Fahrzeugmuseum Suhl
Suhl (D)
●
Groot aantal motorfietsen
●
Beperkte autocollectie
●
Lokale en regionale autohistorie
●
Geschiedenis van Simson
●
Varianten van de Wartburg 311
november 2018
Ode aan de lokale en regionale industrie
Het Fahrzeugmuseum Suhl
is een klein museum met veel tweewielers en een kleine collectie auto’s. De
permanente expositie laat zien dat een bescheiden omvang geen beletsel is om de lokale en regionale geschiedenis
mooi in beeld te brengen. We komen in contact met
het merk Simson, de historie van de automobielbouw in Thüringen en
bekijken een bijzondere verzameling Wartburgs.
 |
Het reisdoel voor deze vrijdagmiddag in november is gelegen in het hartje van
Suhl, niet ver van de historische binnenstad. Suhl ligt in de deelstaat
Thüringen, tussen 1949 en 1990 onderdeel van de Deutsche Demokratische Republik.
Sommige panden in het centrum herinneren nog aan die periode. Dat verleden loopt
als een rode draad door het verhaal dat de expositie de bezoeker wil vertellen.
Het Fahrzeugmuseum is ondergebracht in een congrescentrum. Heel groot is het
niet. Je moet denken aan het oppervlak van een moderne supermarkt. Omdat niet alles in het
ene gebouw kon, is tegenover de ingang, aan de overzijde van de overdekte
passage, een kleine ruimte als extraatje ingericht. Verreweg het grootste deel
van de collectie bestaat uit tweewielers, vooral scooters, brom- en motorfietsen. De
autoliefhebber moet het doen met iets meer dan twintig auto’s. Die zijn echter niet willekeurig
gekozen. Ze illustreren interessante verhalen over de plaatselijke en regionale
voertuigindustrie en daarmee samenhangende activiteiten, zoals de manmoedige
avonturen van coureurs die met autoracen hun brood verdienden en roem behaalden.
Het geheel is zorgvuldig opgezet en met veel liefde en precisie ingericht. Voor
zes euro mag je dat alles van dichtbij bekijken.
 |
 |
Er staan enkele fietsen, maar de
nadruk ligt op gemotoriseerd vervoer.
De collectie omvat tientallen
motorfietsen, scooters en bromfietsen.
Een motorfiets van Wanderer uit
1939.
Simson
Onze geschiedenisles begint deze middag met de fiets, maar gaat al heel gauw
over het gemotoriseerd vervoer op twee wielen. Tientallen motorfietsen, van
ultralicht tot zwaar, laten de ontwikkelingen zien. Dat er in Suhl een dergelijk
museum is, berust niet op toeval. Het stadje is de bakermat van de firma Simson,
gerenommeerd fabrikant van wapens en voertuigen. Aan de wapens is een museum
verderop in de straat gewijd. Hier draait het om de wielen. Het verhaal begint
in 1856, als twee joodse broers Löb en Moses Simson hun eigen onderneming
beginnen. Ze maken staal uit het ijzererts dat uit de omgeving komt. Uit de
staalproductie ontwikkelt zich de wapenindustrie. Het Pruisische leger is de
belangrijkste opdrachtgever. In 1880 komen er wapens voor de jacht bij. Vanaf
1896 vormt de fabricage van fietsen een nieuwe bron van inkomsten. De veilige
Engelse rijwielen, met hun voor- en achterwielen van dezelfde grootte, zijn
daarbij het grote voorbeeld.
 |
Veel aandacht voor Simson. De
wapengeschiedenis is ondergebracht in een afzonderlijk museum.
Auto’s
Zoals ook andere fietsenfabrikanten besluiten de broers begin twintigste eeuw
zich ook op het bouwen van personenauto’s te richten. De start is in 1907, maar
het duurt vier jaar voordat het eerste model op de markt komt, type A. Een groot
succes is het niet. De wagen is ondergemotoriseerd. Er volgen al gauw typen met
meer vermogen. De nadruk ligt echter op de wapenproductie, die sterk groeit door
de Eerste Wereldoorlog. Na 1918 is het Duitse fabrikanten verboden om wapens te
maken. Toch ontwikkelt Simson zich niet tot een grote autofabrikant, zeker niet
als de wapenhandel weer opleeft vanaf het midden van de jaren twintig. Simson
wordt één van de weinige officiële leveranciers van het Duitse leger. Niettemin
waagt het bedrijf zich in 1924 op de markt van de dure personenwagens met zijn
model Simson Supra. Het merk behaalt daarnaast goede resultaten in de racerij.
