Miniatur
Wunderland /
Museum Prototyp
Hamburg (D)
●
Duizenden auto's in het klein
●
Belevenis voor jong en oud
●
Museum met bijzondere auto's
●
Nadruk op VW en Porsche
●
Unieke prototypen
oktober 2015
Boeiende uren in het havengebied
Hafencity, het vroegere havengebied van Hamburg, ontwikkelt zich tot een nieuw
stadsdeel met allure. Oude gebouwen krijgen nieuwe bestemmingen.
Handelsbedrijven en kantoren hebben er hun intrek genomen, net als enkele
toeristische attracties. Op een miezerige vrijdagochtend in oktober bezoeken we
er twee. Ze bezorgen de autoliefhebber een aangenaam verblijf.
 |
Miniatur Wunderland
Het wordt langzaam donker. De avond breekt aan. Toeristen op de bovenetage van
de open dubbeldekker maken foto’s. Vanwege het beperkte licht flitsen hun
camera’s. De bus rijdt verder, geeft richting aan en gaat de bocht om. De
passagiers realiseren zich vast niet dat even verderop een vrachtwagen in brand
staat. Rookwolken stijgen op uit de oplegger. De beplating van de trailer is al
gedeeltelijk gesmolten. Brandweerwagens met loeiende sirenes rukken uit.
Ambulances en politieauto’s zijn snel ter plaatse. Er komen er steeds meer. Hun
blauwe en rode zwaailichten steken schril af tegen de donkere omgeving. Het is
een heel schouwspel.
Intussen gaat het leven in de stad verder. Treinen rijden af en aan. Op het
vliegveld kiezen vliegtuigen het luchtruim en komen toestellen binnen. Ze taxiën
naar de aankomsthal. De banen zijn met knipperende lichten gemarkeerd. Op de
parkeerplaats zoeken passagiers hun auto. Het is weer dag geworden. Er gebeurt
van alles en nog wat. Een oude Renault 4 moet worden aangeduwd. Jongeren met
hanenkammen verklaren een rijder van een Lamborghini voor gek dat hij zo’n auto
rijdt. Een rijke sjeik probeert zijn huisdier, een leeuw, op de achterbank van
een Mercedes 600 te krijgen, terwijl zijn bedienden met meer aankopen aankomen
dan de kofferbak kan opslokken. Twee dames in een Volkswagen Karmann Ghia hebben
zich uitgekleed om in hun cabrio te gaan zonnen. Dit alles speelt zich recht
voor onze ogen af. Op de vierde etage van een oud pakhuis in de oude Hamburgse
haven.
 |
Brandweer en
politie komen aanrijden: een vrachtwagen staat in brand.
Een feeërieke
sfeer als het nacht is geworden in Miniaturwelt. Dat gebeurt ieder kwartier.
Een vliegtuig
stijgt op van de luchthaven.
Overdag zijn de
details goed zichtbaar.
De Renault 4 op
de parkeerplaats moet aangeduwd worden.
Wie goed kijkt,
ziet vele humoristische taferelen.
Dat is niet
voor alternatievelingen, zo'n Lamborghini.
Wunderland
We zijn terechtgekomen in een 87 keer verkleinde wereld. Momenten van
kinderlijke verrassing en volwassen fascinatie vloeien in elkaar over. Leeftijd
speelt opeens geen rol meer. Oud en jong hebben evenveel plezier. Miniatur
Wunderland prijst zichzelf aan als de grootste modelspoorbaan ter wereld.
Dat is ongetwijfeld zo, maar met zo’n omschrijving doen ze zichzelf tekort. Je
hoeft geen treinenfanaat te zijn om je hier een paar uur te kunnen vermaken. In
een van hun artikelen adviseerden redacteuren van het gerenommeerde Duitse blad
AutoBild autoliefhebbers er eens te gaan kijken. Het is een goed advies.
