Toyota
Automobile Museum
Nagakute (J)
●
Algemeen automuseum
●
Waardevolle klassiekers
●
Japanse automodellen
●
Géén Toyota-historie
●
Auto en samenleving
april 2016 - aanvulling
voorjaar 2017
Zilveren koektrommel boordevol lekkers
Het Toyota-museum in het Japanse Nagakute is, anders dan de naam wellicht
suggereert, geen merkmuseum. De permanente expositie wil inzicht bieden in de
algehele historie van de auto. De opzet is in die zin vergelijkbaar met het
Henry Ford Museum in Dearborn en het ZeitHaus van Volkswagen in Wolfsburg. Er
ligt begrijpelijkerwijs wel een stevig accent op de Japanse merken. Dat maakt dit
museum zo aantrekkelijk voor een Europeaan; hier staan auto’s die je in ons
werelddeel in de musea niet tegenkomt. Als onderdeel van een reis door Japan
trekken we er graag een aantal uren voor uit. Al snel na binnenkomst raken we
onder de indruk.
 |
Achter de balie zitten twee dames in
een mantelpakje in twee kleuren grijs met bijpassend hoedje. Ze verkopen de
toegangskaartjes. Bij binnenkomst en vertrek van gasten staan ze op en maken een
buiging. Een paar meter voorbij de kassa staat een collega. Zij controleert de
kaartjes, alsof ze niet heeft gezien dat ze twee tellen eerder zijn gekocht. Weer enkele meters verderop staat opnieuw ‘een
mantelpak met hoedje’, onderaan de roltrap. Voor elke bezoeker is er een
buiging. Bovenaan de roltrap hetzelfde tafereel. Je hebt al vijf buigende
medewerksters gezien – het zijn per definitie dames – voordat je de eerste
museumzaal binnengaat. Allemaal even vriendelijk en gastvrij. Na drie weken
Japan kijk je er niet meer van op. Het land heeft zo zijn eigen rituelen en
eigenaardigheden. We hebben ons inmiddels aangewend vriendelijk terug te
knikken. De verbazing is verdwenen. In het land dat de industriële efficiency
heeft uitgevonden, hebben veel mensen een baan die bij ons al lang zou zijn
weggesaneerd bij gebrek aan toegevoegde waarde. Als op een stoep wordt gewerkt,
staat naast de afzettingshekjes een man die voetgangers eromheen leidt. Het
lijkt wel of menskracht niet veel kost. Ook hier in het museum staat een
dienstbare uitstraling bovenaan. Het zal je werk maar zijn, denken wij al gauw.
Een hele dag op je voeten staan met als enige doel vriendelijkheid te tonen. Een
glimlach is onderdeel van het protocol. Dat is wel anders bij de geüniformeerde
bewakers. Zij kijken strenger van onder hun pet. Dat moet ook. Dat past bij hún
rol. Maar ook zij blijken hulpvaardig als dat gewenst is.
 |
 |
Vanuit de
zweeftrein - waar je voorin kunt staan - zie je het museum aan je linkerhand.
 |
Zweeftrein
Een bezoek stond al jaren op het wensenlijstje, maar Japan is niet naast de
deur. Een koppeling aan een - schitterende - rondtoer door het land, maakte het
mogelijk de wens te veranderen in realiteit. Waarom het museum in Nagakute staat, is me niet duidelijk. Je verwacht zoiets bij het hoofdkantoor,
net als bij Volkswagen, BMW en
Audi. Dat staat echter zo'n twintig kilometer verderop in de plaats Toyota (in 1959
omgedoopt naar de merknaam!).