Voor zover bekend zijn er maar zes Simsons overgebleven. Hier staan er vier. Een
foto van een
vijfde staat wel op de website, maar de auto is hier niet. Met
de zesde hebben we jaren geleden al kennis kunnen maken in het Verkehrsmuseum
in Dresden (zie onderaan dit verslag). Met vier auto's laat het museum de bezoekers
niettemin ervaren hoe de historie eruit heeft gezien. Tot het verleden van Simson behoort ook het maken van kinderwagens, vanaf 1930. Een paar daarvan
staan in het museum.
Tussen de auto's staat als bijzonderheid een radiator. Simson merkt dat de
gebruikelijke radiatoren onvoldoende koeling bieden voor de motoren die veel
moeten presteren en ontwikkelt de Lamellenkühler, die door de vormgeving
een veel groter koeloppervlak heeft.

Verschillende uitvoeringen van de
modellen A,B en C uit de eerste jaren.
In 1924 waagt Simson zich met de
Supra op de markt van luxe modellen.
Simson Supra Ri, bouwjaar 1928, 6
cilinders, 3100 cc, 60 pk.
De restauratie kostte enkele jaren.
De auto was eerder omgebouwd tot pick-up.
Een radiator met veel meer
koelvermogen, nodig voor de motoren van Simson.
Er zijn slechts zes Simsons
overgebleven.. Deze Supra So werd tussen
1925 en 1928 gemaakt.
Topmodel: de Supra A met acht
cilinders, tussen 1931 en 1934 gebouwd.
Foto's van de museumwebsite: links
de 8-cilinder, rechts het model dat tijdens ons bezoek ontbreekt.
Nazi’s
Als in 1933 de nationaal-socialisten aan de macht komen, krijgt de joodse
familieonderneming het moeilijk. Om problemen te voorkomen, verdwijnt de
familienaam uit de aanduiding voor het bedrijf. Dat helpt niet echt. Anti-joodse
krachten gebruiken de bevoorrechte positie als leverancier van het leger tegen
het bedrijf. Andere ondernemingen zouden benadeeld zijn. Er komen juridische
procedures. De bezwaren blijken ongegrond, maar de familie verliest niettemin de
zeggenschap over het bedrijf. In 1936 vluchten de familieleden via Zwitserland
naar de Verenigde Staten. De nazi’s hebben het inmiddels voor het zeggen in de
onderneming. Vanaf 1934 is er geen sprake meer van personenautoproductie. De
nadruk komt te liggen op de wapenfabricage. Als de oorlog begint, is het ook
afgelopen met het maken van kinderwagens, fietsen en motorfietsen.
Beeldmerken op de Supra A, met een
duidelijke verwijzing naar de 8-cilinder motor.
Sovjet-Unie
Na 1945 wordt de fabriek ontmanteld. Suhl ligt in de Russische bezettingszone.
Wat er aan machines over is, gaat op transport naar de Sovjet-Unie. Voorzichtig
pakt men in Suhl de fabricage van jachtwapens, kinderwagens en fietsen weer op.
Communistisch Oost-Duitsland maakt een einde aan private ondernemingen. Awtowelo
lijft het bedrijf in. De fabriek gaat weer motorfietsen produceren en introduceert
een model met een 250 cc viertakt motor. Tot 1961 blijft die motorfiets in
productie; meer dan 200.000 worden ervan gemaakt. De merknaam Simson
is inmiddels in ere hersteld. Vanaf 1962 besluit de politieke top dat Suhl
alleen nog brommers en lichte motorfietsen mag maken. De zwaardere modellen zijn
toegewezen aan MZ. De fietsenproductie is in 1957 al geëindigd. De bromfietsen
krijgen als typeaanduiding een vogelnaam. De Schwalbe van Simson is dé
brommer van de DDR. Na de Duitse eenwording krijgt Simson het moeilijk.
Uiteindelijk sleept het bedrijf zich nog ruim een decennium voort totdat in 2003
het doek definitief valt.
Tussen de klassieke auto's en motorfietsen staat een klein, rood wagentje. Het
is een elektrische Hotzenblitz, geïntroduceerd in 1991 en in Suhl in elkaar
gezet. De 25 medewerkers maken er in vijf jaar zo'n 150, maar het project blijkt
uiteindelijk niet levensvatbaar. In 1996 volgt een faillissement.
 |
 |
Een motor met zijspan uit 1959
(links) en crossmotoren uit recenter tijd.
Na 1962 moet de fabriek zich van de
politiek concentreren op brommers. Ze krijgen vogelnamen als typeaanduiding.