De wondere miniatuurwereld is alleen al vanwege de duizenden kleine autootjes de
entreeprijs meer dan waard. Bij de luchthaven staan er 4500 geparkeerd.
Tientallen taxi’s staan te wachten op hun klanten. Een aantal heeft de lichten
aan. Elders zit meer beweging in het verkeer. In totaal rijden er 930 treinen en
250 auto’s. Er branden meer dan 335.000 lampjes.
 |
De kermis is
weer in de stad.
En draait dag
en nacht door.
Taxistandplaats
van de luchthaven.
Duizenden
auto's op de parkeerplaatsen.
Specialisten
De combinatie van indrukwekkende decorbouw, ingenieuze techniek en humoristische
details verklaart het succes. Dit is het gezamenlijke werk van fanatieke
specialisten op verschillende terreinen. Mensen die van hun hobby werk hebben
gemaakt. Die liefde hebben voor details. Dit is de creatie van technische
geesten die 46 computers gebruiken om onder meer de treinen en auto’s aan te
sturen en de verlichting te regelen. Dit is het werkterrein van ambachtelijke
bouwers die de werkelijkheid tot in detail in het klein willen herscheppen. En
dit is ook de wereld van creatievelingen die de bezoeker steeds verrassen met
hun gekke invallen. Je moet er maar opkomen: een giraf in een auto met zijn
hoofd uit het schuifdak en door elk raam een poot. Of een man die voor zijn
Citroën HY-bestelbus met antennes buitenaardse wezens aan het opsporen is. Wie
niet de tijd neemt en slechts oppervlakkig kijkt, ontgaat veel.
 |
 |
Terwijl iemand
wacht op buitenaardse signalen, bestrijdt de brandweer de brand in het dal.
Panorama’s
Op twee verdiepingen hebben de 400 medewerkers acht sfeerwerelden gecreëerd, van
moederstad Hamburg, Midden-Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland tot Scandinavië
en de Verenigde Staten. Op 1300 vierkante meter trekken vele panorama’s aan je
voorbij. Las Vegas met zijn lichtreclames, besneeuwde bergdorpen,
stationsemplacementen, havens, een circus, een voetbalstadion, een
muziektheater: je staat er met je neus bovenop. De luchthaven is de jongste
aanwinst. Maar het werk is nog niet af. Italië is in aanbouw. Daarna staan
Frankrijk en Monaco op het programma en in 2018 Engeland.
Licht en beweging zijn de smaakmakers. Een mooi nagemaakt landschap met
treintjes heeft iedereen wel eens gezien, zij het kleiner. Af en aan rijdende
auto’s met richtingaanwijzers en zwaailichten, bewegende kabelbanen, opstijgende
vliegtuigen en boten die hun weg zoeken tussen de zandbanken is toch andere
koek. Een dag duurt hier een kwartier. Dag en nacht wisselen elkaar voortdurend
af. De avond zorgt voor een feeërieke sfeer, overdag kun je de details goed
bekijken.
 |
Een oud
fabrieksterrein ziet er ook echt oud uit.
Het slot met de
kasteeltuinen.
Een stuk
Amerika met typisch Amerikaanse trucks.
Las Vegas is
ook hier een bonte gebeurtenis met flikkerende lichtreclames.
Italië is in de
maak.
Auto’s
De verantwoordelijken voor de auto’s hebben verstand van zaken. Over het
wagenpark in de verschillende decors is goed nagedacht. In Amerika rijden
trucks, brandweerwagens en personenauto’s die je alleen daar ziet. Er zijn
opvallend veel SUV’s op de weg, aangevuld met de in dat land populaire
Volkswagen Beetle. In Scandinavië is het percentage Volvo’s groter dan elders.
De bezoekers aan een alternatieve camping hebben even alternatieve
vervoermiddelen. Door een schilderachtige omgeving toert een klassieker. In
Duitsland is nog sporadisch een oude Trabant tussen de Golfjes te ontdekken.
