zie het verslag over het Blackhawk Museum), maar niet
als materiaal voor de hele carrosserie.
Als het gaat om het totale concept, scoort een Julian uit 1925 hoog op het
lijstje curiosa. De motor ligt achterin; het is een zescilinder stermotor. De
chauffeur zit in het midden, zijn passagiers een stukje naar achteren. Er zijn
nog twee noodzittingen, met de rugleuning tegen de rijrichting in. Verder dan
een proefmodel kwam het niet en dat staat hier.
Meer curieus dan écht bijzonder is een kampeerwagen op basis van de T-Ford, een
verre voorloper van de tegenwoordig in Amerika zo populaire RV’s (recreation
vehicles), door ons campers genoemd.
Achter in de zaal is het bedrijf van tweedehands autoverkoper John nagebouwd.
Een eerlijke verkoper, staat er met enige ironie. Het
is net echt, behalve dat de auto’s niet te koop zijn en dat hun technische staat
uitmuntend zal zijn.
 |
Een Rolls-Royce Silver Ghost van
koper. Curieus, om niet het woord bizar te gebruiken.
Het koper werkt als een spiegel.
De Julian van 1925 is ook
allesbehalve gewoon.
Achterin ligt een zescilinder
stermotor. De stoelopstelling is ongewoon.
Europese auto's zoals deze Fiat zijn
ondervertegenwoordigd in de collectie.
De 2-cilinder Imp uit 1914 kostte de
helft van de prijs van de T-Ford. Het wagentje is nog "Available for Adoption".
Cole maakte auto's tussen 1905 en
1924. Deze hardtop is van 1917.
Eerlijke tweedehands auto's van
John...
Zowel bij de Dodge als bij de
Frontmobile lijken de verhoudingen wat zoek door hun lange wielbasis.
De Dodge is van 1922 en zag er
toentertijd ook al ouderwets uit.
Afgeleiden van standaardmodellen:
een Ford T camper (1921) en Chevrolet Woody (1926).
Het gebruik van de camper was een
stukje in de krant waard.
Van deze bijzondere Lincoln met
klassiek koetswerk uit 1927 is er maar één gemaakt.
De McFarlan werd wel de Amerikaanse
Rolls-Royce genoemd, maar moest in 1928 de deuren toch sluiten.
Geparkeerd in de straat: American La
France brandweer (1917) en een bestelwagen van Lippard-Stewart (1914).
Heinz
Via de straat van de jaren vijftig komen we in Gallery 3: het tijdvak van de
grote, exclusieve en dure Amerikaanse merken en hun Europese concurrenten. We
kijken er niet van op een Duesenberg J en Auburn aan te treffen, een luxe
Packard, een Mercedes-Benz 500K Roadster en een 300SL ‘Vleugeldeur’. Bekende
Europese modellen als de MG TC, Jaguar XK120 en de Kever laten we voor het gemak
maar even links liggen. Daar valt na alle bezoeken aan andere musea weinig
nieuws aan te ontdekken. We zoeken juist de verrassende en uitzonderlijke
modellen en die zijn er volop. Was het
vreemdste voertuig in de vorige hal koperkleurig, hier smeekt een zwart monster
om aandacht. Het gaat om een Phantom Corsair van 1938 met een Cord-motor en
voorwielaandrijving. Het opzienbare ontwerp is van Maurice Schwartz (van het
carrosseriebedrijf Bohman & Schwartz) en Rust Heinz. Rust
was de zoon van H.J. Heinz, naamgever van de ketchup. Zoonlief kreeg de gelegenheid
zijn eigen ideeën over een toekomstauto uit te werken. Het project kostte 25.000
dollar. Door de goede stroomlijn was een top van 185 km/u mogelijk. Om de auto
stiller en veiliger te maken, was de binnenkant afgewerkt met gummi en kurk. Tot
serieproductie is het nooit gekomen. Rust Heinz overleed op 25-jarige leeftijd
bij een verkeersongeluk.