Vanaf het station van havenplaats Nagoya zijn we zo'n drie kwartier
onderweg. In een klein half uur brengt de metro van de Higashiyama-lijn ons naar
het eindpunt. Daar stappen we over op de Linimo-lijn, een volautomatische,
bestuurderloze zweeftrein. Na tien minuten komt de bestemming aan de linkerkant
al in beeld. Het museum is zilverkleurig, rechthoekig met afgeronde hoeken. Een
soort reuze-koektrommel, al zal de architect die kwalificatie verre van zich
werpen. Vanaf de halte Geidai-dori-eki is het dan nog vijf minuten lopen. De
grote rode T is niet over het hoofd te zien. Wie de basisregels van het openbaar
vervoer in Japan onder de knie heeft, zal er moeiteloos komen.
 |
De grote T is
niet te missen.

Promotiefolder
van het museum met een routebeschrijving. Met het openbaar vervoer is het niet
moeilijk te vinden.
Op het terrein
staan een oude Toyota bus (1963) en een toekomstmodel, gebruikt bij de Expo in 2005.
Jubileum
Het Toyota-museum is typisch Japans. Dat wil zeggen: tot in de puntjes verzorgd.
In 2019 bestaat het museum dertig jaar. In aanloop naar dat jubileum wordt de
inrichting veranderd en aangepast aan de tijd. De eerste fase is begin dit jaar
afgerond. Niet langer is de historie van de Japanse auto-industrie gescheiden
van die van de Europese en Amerikaanse. Om die nieuwe opzet te benadrukken,
staat op de placemat van het restaurant de eerste Toyota tussen een Chrysler
Airflow en Peugeot 402. Alle drie zijn het gestroomlijnde modellen die destijds
tot de modernste behoorden en hun tijd zelfs vooruit waren. De verandering door
de integratie van de drie werelddelen is relatief. Heel erg groot was de Japanse
bijdrage aan de autohistorie voor de Tweede Wereldoorlog immers niet. De opkomst
en - explosieve - groei is pas van de jaren vijftig en zestig.
De placemat
illustreert de nieuwe opzet. Het restaurant serveert trouwens een prima warme
lunch (met vork en lepel!).
Klassieker
De eerste museumzaal is op de eerste verdieping, die Japanners net als de
Amerikanen de tweede noemen (aangeduid met westerse tekens: 2F). Om alvast in de
sfeer te komen, staat onderaan de roltrap een eerste klassieker ter
verwelkoming. Het is een Toyota AC uit 1947, voortgekomen uit het eerste model
AA van voor de oorlog. Zoals bij alle auto’s staat er een bordje met beperkte
informatie in vier talen (Japans, Chinees, Koreaans en Engels). We lezen dat de
belangrijkste verschillen ten opzichte van de oer-Toyota een andere grille,
V-vormige voorruit met middenspijltje en grotere achterruit zijn. Onder de
motorkap ligt een zescilinder motor met een inhoud van 3,4 liter. Net als alle
andere auto’s van de collectie zit de donkerblauwe wagen strak in de lak. De
filosofie dat ook gebruikssporen een oude auto aantrekkelijk kunnen maken, wordt
hier maar op heel beperkte schaal gevolgd.
Toyota AC 1947
met daarnaast een van de vele gastvrouwen.
Het merk is
inmiddels omgedoopt van de familienaam Toyoda naar Toyota, met een t.
Net als bij de
Chrysler Airlow - die model stond voor de Toyota - scharnieren de
achterdeuren aan de achterzijde.
Het dashboard
is eenvoudig, met klokken in het midden. Net te zien: de auto heeft één
ruitenwisser.
Toyoda
Bij de ingang van de opnieuw ingerichte eerste museumzaal staat een replica van
de Benz uit 1886. Dat is niet verrassend. Zo’n nagebouwde Benz vind je in veel
automusea als startpunt van de rondgang. De expositie bestaat uit acht
themagebieden met bijbehorende auto’s: de pioniertijd, de opkomst van de
industrietak, de massaproductie, luxe en rijkdom, race- en sportwagens,
stroomlijnmodellen, diversiteit en de wedergeboorte na de oorlog. De thema’s
gaan vloeiend in elkaar over. De nadruk ligt op de auto’s zelf. Wie meer te
weten wil komen over de historie van Toyota bijvoorbeeld, is hier aan het
verkeerde adres. Daarvoor moet je naar het Toyota Commemorative Museum of
Industry and Technology in Nagoya. Natuurlijk staat hier wel de eerste auto van
het merk, model AA. De merknaam is dan nog Toyoda, genoemd naar de familie. Het
informatiebordje meldt eerlijk dat het om een replica gaat, hoewel die
toevoeging er later is opgeplakt. Van dat eerste model bestaat voor zover bekend
nog maar een écht exemplaar. Die auto staat in ons eigen Haagse Louwman Museum.