Ongetwijfeld rijden straks in Rome rond het Colosseum veel Smarts en Fiats 500.
Het zijn de details die, buiten de omvang, zorgen voor de bewondering.
Naast de landschappen brengt Wunderland in acht vitrines de ontwikkeling van
Duitsland in beeld: van de opkomst van de industrialisering in het begin van de
20e eeuw via de verwoestingen tijdens de oorlog, de periode van de wederopbouw,
de scheiding tussen Oost en West tot aan de eenwording in 1990. Alles met
hetzelfde gevoel voor detail dat we eerder opmerkten.
 |
Een festival
met vele bezoekers.
Een Volkswagen
Transporter op een Duitse camping en een Volvo P544 ergens in Zweden.
Hier zijn de
Smart-torens nog in gebruik. Het nieuwste type staat er in.
Duitsland
direct na de Tweede Wereldoorlog.
De opening van
'de Muur' in 1989.
Druk
De website adviseert vroeg te komen. Dat is inderdaad verstandig. Als we om half
negen binnen gaan, is alles nog goed te zien. Bij het vertrek, een uurtje of wat
later, is het al behoorlijk druk. Je kunt niet meer overal dichtbij komen om
alle details te zien. En dan is het nog een doordeweekse dag buiten de
vakantieperiode. In de zomer schijnen er rijen voor de ingang te staan die doen
denken aan internationaal beroemde kunstmusea. Bijna 13,5 miljoen mensen hebben
Wunderland bezocht sinds de opening begin deze eeuw. Een elektronisch bord geeft
aan waar ze vandaan kwamen. Bijna twee miljoen – niet verwonderlijk – uit de
deelstaat Niedersachsen, ruim 90.000 uit Amerika, ruim 50.000 uit Rusland en
29.000 uit China. Vijf bezoekers gaven aan in Vaticaanstad te wonen, drie op de
Samoa-eilanden en twee inwoners van Tuvalu kwamen op bezoek. Vanochtend hebben
we het aantal Nederlanders met twee vermeerderd tot 52.818.
Het oude
havengebied heeft mooie oude gebouwen.
Nu nog maar 3
in Duitsland, binnenkort meer? Tankstation voor waterstof.
Nee, geen
vertekende foto, maar een 'grap' van de archirect.
Museum Prototyp
We verlaten de kleine wereld en gaan naar onze tweede bestemming in het
havengebied: automuseum Prototyp. Het is een klein kwartiertje wandelen. Op weg
naar de gróte auto’s. Het wordt een hernieuwde kennismaking na ruim drie jaar.
Oude hoge gebouwen van rode baksteen, aangevuld met verrassende moderne
nieuwbouw en oude ijzeren bruggen vormen het decor. Nu is de schaal één op één.
Straten en stoepen zijn nog nieuw. Alles is schoon; geen graffiti op de muren,
geen vuil op straat, geen rondslingerende fietsen. Hafencity is een chique
zakenwijk. Hier wordt met het verleden als fundament naar de toekomst gekeken.
Het is vast niet toevallig dat hier één van de drie waterstof-tankstations staat
die Shell in Duitsland exploiteert. Het zullen er komende jaren veel meer
worden. Toch is het niet de toekomst maar het verleden dat ons hier brengt. De
tijd van katalysatorloze motoren zonder elektronica en van auto’s zonder
kreukelzones.
Voor Prototyp moet je even door het zand. Letterlijk. Er wordt aan de weg
gewerkt. ‘Het doel is bereikt’ schreeuwt de reclame op de zijkant van het pand
passanten toe. Voor ons klopt het. We stappen voor de tweede keer vandaag uit de
alledaagse werkelijkheid een andere wereld binnen. Dit keer een wereld van
bijzondere auto’s, racewagens, prototypen en stoere mannen.
 |
 |
Het doel is
bereikt....dat kun je op vele manieren invullen!