In de buurt van de Corsair staat een ander experimenteel model: een Cord uit
1936. Hiervan zijn er vijf of zes gebouwd. De donkerrode die hier staat was de
persoonlijke auto van E.L. Cord, zijn vrouw en zoon.
Verrassend is ook een auto met een bekend voorkomen, maar een onbekende
merknaam: Allstate. Het is een gewijzigde en luxere variant van de Kaiser Henry J,
in 1952/1953 onder eigen naam op de markt gebracht door het
grootste Amerikaanse warenhuis- en postorderbedrijf Sears, Roebuck en Company.
Volgens het bedrijf was het "the lowest-priced full-sized sedan on the U.S.
market". Naast alle andere producten stond de auto twee seizoenen in de
catalogus om er daarna, bij gebrek aan belangstelling, weer snel uit te
verdwijnen. Klanten waren bevreesd voor een gebrekkige service en bovendien kon
men de oude auto niet inruilen. In twee jaar werden 2363 auto's verkocht.
 |
Gallery 3 staat vol met fraaie en
opmerkelijke modellen uit de Amerikaanse autogeschiedenis.
In 1933 werd de Amerikaanse versie
van de Austin op de markt gebracht, maar de Amerikanen hadden er geen trek in.
Franklin hield vast aan zijn
luchtgekoelde motoren. Dit model is van 1930.
Ook de Chrysler Airflow viel niet in
de smaak. Hier een exclusieve coupé-uitvoering.
Zo moest een auto eruit zien, vond
de zoon van ketchupkoning Heinz.
Tot productie is het nooit gekomen.
Het bleef bij één auto door het vroege overlijden van Rust Heinz.
Auburn werd door de nieuwe eigenaar
E.L. Cord nieuw leven ingeblazen door opvallend gevormde carrosserieën.
Anders dan je vaak ziet, heeft deze
Duesenberg J niet de sieruitlaten van de SJ.
Prototype van een Cord uit 1936,
gebruikt door E.L. Cord en zijn gezin.
Zanger en entertainer Al Johnson was
de eigenaar van deze zestiencilinder Cadillac model 1933.
In 1941 presenteerde Chrysler dit
showmodel, met carrosserie van LeBaron. Van de zes zijn er nog vier over.
Een Packard 1942 (van net voordat de
productie door de oorlog werd stilgelegd) en Frazer Manhattan 1951.
Deze Kaiser (1947) is speciaal
gemaakt voor de bedrijfsleider van de fabriek en is de enige Kaiser-sedan met
twee deuren.
Een Studebaker en Hudson Super Jet, allebei
van 1953.
Een auto verkopen via een warenhuis
of per postorder bleek geen succes. De Allstate was afgeleid van de Kaiser Henry
J.
Een Ford en Chrysler uit het midden
van de jaren vijftig.
Delahaye 135M, een Franse schoonheid
uit 1948.
Natuurlijk schitterend, maar niet
heel verrassend, de Mercedessen 500K en 300SL.
Unsafe
Een volgende straat komt in beeld, met achterin moderne huizen. Modern moet je
ruim zien. De auto's ervoor zijn voorbeelden van de jaren zestig: twee generaties van de Chevrolet Corvair. Het zijn allebei coupés. De Corvair heeft een weinig positieve plaats
gekregen in de Amerikaanse autogeschiedenis door het boek Unsafe at any speed
(1965) van de politieke activist Ralph Nader. De consumentenrechtaanklager
beschuldigde General Motors ervan een onveilige auto te verkopen. De achterin
geplaatste boxermotor – de Corvair was het antwoord op de Kever – zou zorgen
voor een onacceptabel slechte wegligging. Achteraf bleek het aantal ongelukken
niet groter dan met andere auto’s, maar de reputatie was aan gort. Niettemin
bleef het model negen jaar in productie en verkocht GM er 1,8 miljoen.