 |
Replica van de
eerste Benz uit 1886, door velen gezien als de start van de auto-ontwikkeling.
De expositie
omvat acht themagebieden. Hier de pioniersjaren.
Replica van de
eerste auto van het merk, de AA uit 1936.
Het is dan nog
Toyoda, zoals de familienaam. Dat zal spoedig daarna veranderen.
Een
gestroomlijnde vorm is trendsettend in die tijd.
Bij het ontwerp
is goed gekeken naar de gestroomlijnde modellen van anderen (zie hieronder).
Peugeot 402 en
DeSoto Airflow.
Trendsetter
Voordat je bij de Toyoda bent, zijn al beroemde modellen uit de historie aan je
voorbij getrokken: natuurlijk de T-Ford, een Rolls-Royce Silver Ghost, een Benz,
Amerikaanse twintigers, een Austin Seven en Morris Oxford, topmerken als
Hispano-Suiza en Cadillac.
Uit de begintijd toen de verbrandingsmotor nog geen vanzelfsprekendheid was,
stammen de Stanley Steamer en Baker Electric. Een Panhard et Levassor is
trendsetter met zijn motor voorin, daarachter de passagiersruimte en aandrijving
op de achterwielen. Decennia lang zou dit de technische basis van de meeste
auto’s zijn, al had het meest verkochte model aller tijden – de Kever – een
ander concept. Van die Kever staat een nagebouwd type uit 1938.
De T-Ford
(links)
markeert de start van de massaproductie van auto's.
Een Rolls-Royce
Silver Ghost uit 1910 en vroege Lanchester uit 1904.
Onderdelen van
deze
Silver Ghost zijn verguld. Ooit was de koning van Siam de
eigenaar, later van een Nederlandse collectioneur.
Benz
14/30 pk uit 1912.
Drie typisch
Amerikaanse modellen: Chevrolet, Ford en Cadillac.
Austin Seven en
Morris Oxford: goedkopere modellen uit Europa.
Een monumentale
zescilinder Minerva 1925.
De kenmerkende
radiator met mascotte van de Belgische Minerva.
Duesenberg J
1929, misschien wel de meest opzichtige Amerikaan.
Links detail
van de Duesenberg, rechts een V16 Cadillac uit 1931.
Hispano-Suiza
K6 1935; koper Naoyasu Nabeshima ontwierp zelf het koetswerk met een merkwaardig klein achterzijruitje.
De collectie
krijgt veel ruimte en is daardoor goed te zien. Let op de plantjes bij de
afzettingen.
SS Jaguar,
voorloper van het beroemde Britse merk.
Datsun
Zoals gezegd, na de verbouwing staan er ook Japanse auto’s op deze verdieping.
Het aantal is beperkt, passend bij de positie van de bedrijfstak in de
vooroorlogse periode.
De Datsun 11 uit 1932 is de oudste nog bestaande van het merk. Het is er één van
een serie van 150, uit de tijd dat de DAT-Automobielmaatschappij nog niet was
overgenomen door Nissan. Ernaast staat een Tsukuba-go, genoemd naar zijn
schepper. De auto uit 1935 heeft voorwielaandrijving, één van de eerste in
Japan. Ongeveer 130 zijn ervan gemaakt.
Uit 1951 is de Toyopet SA, de eerste kleine familieauto van Toyota na de oorlog.