Voor Prototyp
moet je even letterlijk door het zand.
Modern
De opzet van het particuliere museum – opgericht door de zakenlieden Oliver
Schmidt en Thomas König – past helemaal bij de omgeving. Oud en nieuw zijn
smaakvol verweven tot één geheel. De hoofdzaal op de eerste verdieping is modern
ingericht. Wit domineert. Het voelt niet aan als een museum. Meer als een
galerie waar je direct thuis bent. De ruimte is overzichtelijk. Je kunt overal
bij, behalve bij de wagens in de werkplaats. Die staan achter glas. De
tentoongestelde auto’s komen goed tot hun recht. Er is veel
achtergrondinformatie, over de auto’s en over de mensen die ermee verbonden
waren. De coureurs Otto Mathé (1907-1995) en Petermax Müller (1912-2002)
bijvoorbeeld. Zij pakten in het verslagen Duitsland van na de Tweede
Wereldoorlog met bescheiden middelen het autoracen weer op. Veel geld of
materiaal was er niet. Je kwam eigenlijk automatisch bij Volkswagen uit. Het
kind van Ferdinand Porsche was in de jaren dertig geboren, had tijdens de oorlog
zijn diensten bewezen en begon erna aan een bliksemcarrière. Volkswagen en
Porsche - de man en het merk - krijgen veel aandacht, ook al zie je dat pas bij
een tweede blik. Onder de gladde koetswerken van sport- en racewagens is
Kever-techniek verborgen.
 |
Meer de sfeer
van een galerie dan van een museum.
Een kleine
racewagen die Polensky bouwde in 1950.
In de
werkplaats achter glas een opgeknapte Porsche.
Berlin-Rom-Wagen
Heel groot is het museum niet, maar wat er staat is bijzonder. Direct bij
binnenkomst staan we oog in oog met de glimmend zwarte, gestroomlijnde
Berlin-Rom-wagen. De 4,15 meter lange auto met zijn gestroomlijnde,
aluminium carrosserie is destijds ontworpen voor de race van Berlijn naar Rome
in 1939. De race heeft nooit plaatsgevonden. De oorlog kwam er tussen. Het
uiterlijk houdt het midden tussen de Kever en latere Porsches. Vanwege de vorm
van het dak zit de berijder dicht tegen het midden en heeft de bijrijder een
noodzitje dat naar achteren is geplaatst. Voor een maximale stroomlijn zijn alle
vier wielkasten afgedekt. De voorste platen kunnen met de wielen meedraaien.
Door het beperkte gewicht en de vorm schijnt een top van 190 km/u mogelijk te
zijn. Van het ontwerp zijn drie auto’s gebouwd. Eén ervan is in de oorlog bij
een bombardement vernietigd, één na de oorlog grotendeels verwoest en één is overgebleven. Die is in 1949 door Mathé gekocht en gebruikt bij verschillende races. In 1950 werd hij er
winnaar in de Alpencup mee. Na zijn dood werd de wagen - zilvergrijs van kleur - verkocht.
Hij bezat echter ook nog de gehavende overblijfselen van het tweede exemplaar
dat de oorlog had overleefd. Onderdelen die te pas kwamen, gebruikte Mathé voor
zijn eigen racewagen. De rest bewaarde hij. Die restanten maakten onderdeel uit
van zijn erfenis, die in het bezit kwam van de oprichters van het museum. Ze
gebruikten onder meer het chassis, de assen, de motorruimte en de
stuurinrichting om de oorspronkelijke auto te reconstrueren. Een gespecialiseerd
bedrijf in de buurt van Keulen maakte op basis van de beschikbare gegevens een
nieuwe carrosserie. In overeenstemming met het origineel werd deze auto zwart
gelakt.
 |
 |
De
Berlin-Rom-wagen, opgebouwd uit originele onderdelen, maar voorzien van een
nieuw koetswerk.
