Ford in Britain

Dagenham (UK)  



 
●  Geschiedenis van Ford in Engeland
●  Opkomst en verval van een grootmacht
●  Alleen nog componentenproductie
●  Concurrentie Duitse en Engelse Fords
●  Twee interessante boeken

 
februari 2009
 

  


In een eeuw van parel naar kraal 
 

Ooit was de Fordfabriek in het Engelse Dagenham, aan de Theems aan de noordoost kant van Londen, de belangrijkste van het concern buiten de Verenigde Staten. Het indrukwekkende fabriekscomplex was een verkleinde kopie van de roemrijke River Rouge fabriek in Dearborn.
Al zeven jaar wordt er in Dagenham geen auto meer gemaakt. De glans is grotendeels verloren gegaan. De fabriek is er één van de vele binnen Europa. De historie van Ford in Engeland is het verhaal over roem en teloorgang.
 

Een foto uit de jaren vijftig: bij Van der Meulen-Ansems in Eindhoven stonden alleen Engelse Fords in de showroom.
 

Eindhoven, 1965. Ford-dealer Van der Meulen-Ansems aan de Vestdijk in het centrum verleidt potentiële klanten met een goed uitziende familieauto, technisch eenvoudig maar met een bewezen betrouwbare motor en vertrouwde achterwielaandrijving: de Ford Cortina. De ronde, in drieën verdeelde achterlichten vormen een kenmerkend stijlelement. De auto is modieus en biedt veel waar voor het geld.
Eén van de concurrerende dealers in de stad gaat de strijd aan met de Cortina. Het aanbod is een auto met veel moderner techniek, nieuwe V4-motoren en voorwielaandrijving. De achterlichten zijn ovaal, precies passend bij het logo van het merk. Die dealer is garagebedrijf Obam, gevestigd aan de rondweg van de stad, vertegenwoordiger van het merk... Ford! De auto is de Taunus 12M. Niet alleen technisch, maar ook uiterlijk zijn er behalve het merkplaatje nauwelijks overeenkomsten.
 

De Taunus en Cortina: kardinaal en aartsbisschop (foto's: wikipedia Berthold Werner en Charles01)

Gescheiden
Alsof het om twee volledig gescheiden merken gaat, hebben de Engelse en Duitse vestigingen van het Amerikaanse moederbedrijf hun  eigen modelreeksen. Techniek, vormgeving en modelstrategie verschillen. De directies van de bedrijven leggen beide verantwoording af aan Detroit, maar dat is ook hun enige band en overeenkomst. Op de (Europese) markt zijn het concurrenten, tot en met gescheiden dealerbedrijven. Met name de familieauto's Cortina en Taunus zijn geduchte tegenstanders. Zo sterk zelfs, dat de Britse onderneming eind jaren vijftig spoorslags gaat werken aan een nieuw model als bekend wordt waarmee de Duitsers bezig zijn. De codenaam van het Duitse project is Cardinal. Om het fanatisme te onderstrepen en duidelijk te maken waarop zij zich richten, kiezen de Britten voor hun project de naam Archbishop. De Taunus was overigens een Amerikaanse ontwikkeling, bedoeld voor de eigen markt, maar verkocht aan de Europese dochter omdat het model voor Amerika bij nader inzien toch minder geslaagd was. 
 

Ook de volgende generaties stonden tegenover elkaar (foto's.wikipedia Vauxford en Joost Bakker.)

Irrationaliteit
Tien jaar later staan in de showrooms van de twee Eindhovense dealers dezelfde modellen. De Amerikaanse moeder heeft ingegrepen. Zoveel irrationaliteit is niet meer van deze tijd en de strikte scheidslijnen zijn bedrijfseconomisch onverantwoord. De Europese vestigingen van Ford zijn onder één noemer gebracht. De beide productgamma’s zijn langzaam maar zeker in elkaar geschoven. Europabreed krijgen de Ford-modellen dezelfde naam, al is er nog even vastgehouden aan de benamingen Cortina en Taunus voor dezelfde auto.
Bij de integratie heeft vooral de Engelse tak aan glans en invloed verloren. Zoals dat geldt voor de hele auto-industrie, mede als gevolg van het slechte ondernemingsklimaat, de vele stakingen en beroerde werk dat de werknemers afleverden. Dagenham is daarvan een sprekend voorbeeld. Ooit de belangrijkste vestiging na Amerika, is het nu slechts de plaatsnaam van één van de vele fabrieken. Sterker nog: sinds zeven jaar worden er geen complete auto’s meer gemaakt, maar alleen dieselmotoren. Het aantal werknemers is nog maar een schijntje van wat het ooit was, het reusachtige fabriekscomplex is voor een belangrijk deel ontmanteld.
 

Een mooie, bewaard gebleven Ford Model Y.