Het ruggengraatchassis, de stuurversnelling en onafhankelijke wielophanging
rondom waren voor die tijd spraakmakend.
In vitrines staan modellen (schaal 1 op 5) van belangwekkende modellen uit de
historie die verloren zijn gegaan of waarvan het museum geen origineel op de kop
heeft weten te tikken.
Schaalmodel
(1:5) van de oudste Japanse auto, een stoomauto van Yamaba uit 1904.
Ook in het
klein: de eerste Japanse benzineauto (1907) en eerste militaire truck (1918).
Deze Datsun uit
1932 is de oudste die nog bestaat.
De makers zijn
sterk geïnspireerd door de Britse Austin Seven. Boze tongen beweren dat die auto
gewoon is gekopieerd.
Datsun komt
voort uit het merk D.A.T.
Al lang in de
vergetelheid geraakt: Tsukuba-go, gebouwd tussen 1935 en 1938.
Het wagentje
heeft voorwielaandrijving. Ongeveer 130 zijn ervan gemaakt.
Anders dan bij
de Datsun louter Japanse tekens op de grille en wieldoppen.
Ook toen al
waren de Japanse auto's smal.
Het eerste
nieuwe naoorlogse model van Toyota, de Toyopet SA van 1951.
Op het
typeplaatje staat Toyo-Pet (met tussenstreepje). De auto heeft maar één
ruitenwisser.
Plantjes
Het gebouw is zo gemaakt, dat via het grote open middenstuk daglicht naar binnen
komt. Dat zorgt voor een aangename atmosfeer en ruimtelijk gevoel. De expositie
is bovendien zeer ruim opgezet. Daardoor krijgt elk model aandacht. De subtiele,
lage afscheidingen storen niet. Je zou ze bijna over het hoofd zien als op de
hoeken geen plantjes zouden staan. Naast de bordjes met toelichting zijn er
videoschermen met korte filmpjes. Ze laten de auto’s rijdend zien en tonen
opmerkelijke details. Af en toe staan deuren open of kun je via een trapje in
het interieur kijken. Alles is met de grootst
mogelijke zorg gerealiseerd. Kosten noch moeite zijn gespaard, zonder dat het
poenerig overkomt.
Door het
daglicht ontstaat een prettige sfeer.
Links een
Panhard & Levassor 1901, rechts de monitor die details over de auto toont.
Met een opstapje krijg je zicht op het interieur
van deze Daimler
1920.
De deuren van
de Hispano-Suiza
H6b uit 1928 staan open om de binnenkant goed te kunnen bekijken.
Bezoekers
kunnen zo de buitengewoon luxe bekleding bewonderen.
De zescilinder
had een motorinhoud van 6,6 liter, goed voor (slechts) 135 pk.
Uniek
De veelzijdigheid van de autohistorie komt mooi in beeld. Alledaagse en
buitengewoon exclusieve modellen staan door elkaar heen. Een Fiat Topolino (met
Nederlands nummerbord, eerder eigendom van Evert Louwman en tentoongesteld
geweest in het automuseum in Raamsdonksveer), Citroën Traction Avant of Peugeot 402 kom je wel vaker
in musea tegen. De kans elders een Tucker, Duesenberg, Cisitalia, Bugatti
Atalante en Delage met Figoni & Falaschi-koetwerk onder één dak te treffen, is
heel klein. Uniek is de Packard die door de Amerikaanse president Franklin D.
Roosevelt is gebruikt. Die staat dan ook op een extra verhoging. Ter afronding
van de rondgang op deze verdieping zijn er de beroemde historische sportieve
modellen Ford Thunderbird, Chevrolet Corvette en Mercedes-vleugeldeur. De
(her)inrichting is het werk geweest van mensen die weten hoe je een presentatie
aantrekkelijk kunt maken.
 |
 |
De Fiat Topolino
behoorde ooit tot de collectie van het Nationaal Automobielmuseum in
Raamsdonksveer.