Een archieffoto
van het origineel en de overgebleven auto die aanvankelijk van Mathé was.
Mathé bouwde in 1952 zijn
eigen racewagen,
Fetzenflieger, met
Porsche-techniek en onderdelen van de Berlin-Rom-Wagen.
De Volkswagenbus uit 1966 van racer Otto
Mathé die geld maakte met zijn Universal olie-additief.
Müller
Voordat Mathé zich bezighield met snelle auto's, had hij triomfen behaald op de
fiets en de motorfiets. In 1934 kreeg hij een ernstig
ongeluk. Zijn rechterarm werd verlamd. De racerij bleef echter aan hem trekken.
Hij bouwde zelfs een eigen racewagen, de Fetzenflieger. Ook die staat hier in
het museum. Zijn brood verdiende hij met de verkoop van een door hem ontwikkeld
additief voor motorolie, Mathé Universal. Als eerbetoon is zijn oude
Volkswagenbus tot museumstuk gepromoveerd.
De andere museumheld is racer Petermax Müller. Uit overgebleven resten van
auto’s in de gebombardeerde Volkwagenfabriek schiep hij tussen 1946 en ’49 zes
racewagens. Hij werd daarmee Duits kampioen. De wagens lijken op de Wanderers
die hij voor de oorlog reed in de race Luik-Rome-Luik. Het museum bezit Müllers
eigen racewagen van 1949, één van de twee overgebleven auto’s. Hij vestigde er
het wereldsnel-heidsrecord van 215 km/u mee. Dat deed hij met een
Volkswagenmotor van slechts 1100 cc, maar opgevoerd tot 78 pk. De lichtmetalen
carrosserie weegt slechts 550 kilo. Erg lang hield het record niet stand. Twee
jaar later noteert een NSU-snelheidsrecordwagen een top van 261 km/u. De motor
is nog kleiner, 500cc. De vormgeving en het ultralichte gewicht van 290 kilo
zijn de succesfactoren. Ook deze NSU is hier aanwezig.
 |
Müllers
racewagen uit 1949, top 215 km/u.
Het record werd
al snel gebroken door NSU.
Een racewagen
van Delfosse Versuchsbau Düsseldorf uit 1947. 600cc, 30pk, 350 kilo, 165 km/u.
Denzel
Weer een andere naam is die van Wolfgang Denzel (1908-1990), een Weense coureur,
technicus en ondernemer. Hij daagde in de beginjaren Porsche uit met een eigen
sportwagenserie, ook op basis van Volkswagen-techniek. Dat WD een onbekend merk
is gebleven, is niet verwonderlijk. Het bedrijfje produceerde in een jaar of
acht slechts zo’n 300 auto’s. Het waren allemaal roadsters. In 1959 viel het
doek. Op één na gaat het om tweepersoons sportwagens. Die ene uitzondering staat
hier. Het is bepaald geen gezinswagen. De binnenruimte is krap; de drempels zijn
heel breed uitgevallen. De sobere stoeltjes zullen de prijs voor comfortabele
zitmeubels zeker niet in de wacht slepen. Denzel hoefde gelukkig niet alleen van
zijn sportwagentjes te leven en was niet uitsluitend op Volkswagen en Porsche
gericht. Hij was importeur van BMW in Oostenrijk en speelde zelfs een
vooraanstaande rol bij de ontwikkeling van de BMW 700. (Die net als de Kever een
luchtgekoelde motor achterin had. Toeval?)
De Kever inspireerde de firma Dannenhauer en Stauss tot de bouw van fraai
gelijnde cabriolets op basis van diens onderstel. Tussen 1950 en 1957 zijn er
zo’n honderd gemaakt. Mannen die overduidelijk hun ambacht verstonden, klopten
de gladde carrosseriedelen met de hand. Alleen de deuren ontstonden onder de
pers.