Honderd jaar
Dit jaar is het honderd jaar geleden dat Henry Ford zijn Londense tak van het bedrijf van de grond tilt. Zijn befaamde T-Ford is dan een jaar oud en is gestart aan zijn wereldomvattende zegetocht. In 1911 ontstaat Ford Motor Corporation England Ltd, waarvan de Amerikaanse moeder het merendeel, maar lang niet alle aandelen bezit. Het is de eerste dochteronderneming buiten de Verenigde Staten. In Manchester worden T-Fords gemaakt. Dat wil zeggen: aanvankelijk gaat het alleen om het in elkaar zetten van de onderdelen die in kisten uit Amerika aankomen. Al gauw verandert dat. De carrosserie naar Britse smaak wordt geleverd door Engelse koetswerkbedrijven.
Het succes van Ford leidt in 1924 tot de aankoop van grond in Dagenham, dicht bij de fabriek van Briggs Motor Bodies, leverancier van de koetswerken. Daar moet de grootste Europese Ford-fabriek ontstaan. Henry Ford denkt aan een kopie van zijn complex River Rouge in Dearborn, waar schepen met ladingen ijzererts aankomen en met complete auto’s weer vertrekken. Aan de Theems verrijst na enkele jaren de grootste autofabriek van Europa met de gewenste verticale integratie, met inbegrip van hoogovens en een eigen energiecentrale.
 

Een Britse Ford Zephyr Six, de luxe variant van de Consul.

Crisis
Het duurt tot 1931 voordat de eerste auto van de band rolt. Het is een bestelwagen. Symbolischer kan haast niet. Europa is in een diepe crisis geraakt en de Amerikaanse Fords met hun achtcilinder motoren sluiten niet aan bij de wensen hier. Al snel na de opening lijkt een sluiting van de fabriek de enige mogelijkheid. Er moet snel redding komen. Die komt in de vorm van een klein, speciaal voor de Engelse markt gemaakt model, de Ford Y. Om de smaak van het publiek te testen, trekt men ermee door het land. Dat resulteert in een aantal aanpassingen aan het uiterlijk. Voor Amerikaanse begrippen is het een lilliputter, maar de Europeanen lopen ermee weg. De net opgerichte Duitse Ford-fabriek toont ook interesse en brengt de wagen als Ford Köln vanaf 1933 op de markt. Deze vorm van samenwerking is trouwens eenmalig. Engeland en Duitsland ontwikkelen daarna weer hun eigen typen.
 

Ford Popular. De naam gaf precies hoe de auto in Engeland werd gewaardeerd.

Ford Prefect (vierdeurs versie van de Anglia) en de tweede generatie Anglia.

De Engelse Ford Capri, coupéversie van de Consul Classic.

 

Uitgebreid
Dagenham doorstaat de crisis. Het complex wordt steeds verder uitgebreid. Het carrosseriebedrijf van Briggs – dochter van een Amerikaanse onderneming – wordt ingelijfd. De fabriek aan de Theems krijgt de allure die Henry Ford voor ogen had.
Als er al connecties met Duitsland waren, dan gooit de Tweede Wereldoorlog roet in het eten. Dagenham schakelt over op oorlogsproductie en is een belangrijke leverancier voor de geallieerde strijdkrachten. Intussen wordt nagedacht over nieuwe modellen voor het moment dat de vrede is gesloten.
Aanvankelijk komt Ford met licht gewijzigde vooroorlogse modellen op de markt. Autofabrikanten in Engeland hebben het moeilijk. Het staal is schaars en op rantsoen. Bedrijven worden verplicht de export voor te laten gaan. De Britse overheid heeft een belangrijke vinger in de pap. Als de economische omstandigheden verbeteren, lanceert Ford nieuwe, spraakmakende modellen. De naoorlogse Ford Consul en Zephyr zijn wat opzet en vorm betreft hun tijd vooruit. Voor het lagere segment van de markt ontwikkelt men de Anglia. De tweede generatie daarvan heeft een kenmerkende vormgeving met een naar binnen gekeerde achterruit. Deze vondst combineert een grote kofferklep, voldoende hoofdruimte en de mogelijkheid voor een vlakke, goedkope achterruit. De Anglia is een succes, net als de in 1962 geïntroduceerde Cortina.
 

Uit eigen archief: brochure van de nieuwe Ford Anglia, die ook leverbaar was als stationcar.

De brochuremakers van de Thames bestelwagen (op Anglia-basis) wisten wat overdrijven is!

Niet alleen in Engeland was de eerste generatie Cortina een groot succes.

Bij de introductie heette het model nog Consul Cortina. De eerste naam zou bij de (kleine) facelift verdwijnen.

Een vierdeurs GT, een zeldzame combinatie in Nederland.

Internationale divisie
Inmiddels heeft Henry Ford II, kleinzoon van de oprichter van de onderneming, in 1948 de internationale divisie van Ford opgezet. Die moet de wereldwijde productie in kaart brengen en rationaliseren. Tot die tijd ging elke vestiging zijn eigen gang en had Detroit weinig zicht en daardoor sturingsmogelijkheden op de ontwikkelingen van kosten, omzet en winst. Van een geïntegreerd wereldconcern is nog lang geen sprake. Daarvoor zijn de markten ook te verschillend. Zo proberen de Britten hun modellen in Amerika af te zetten. Ze vullen het gamma van het moederbedrijf aan de onderkant aan met kleine, zuinige modellen. De interesse blijkt gering.
In 1960 geeft Ford Amerika aan alle aandelen van de Britse tak te willen overnemen. Er wordt overlegd met de Amerikaanse overheid: de overname heeft immers een behoorlijke geldstroom tot gevolg. Er zijn geen belemmeringen. De integratie gaat verder. Een mooie onderstreping daarvan is de carrière van Alex Trotman. Begonnen in 1955 bij Ford Engeland werd hij de eerste Brit die het bracht tot de hoogste post van het wereldconcern.
 