Citroën
Traction Avant en een reconstructie van een vroege Volkswagen Kever.
Bugatti, Cord
en Lancia: die zie je niet vaak zo naast elkaar.
Bugatti 57C
Atalante 1938.
Lancia Astura
1936 en Rolls-Royce Phantom III van een jaar later.
Figoni et
Falaschi maakte het koetswerk van deze Delage D8-120 uit 1939.
Opvallend: de
dichte wielkasten, zowel achter als voor.
De Packard uit
1939 van
president Roosevelt.
Compleet met
vlaggen en waarschuwingslicht, maar verder weinig bescherming.
Een Kaiser
Henry J 1951 en Ford Custom 1949.
Mitsubishi
assembleerde de Kaiser
Henry J waarvan de onderdelen in kratten naar Japan kwamen.
Nummer 4 van de
51 geproduceerde Tuckers uit 1948; vele tonnen waard, zo niet een miljoen.
Een Cadillac
Series 60 Special
uit 1948.
Jaguar XK120 en
MG TC: beroemde Britse sportwagens van rond 1950.
Cisitalia 202
1947 en Mercedes-Benz 300SL 1955.
Amerikaanse
grootheden uit midden jaren '50: Chevrolet Corvette en Ford Thunderbird.
Crown
Het bezoek is nu al geslaagd, terwijl een belangrijke reden om naar Nagakute te
gaan, nog moet komen. Een tweede roltrap brengt ons op 3F, de tweede verdieping.
Deze is geheel gewijd aan de opkomst van de Japanse auto na 1950 en daarom voor
ons juist zo interessant. Met dezelfde zorgvuldigheid zijn de modellen
opgesteld, thematisch en chronologisch. Alle Japanse merken zijn aanwezig.
Getalsmatig zal Toyota in de meerderheid zijn, maar het valt niet op. Het enige
accent dat de fabrikant plaatst is het eerste model Toyota Crown bovenaan de
roltrap. Met een gastvrouw ernaast, uiteraard. (In het moederland gebruikte men
als merknaam aanvankelijk Toyopet. Voor de export bleek dat geen succes en werd
het al snel Toyota. Dat werd later ook in het thuisland overgenomen.)
De eerste twee geshowde auto’s zijn typische representanten van de jonge jaren
van de naoorlogse Japanse auto-industrie. Het zijn een Suzulight en Mitsubishi
in Matchbox-formaat. De overheid stimuleerde de ontwikkeling van deze kleine
autootjes om de economische groei aan te zwengelen. Bezitters genoten fiscale
voordelen. De wagentjes moesten dan wel voldoen aan strenge overheidseisen. In
die tijd betekende dat maximaal drie meter lang, 1,30 meter breed en een
motorinhoud van maximaal 550cc.
 |
Toyopet Crown
1955; de naam Toyota werd binnen Japan aanvankelijk niet gebruikt.
Kenmerkend zijn
de naar elkaar sluitende deuren (zogeheten suicide-doors aan achterkant).
Interieur van de Crown, met voorbank in plaats van stoelen. Dat was
destijds niet ongebruikelijk.
Mitsubishi 500
1961 en de Suzulight van Suzuki uit 1957.
De Mitsubishi
was een echte personenwagen; de Suzulight een bestelwagentje met derde deur en
drie zitplaatsen.
Met zijn
voorwielaandrijving was de Suzuki modern voor zijn tijd. Let op de eenvoud: maar
één ruitenwisser.
De
luchtgekoelde tweecilinder motor van de Mitsubishi zat achterin.
Overzicht van
de verschillende wijze van invulling van de kleine klasse.
De Fujicabin 5
A uit 1955 was de meest eigenzinnige. 85 werden ervan gemaakt.
Het wagentje
heeft een kunststof carrosserie, weegt 130 kilo en kan 60 km/u halen met zijn
tweetakt ééncilinder van 121cc.