Anders dan bij deze sportwagens is in de vierdeurs politiewagen van Papler uit
Keulen veel duidelijker de Kever als basis te ontdekken. Voor zover bekend zijn
er van een kleine serie maar twee bewaard gebleven. Het kan nog exclusiever: de
Porsche Spyder van Rometsch uit 1954. Het is de enige ter wereld.
 |
De enige
vierzits Denzel die ooit is gebouwd.
Brede drempels,
iele stoeltjes: bepaald geen familiewagen.
De auto is
opmerkelijk lang. Denzel wilde Porsche beconcurreren.
Een van de 300
auto's die in 8 jaar werden gebouwd.
Op basis van
Kever-techniek: de Dannenhauer & Stauss.
Zo'n honderd
van dergelijke chique cabriolets zijn gemaakt.
Een Kever uit
1947 en de ervan afgeleide politiewagen van Papler.
De voorruit van
de politiewagen is rechthoekiger dan van de standaard Kever.
Een Porsche
356, één van de eerste uit de fabriek van Porsche in Stuttgart.
Borgward
Het is niet alles Porsche of Volkswagen wat de klok slaat. Een coupé die de naam
van het museum eer aan doet, is een Borgward Hansa 1500 uit 1965. De fabriek
showde ermee op tentoonstellingen en had plannen het model in productie te
nemen. Als topsnelheid werd 180 km/u aangegeven. Het is nooit verdere gekomen
dan drie prototypen.
Behalve auto’s toont het museum allerlei gerelateerde objecten, mooi
tentoongesteld in vitrines of in lijstjes aan de muur. De blikken Porsches staan
er net zo bij als drie jaar terug. Het speelgoed werd gemaakt tussen 1955 en
1962. De autootjes rijden op een batterij en zijn op afstand te besturen. De
prijs was destijds DM 14,75. De waarde op veilingen nu 3.000 euro. Wie wat
bewaart, heeft wat. Interessant zijn ook de originele aquarellen voor brochures
van Auto Union. Het gaat meer om de indruk dan om de details. Bij tekeningen van
drie varianten voor een nieuwe DKW is het juist andersom. Bij een ervan zijn de
vier ringen van het beeldmerk op mammoetgrootte in de grille verwerkt. Geen van
het trio heeft het tot eindproduct gebracht. Je hoeft er niet om te rouwen.
 |
 |
Borgward Coupé,
nooit verder gekomen dan het stadium van prototype.
Veel aandacht
voor Porsche-modellen.
Een Porsche
Spyder van Rometsch. Slechts één is ervan gemaakt.
In een vitrine liggen originele
brochures en andere voorwerpen die de Volkswagen-historie vertellen.
Aquarellen
bedoeld voor publiciteitsmateriaal van DKW.
Originele
tekeningen voor een nieuwe DKW.
Op de voorgrond
een origineel Volkswagen-onderstel.
Kelder
Na koffie met taart, naar eigen zeggen door de medewerker met liefde bezorgd,
dalen we af naar de kelder. Daar is nog een tentoonstellingsruimte, geregeld
gebruikt voor een tijdelijke expositie. Als die er niet is, zoals nu, moeten
bezoekers het doen met auto’s uit de museumcollectie. Dat is geen straf, want
opnieuw zien we onbekende modellen. Helemaal in het hoekje links achter staat
een klein vrachtwagentje uit 1937, een Tempo E600, ooit figurant in de film
Schindler’s List. Met 19 pk kwam het wagentje tot maximaal 70 km/u. In het
stadsverkeer van toen meer dan genoeg. De fabrikant van de Tempo was vooral
bekend vanwege de driewielers, ook na de oorlog. Ze stonden in de tijd van de
wederopbouw menige kleine ondernemer ten dienste. De bedenker daarvan, Otto Daus,
ontwierp in 1951 een vierwieler. Voor zijn pick-upje gebruikte hij een
tweetaktmotor van Heinkel. De 20 pk uit 452 cc maakte een top van bijna 90
mogelijk. Voor het chassis bedacht hij een simpele oplossing, namelijk aan
elkaar gelaste buizen. Het bleef bij één auto. Tot seriefabricage is het niet
gekomen. De middenstand had de onverslaanbare Volkswagenbus ontdekt. Prototyp
heeft zo’n icoon als rijdende reclamezuil in de collectie.