Tegenover de Corvair staat een model dat meteen onze aandacht trekt: een Fiat
600 met bijzonder koetswerk van Pininfarina, de ‘Y’. In het Louwman Museum staat
de X als prototype. Waar de X een bijzondere wielopstelling heeft (één voor, één
achter en twee aan de zijkant), is dit een gewone vierwieler. De voorzijdes van
beide modellen vertonen veel overeenkomsten, aan de achterkant is de Y een stuk
conventioneler. Het informatiebord slaat de plank volledig mis met de suggestie
dat het een seriemodel is. Bovendien wordt beweerd dat de Fiat Topolino de motor
achterin had. Hier is een lesje Europese autohistorie wel op zijn plaats.
 |
 |
In de nagebouwde garage wordt
onderhoud gepleegd aan een Buick 1954.
Dit zou ook buiten op straat
gefotografeerd kunnen zijn.
Ford Thunderbird: één van de
befaamde klassiekers uit de jaren vijftig.
Eén straat besteedt aandacht aan
klassieke racewagens.
Twee generaties van de verguisde
Chevrolet Corvair, in beide gevallen de exclusieve coupé-variant.
Pininfarina's model Y gebaseerd op
een Fiat 600D.
Het informatiebord suggereert dat
het een seriemodel is. Ten onrechte.
New York-Parijs
Hoewel de laatste zaal bedoeld is voor modellen van na 1950, is de belangrijkste
auto de Thomas Flyer van 1907, winnaar van de beroemde tocht van New York naar
Parijs in 1908. Het is een bijzonder gevoel de auto in het echt te zien, na het lezen
van het boeiende boek over de race en het zien van een Canadese documentaire
(►zie elders op deze site). Met deze auto maakten de mannen destijds de
monsterrit van 35.000 kilometer, kou, sneeuwstormen, moerassen en andere
ongemakken trotserend. Ziekte, ellende en vijandigheden waren hun deel. Ze reden
door gebieden waar geen weg te bekennen was. Er zit zand aan de wielen, maar dat
is niet van 1908. De aanvankelijke aandacht voor de auto verslapte snel. De wagen werd weggestopt en er werd niet meer naar
omgekeken. Het is aan Bill Harrah te danken dat de Thomas niet verloren is
gegaan. Hij kocht de auto voor zijn verzameling nadat de berijder van destijds,
George Schuster (1873-1972), aan de hand van details kon bevestigen dat
dit inderdaad de originele auto was. Harrah
liet hem restaureren, maar niet in
nieuwstaat. De auto
moest er weer uitzien als bij de finish in Parijs. Na de restauratie werd ermee
in de woestijn gereden om dat effect te bereiken. Het is een prachtige herinnering aan de meest
bizarre tocht uit de beginjaren van de auto.
 |
De winnende Thomas van de race
van New York naar Parijs over 35.000 kilometer.
Verzamelaar Bill Harah kocht de
auto destijds op en liet hem restaureren naar de situatie bij de finish.
Na de restauratie werd ermee in
de woestijn gereden om 'm weer vies te maken.
De ketting werd gesmeerd door er
af en doe olie op te druppelen (foto links).
De Thomas is officieel Amerikaans
erfgoed.
Video over deze historische
Amerikaanse auto.
 |
Sinatra
De opstelling in Gallery 4 wijkt af van de andere zalen. De auto’s staan niet op
grind, er zijn geen aangelegde looppaden. Het lijkt erop dat de zaal ook voor
bijeenkomsten wordt gebruikt en dan is flexibiliteit noodzakelijk. Het is net of
het museum de periode na 1950 minder belangrijk vindt. Dat is niet terecht, want
ook hier staan interessante auto’s. En dan hebben we het niet eens over een
Tucker van een miljoen, een Cadillac Fleetwoord Eldorado Brougham met
roestvrijstalen dak – toch ook goed voor een paar ton - of een Edsel. Die kom je
in andere musea ook tegen. Bijzonder is de Ghia die ooit eigendom was van Frank
Sinatra. Virgil Exner ontwierp de auto als Chrysler dreamcar. De rechten op het
ontwerp werden verkocht aan Dual Motors. Ze verscheepten een Dodge-chassis naar
Italië, waar Ghia er een carrosserie op zette. Uiteindelijk werden er maar 26
van gemaakt.