Links: Daihatsu
Midget (1959) met een motor van 250cc; rechts de Subaru 360 (1958), de Fiat 500
van Japan.
In 1960
introduceerde Mazda deze tweezits coupé R360.
Het wagentje
bleef 6 jaar in productie en was modern met een viertaktmotor en een automaat.
De eenvoudige
dashboards van de Mitsubishi (links) en de Mazda (rechts).
Tweehonderd van
deze ultra lichtgewicht Flying Feathers werden in 1954/1955 gebouwd. Het was
geen succes.
Licentiebouw
Wat doen een Austin Cambridge en Renault 4 tussen al deze Japanners? Ze
illustreren dat sommige fabrikanten hun heil zochten in de licentiebouw van
Europese modellen. Nissan werkte samen met Austin, Hino met Renault en Isuzu met
Hillman. Al snel
zochten de merken hun eigen weg, al dan niet op basis van de buitenlandse
techniek.
We wandelen rustig door de jaren heen. Nissan (Datsun) en Toyota namen in de
jaren vijftig en zestig al gauw een koppositie in. Beide merken hadden toen al
een paar decennia ervaring met de productie van auto’s. Veel andere kwamen pas
met hun eerste model. Het is opmerkelijk dat de twee grote fabrikanten zich niet
op het terrein van de kleinste modellen begaven. Dat is trouwens nog altijd zo.
Toyota en Nissan hebben ze weliswaar in de showroom staan, maar kopen ze in bij
andere fabrikanten.
Hino maakte de
Renault 4 in licentie, Nissan de Austin A50.
In de rhombus
van Renault staat de merknaam Hino.
Echte kleintjes
heeft Toyota nooit gemaakt; het kleinste type was de Publica met 700cc.
Toyopet Super
1953, veelal ingezet als taxi.
Opvolger van de
Super als veelgebruikte taxi was de Toyopet Master RR 1955.
Eenvoud en
robuustheid waren de kenmerken van dit model.
De
richtaanwijzers verhuisden van de A-stijl (opgezet) naar de B-stijl (ingebouwd).
Toyopet Corona
ST10, een kleine middenklasser.
Deze is van
1957.
Bij het tekenen
van het model hebben de ontwerpers gekeken naar de Amerikaanse Ford.
Tweede
generatie Toyota Land Cruiser die in 1955 het levenslicht zag en waarmee de
export van dit type aanving.
De Datsun 112
uit 1956 borduurde nog voort op de modellen ervoor.
Nissan Cedric
Model 30 (1960) met een 1,5 liter motor en opvallende dubbele koplampen.
De Hino
Contessa gebruikte de techniek van de Renault 4CV en heeft (dus) de motor
achterin.
Net als bij de
4cv en de Dauphine, is er een rooster voor de koeling achter de achterdeuren.
Toyopet Corona
1960.
De eerste
generatie Datsun Bluebird van 1963. De kleuren waren gericht op vrouwelijke
klanten.
Prince Gloria
Super 6 1964 met - de typeaanduiding verraadt het al - zes cilinders onder de
kap.
De Gloria is
zeer luxe en heeft Amerikaanse tintjes.
Prince Motor
Company werd later overgenomen door Nissan.
Mazda Familia
1966 in vierdeurs uitvoering. Het was de eerste grotere Mazda.
Er is
geprobeerd de Subaru 1000 ook in Nederland aan de man te brengen. Het bleef bij
een proef.
Van de Daihatsu
Compagno is een cabrioletversie in de collectie opgenomen.
De cabrioletkap
is geheel in de carrosserie verzonken.
Export
Langzamerhand komen de modellen ons bekender voor. Door de ontluikende export in
de jaren zestig krijgen de Japanse merken ook in ons werelddeel bekendheid.
Corolla, Sunny en Civic worden bekende begrippen. Tegelijkertijd is door de
onstuimige economische groei binnen Japan sprake van een modellenexplosie.