Aan de rechterkant van de zaal staan twee vroege Porsches 911. Leuk, maar niet
heel bijzonder. Behalve misschien dat de groene kort geleden is ontdekt na een
winterslaap van bijna vijftien jaar in een of andere stalling. Binnenkort gaan
de restaurateurs ermee aan de slag.
 |
De tweede
tentoonstellingszaal voor tijdelijke exposities.
Een
vooroorlogse vierwielige vrachtwagen van Tempo.
Prototype voor
een naoorlogse opvolger.
Otto Daus,
ontwerper van de Tempo-driewieler, schiep deze eenmalige creatie.
Een Spatz met
kunststof koetswerk.
De
Volkswagenbus werd hét vervoermiddel van de Duitse middenstander.
Een vroege
Porsche 911.
Deze 911 is onlangs gevonden en wordt gerestaureerd.
Trips
Restauratie is niet aan de orde bij het wrak van een zilvergrijze racewagen. De
wagen is het prototype van wat een kleine serie moest worden, bedoeld voor jonge
coureurs. Opdrachtgever was Wolfgang Graf Berghe von Trips, zelf een enthousiast
autoracer. Hij vroeg de Italiaanse technicus Colotti een junior-racewagen te
maken met gebruikmaking van Auto Union-techniek. Hun beider voornamen en de
eerste letter van de leverancier van de motoren leverde de ‘merknaam’ TCA op. In
april 1961 gebruikte de coureur Erich Bode het prototype, waarbij hij dodelijk
verongelukte. Het wrak werd bewaard, maar nooit hersteld. Het proefmodel leidde
tot een tweede model, de TCA 002, gereedgekomen voor de fatale race van Bode.
Met de opgevoerde motor (981 cc, 90 pk) werd een topsnelheid van 220 km/u
gehaald.
De twee racewagens staan er niet toevallig. In een ander deel van de kelder is
namelijk een expositie ingericht rond leven, roem en vroegtijdige dood van
Trips. Bij de gevierde coureur sloeg op 10 september 1961 het noodloot toe.
Tijdens de Grote Prijs van Italië op het circuit van Monza botste zijn Ferrari
op de Lotus van Jim Clark. De auto werd gelanceerd. De 33-jarige coureur liet
het leven, net als vijftien toeschouwers. Krantenpagina’s van destijds
berichtten over de ramp.
Het sombere verhaal blijft naklinken als we met een laatste blik op een
deeltentoonstelling over luchtweerstand de catacomben van Prototyp verlaten. De
racerij als onderdeel van de autohistorie kent vele zwarte bladzijden. De
werkelijkheid is grauwer dan zo’n mooi wit museum laat zien. Wat overigens niets
afdoet aan de kwaliteit van de inrichting en het tentoongestelde.
We gaan naar buiten, terug naar de wereld van nu. Het is droog geworden. We zijn
boeiende ervaringen rijker. De Hamburgse Hafencity is een aanrader.
■
 |
 |
Prototype en
tweede model van de TCA.
Een
tentoonstelling gewijd aan het (korte) leven van Wolfgang Graf Berghe von Trips.
Een dodelijk
ongeluk maakte voortijdig een einde aan het leven van de coureur.
Tentoonstelling
over de ontwikkeling van stroomlijnmodellen.
De Hanomag
Sturm had een gunstige luchtweerstandscoëfficiënt.
Ook in
de kelder zijn oud en nieuw sfeervol gecombineerd.
|