Van de Scimitar Station Wagon is er zelfs maar één. Het ontwerp is van Brook
Stevens. De auto is van aluminium, werd gebouwd in opdracht van het bedrijf Olin Aluminum en gepresenteerd op de autoshow van Genève in
1959. De techniek is van een Chrysler New Yorker. Opvallend
stijlkenmerk is het achterste dakdeel dat geopend kan worden. Bij een Jeep
Wagoneer zit de bijzonderheid onder de motorkap: snelheidsmaniak Bill Harrah
liet in zijn favoriete model een motor van Ferrari bouwen om 'm zo veel sneller
te maken.
 |
De opstelling in Gallery 4 is veel
flexibeler en minder uitgekiend. Recht een Ford Mustang, links een Cadillac.
Een Amerikaans-Italiaanse Ghia, ooit
in het bezit geweest van Frank Sinatra, een goede relatie van Bill Harrah.
Van de door Virgil Exner ontworpen
droomauto werden er uiteindelijk 26 gemaakt.
Brook Stevens eenmalige Scimitar
Station Wagon van 1959.
Het opvouwbare achterste dakgedeelte
kenmerkt het ontwerp.
De naam Scimitar is gekozen vanwege
de zwaardvormige elementen aan de zijkant.
Exclusief en de moeite waard, een
Edsel en Cadillac, maar je ziet ze ook in andere musea.
De 32e van de 51 Tuckers die zijn
gemaakt.
Zorgen
We hebben alles gezien en bestudeerd, met een bezoek aan het winkeltje als
afsluiting. We maakten een tijdreis door het National Automobile Museum, maar wel eentje waarbij de tijd al
weer enige tijd geleden is stilgezet. De nalatenschap van Bill Harrah is
indrukwekkend, zonder twijfel. De autoliefhebber kan er zijn (of haar) hart
ophalen. Toch zijn er zorgen over de toekomst. Ooit kwamen er wel 100.000
bezoekers per jaar, maar dat is al lang geleden. “We hebben geen aansluiting
meer met de jeugd”, legt één van de betrokkenen uit. “Als ze binnenkomen, vragen
ze waar de Porsches en Lamborghini’s staan”. Het is een uitdaging om voldoende
middelen te behouden voor de exploitatie. Een enkele senior uit Europa is
daarvoor niet genoeg. Zowel de buitenzijde als de binnenkant vragen op sommige
plaatsen duidelijk om een opknapbeurt. De dunne metalen huid van de buitenmuren
zijn gelakt in de kleur heather fire mist, gebruikt in de auto-industrie
van de jaren vijftig. De glans is inmiddels verdwenen. De muren en vloeren
binnen kunnen ook wel een beurt gebruiken. Er wordt niet voor niets geld ingezameld
voor versterking van de financiële basis. Dat gebeurt op z’n Amerikaans: loten
verkopen om mee te dingen naar een Chevrolet Corvette. Samen met een gouden
De Lorean staat die te pronken in de hal. We hopen oprecht dat de fondsenwerving
slaagt. Bill Harrah en de gulle gevers van Holiday Inn verdienen het.
■
 |
 |
De Corvette is te winnen, de gouden
De Lorean blijft in Reno.
Amerikanen zijn gek op extravagante
modellen als deze Roth Beatnik Bandit van 1994.
Altijd leuk, zo'n ritje in een oude
T-Ford, zelfs al komt-ie niet van zijn plaats...
 |
Verliefd op Franse vormen
In het Amerikaanse
Oxnard staan in het museum
van
Peter Mullin louter Franse auto's, met name
de meesterwerken van
de carrosseriebouwers.
oktober 2018
|
 |
 |
Een museum dat zijn schatten
verstopt
De waardevolste exemplaren van
de collectie van Petersen
in Los Angeles staan niet in het museum, maar in de
ondergrondse opslag. Een merkwaardige keuze.
oktober 2018
|
 |
 |
Flonkerende parade van
topstukken
Zo'n vijftig vooral
exclusieve en bijzondere klassiekers
staan letterlijk te schitteren in de spotlights van het
Blackhawk Museum in Danville. Een impressie.
september 2018
|
 |
|