Slecht een klein deel van het aanbod achten de Japanners geschikt voor de export
naar Europa. Dat maakt ze ook weer leuk om te zien.
Onmiskenbaar Japans is ook de Century, een klassiek gelijnde limousine voor de
elite. Het model laat alle modetrends aan zich voorbij gaan. Dertig jaar blijft
de eerste versie in productie. De naam verwijst naar het feit dat het in 1967
een eeuw geleden is dat Sakichi Toyoda werd geboren. Bovendien wordt eind jaren
zestig het honderdjarig bestaan van het herstelde keizerrijk (de Meiji-periode)
gevierd.
De rondgang door de Japanse historie eindigt bij elektrische, hybride-modellen
en een waterstofauto. Waar in de beginjaren de Japanners nog de volgers van de
rest van de wereld waren, zijn ze trendsettend geworden. Dat gaat zeker op voor
Toyota, met zijn succesvolle Prius.
 |
Toyopet
Corona als vierdeurs en als tweedeurs hardtop.
In
tegenstelling tot de vierdeurs, is de hardtop bij ons nooit verkocht.
De Honda N
en Suzuki Fronte waren op de exportmarkt niet erg succesvol, de Toyota Corolla en
Datsun Sunny wel.
Datsun Fairlady
1963 naast de Honda S500 1964.
De Nissan
Silvia 1966 is gebaseerd op de techniek van de Fairlady.
De Mazda Cosmo
(1969) is - als eerste van een lange reeks - uitgerust met een Wankelmotor.
De Prince
Skyline. Nissan adopteerde na de overname de naam. Skyline werd hét begrip voor
sportieve modellen.
De Century
bleef 30 jaar in productie. De naam verwijst naar het eeuwfeest van Sakichi
Toyoda en het Meiji-keizerrijk.
Coupés als deze
Isuzu Bellett 1600 GT waren in
die tijd populair.
In Nederland
werd destijds de 4-deurs aangeboden, maar slechts mondjesmaat verkocht.
Een afgeleide
van de Corona-reeks, inclusief het schuine front: de Toyota 1600 GT uit 1967.
Op dit model
staat als merknaam Toyota in plaats van Toyopet.
Isuzu 117 uit
1970, getekend door Giugiaro, toen nog in dienst van Ghia.
Overzicht van
de afdeling jaren zeventig.
Mitsusbihi Colt Galant 1971
in de GTO-uitvoering. Die aanduiding was duidelijk geïnspireerd door de muscle
cars in Amerika.
De twee
beroemdste sportwagens uit de Japanse historie: Toyota 2000GT en de Datsun 240Z.
Subaru
Leone. Het merk werd beroemd vanwege de vierwielaandrijving in
combinatie met boxermotoren.
De Leone heeft
een relatief grote bodemvrijheid.
De Isuzu Gemini
is in feite een ver-Japanste Opel Kadett C en kwam in 1975 op de markt.
Isuzu werkte
nauw samen met General Motors.
Giugiaro
tekende opnieuw voor Isuzu. De Piazza was het resultaat.
De laatste
decennia van de vorige eeuw met vooraan een Eunos Roadster zoals de Mazda MX-5
in Japan heette.
Links een
Toyota Celsior, in Europa en Amerika als Lexus verkocht. Rechts een Toyota Soarer, een grote
coupé.
De 2,8 liter
zes-in-lijn was in 1981 koploper bij het gebruik van elektronische instrumenten.
Let ook op de achterwisser.
Prototype van
de Lexus LFA uit 2009.
Krachtbronnen voor de toekomst:
elektriciteit en waterstof.
1997: de eerste
Toyota Prius, 2007: de plug-in hybrid-variant.
In 2005 kwam
Toyota met de experimentele waterstofauto FCV-R.