De grote Britse Fords verloren buiten het moederland snel aan populariteit; de laatste Zodiac (rechts) zag je zelden.

Tegenover de Consul-Zephyr-Zodiac plaatste Ford Keulen de 17M-20M-reeks. Hier een model van begin jaren zestig.

Gemeenschappelijke markt
Meer samenwerking tussen de Engelse en Duitse vestigingen is niet meer dan logisch binnen een Europa dat groeit naar een gemeenschappelijke markt. De bestelwagen Ford Transit is het eerste gezamenlijke product. Hij vervangt zijn naamgenoot uit Duitsland en de Thames Van uit Dagenham. Met name in Engeland is de auto vanaf het eerste begin een doorslaand succes. Een bestelwagen hoeft er niet duf uit te zien. De zwaardere versies zijn een goed alternatief voor grotere vrachtwagens, bijvoorbeeld voor vervoer in binnensteden.
Op het vlak van personenwagens verloopt die samenwerking veel schoorvoetender. Aan beide kanten van de Noordzee is het productgamma sterk verschillend en maakt men gebruik van eigen motoren. In het kader van rationalisatie is een integratie evenwel onontkoombaar. Er komt één Europese Ford-organisatie. De Fords Escort, Capri en Consul/Granada zijn gemeenschappelijke producten.
 

Transit en Escort: gezamenlijke projecten.

De Ford Capri werd ook aan beide kanten van de Noordzee ontwikkeld en gemaakt.
 

Taunus en Cortina
Voor de middenklasse familiewagen duurt de eenwording nog het langst. Eind jaren zestig komen de Ford Taunus en Ford Cortina op de markt, die uiterlijk wel op elkaar lijken, maar toch verschillen. De Engelse auto’s hebben een koetswerk met de colaflesjeslijn bij de achterruiten, terwijl de Duitse modellen een spitse neus hebben naar Amerikaans voorbeeld. Pas na een modelwisseling zijn de koetswerken gelijk en verschillen alleen nog de namen, zoals ook de Scorpio in Engeland nog lang als Granada wordt verkocht. Als de Taunus en Cortina in 1982 worden afgelost door de revolutionaire Sierra, zijn de verschillen op details na verdwenen.

Omgebouwd
Automatisering en robotisering doen hun intrede bij de autoproductie. Traditionele fabrieken moeten worden omgebouwd om bij de tijd te blijven. In Dagenham blijkt dat een lastige klus die veel investeringen vergt. In de loop der tijd concentreert Ford Europa de productie in (nieuwere) fabrieken, zoals in Spanje. Als de Sierra in 1990 wordt opgevolgd door de Mondeo, blijft voor Dagenham alleen de productie van de Fiesta over. Het aantal werknemers is in de loop der tijd dramatisch gedaald. In 1963 werken er 40.000 mensen, in 1996 nog maar een vijfde daarvan.
Wat complete auto’s betreft valt het doek uiteindelijk op 20 februari 2002. Twee jaar eerder was al aangekondigd dat de autofabriek dicht zou gaan. Voor Dagenham is niettemin een belangrijke taak weggelegd: de productie van dieselmotoren. De helft van alle dieselmotoren van Ford ter wereld komt hier vandaan, één miljoen per jaar. Maar de fabriek die eens de parel van Ford buiten Amerika was, is nu slechts een kraal van een lange ketting. 

 

Vandaag de dag zijn de verschillen marginaal, zelfs de websites zijn in opzet gelijk; links: Ford-UK, rechts Ford-Duitsland.

 

  Geraadpleegde literatuur

De geschiedenis van Ford in Engeland is onder meer beschreven in twee boeken:

Ford in Britain,
A history of the company and the cars

Auteur: Martin Rawbone
Uitgeverij Haynes, 2002
ISBN-13: 978-1859608234
In dit boek ligt de nadruk op de verschillende naoorlogse modellen die in de loop der jaren zijn verschenen, met inbegrip van technische details en veel foto's (deels in kleur), onder meer van nooit verschenen prototypen.

Ford at Dagenham,
The rise and fall of Detroit in Europe

Auteur: David Burgess-Wise
Uitgeverij: Breedon Books Publishing Co. Ltd., 2001, gereviseerde paperbackversie 2007
ISBN-13: 9781859835975
Dit boek gaat vooral over de economische geschiedenis van Ford in de UK,
rijk geïllustreerd met foto's van historische gebeurtenissen en modellen.
Het is uitstekend geschreven door de oude perschef van het bedrijf.