Annex
Het autofeest is met de twee verdiepingen nog niet afgelopen. Afgezien van de
unieke, complete collectie glazen radiatormascottes van de Franse ontwerper René
Lalique (vandaag de dag per stuk een vermogen waard), is er nog een bijgebouw,
de Annex. Via een loopbrug kom je in deze expositieruimte waar de relatie tussen
auto en samenleving centraal staat. In het kader van het jubileum gaat deze
afdeling begin 2017 op de schop. We vragen ons af: waarom eigenlijk? Het is
absoluut niet zo dat de veroudering heeft toegeslagen. Verschillende tijdvakken
en thema’s zijn met bijbehorende auto’s tot een sfeervol geheel gesmeed. De
nostalgie komt je tegemoet. Met foto’s en voorwerpen even terug naar de jaren van de
wederopbouw, de woelige jaren zestig, de tijd van de economische expansie, de
komst van de elektronica en de aandacht voor vormgeving en mondialisering. Ook
deze Annex is tot in de puntjes verzorgd. Vanzelfsprekend staat een dame bij
binnenkomst en vertrek vriendelijk te buigen.
Na enkele uren is maar één conclusie mogelijk.
Het Toyota Automobile Museum heeft klasse. Voor de liefhebber is het een
koektrommel boordevol lekkers. Je kunt er niet genoeg van krijgen.
■

Het Toyota
Automobile Museum heeft de complete collectie van de Lalique glazen
radiatormascottes.
Willys Jeep en
de Toyota BM 1950 karakteriseren Japan ten tijde van de wederopbouw.
In de eerste
jaren lag de nadruk op goedkoop en noodzakelijk vervoer. Vooraan een
Mitsubishi Silver Pigeon 1949.
Op Amerika
gebaseerd, de Model SG-truck 1953. Rechts een brandweerwagen van 1959. Beide
zijn Toyota's.
Toyoace 1959,
een van de eerste kleine vrachtwagens met vier wielen.
Mazda-truck uit
1953 met een laadvermogen van twee ton!
Daihatsu Midget
1963, destijds een zeer populair model.
Toyopet
Masterline Van, bouwjaar 1956, te midden van onderdelen in een werkplaats.
De Masterline
combineerde het comfort van een personenwagen met de ruimte van een bestelwagen.
Toyopet Corona
Pick-up 1960 en een Crown taxi van een jaar eerder.
Datsun Model
211 van 1960 (de dokterswagen) en de opvolger, een Bluebird.
Een Suzuki
Carry 1964 met daarachter een Toyota Corolla.
De Suzuki
Carry als eenvoudig bestelwagentje.
In de vitrine
twee blikken speelgoedauto's, een Isuzu en Toyopet.
Mazda Carol te
midden van de spelletjes en Barbie-poppen.
De Honda Civic
en Toyota Celica waren ook in Europa populair.
Toyota Carina,
de middenklasser die in 1970 werd gepresenteerd.
Volgend jaar
gaat deze afdeling op de schop. Waarom eigenlijk? Kan het nog beter?

Met een combinatiekaartje kun je voor
¥
1200 naar het Automobile Museum én
het Commemorative Museum.
VOORJAAR 2017
De opzet van de bovenste verdieping is geheel herzien. De historie van de
Europese, Amerikaanse en Japanse auto-industrie wordt nu in beeld gebracht. Het
aantal Japanse auto's is aanzienlijk afgenomen ten faveure van modellen uit ons
werelddeel en uit Amerika. Voor de Japanner is het ongetwijfeld een verrijking,
voor de Europeaan zeker niet. Juist die onbekende Japanners waren voor ons
interessant.
 |
Een goed gevoel - missie
geslaagd
Toyota biedt oud en jong
een dagje vermaak in het
Megaweb en de History Garage in Tokio, met alle
recente modellen, toekomststudies en klassiekers.
april 2016
|
 |
 |
Toonkamer van een halve eeuw
succes
Louwman's Toyota World in Raamsdonksveer
laat de ontwikkeling zien van Toyota in Nederland
sinds 1964 en toont bijzondere modellen.
oktober 2014 |
 |
|