In de dependance staan allerlei
modellen brommers en lichte motoren van Simson.
In Suhl is getracht de productie van
deze elektrische auto op gang te brengen. Na 150 auto's viel het doek.
Coureurs
In de relatief korte periode dat Simson autoproducent is, neemt het bedrijf
geregeld deel aan races. Vanaf 1914 zijn verschillende coureurs voor de fabriek
actief. Het merk is echter klein en de namen van de rijders zijn buiten Suhl en
omgeving nauwelijks bekend. Toch staan de mannen geregeld op de erepodia. Suhl is trots op
hun prestaties.
In het museum is een klein boekje te koop dat de belangrijkste rijders
portretteert. De auteur is hopelijk meer historisch onderlegd dan autokenner, want
bij het lezen van de naam Gottfried Daimler ga je toch vraagtekens zetten
of de rest wel klopt.
In de jaren twintig zet Karl Kappler aan het
stuur van een Simson bijna 300 ritoverwinningen op zijn naam. Zijn auto staat
hier ook. Hij verkeert in goede staat, want in 2011 en 2015 nam de wagen succesvol deel aan races voor historische
voertuigen.
Karl Kappler zette met deze Simson
Supra in 1925, '26 en '27 vele overwinningen op zijn naam.
Greifzu
Naast al deze mannen is er nog een lokale racelegende, waaraan het museum
afzonderlijke aandacht besteedt: Paul Greifzu (1902-1952). Hij was zowel gevierd
op de motorfiets als met auto’s. In die tijd was het niet ongebruikelijk om op
dezelfde dag en plaats een race te houden voor motorfietsen en auto’s. In 1927
nam Greifzu tijdens dezelfde race achter elkaar deel als motorrijder en
autocoureur. Hij behaalde respectievelijk een derde en tweede plaats. Na de
oorlog ontwikkelde hij zijn eigen racewagen, technisch gebaseerd op de
vooroorlogse BMW 328. Die auto staat hier in het museum. Er is geen moeite
gedaan te verdoezelen dat de wagen veel is gebruikt door hem helemaal op te
knappen. Het is een wijs besluit. Dit is veel mooier. Net als zoveel anderen
moest Greifzu zijn raceambities betalen met zijn leven. In 1952 overleed hij bij
een ongeluk tijdens de training voor een race in Dessau.
De zelfgebouwde racewagen van
Greifzu, op basis van BMW-techniek.
Greifzu was bij races succesvol
achter het stuur van een racewagen en op de motorfiets.
BMW
Het museum beperkt zich niet tot louter de plaatselijke historie. De bezoeker
kan zich verdiepen in de achtergronden van de autofabricage in heel Thüringen.
Die was geconcentreerd in Eisenach, zo’n tachtig kilometer verder naar het
noorden. Vanaf 1928 komen hier de auto’s van BMW vandaan, nadat de onderneming
uit München de Dixi-fabriek heeft overgenomen. Behalve de kleine op de Austin Seven gebaseerde modellen ontstaan in Eisenach spraakmakende zescilinders,
waaronder de beroemde 328 sportwagen. Het museum kan er trots op zijn zo’n auto
in huis te hebben. Je spreekt vandaag de dag toch over een veilingwaarde van een
slordige half miljoen. Voor een 327 betaal je trouwens ook al gauw meer dan een
ton.
Links een Dixi, rechts een daarvan
afgeleide BMW.
BMW-auto's kwamen voor de oorlog uit
Eisenach, dat na 1945 in de Oostzone lag.
Een sportwagentje op basis van de
BMW met een koetswerk van Ihle.
Het verhaal gaat dat Ihle voor het
eerst de 'nieren' als vorm voor de radiator gebruikte, later karakteristiek voor
BMW.
De zescilinders BMW 327 en 328 waren
voor de oorlog succesvol. Een 328 is tegenwoordig een kostbaar bezit.
EMW
Tegenover de BMW's, aan de overkant van het gangpad, staat een 327 die er veel
op lijkt. Het is echter geen BMW maar een EMW (Eisenacher Motoren Werk),
uiterlijk vrijwel identiek maar met een rood-wit beeldmerk in
plaats van een blauw-wit. Wie niet goed oplet, denkt met een BMW van doen te
hebben; de vergissing is begrijpelijk. Na de oorlog hervatten de Oost-Duitsers
de autoproductie met de vooroorlogse modellen en noemen ze gewoon BMW. Ze worden
zelfs geëxporteerd. In München vinden ze het gebruik van de merknaam BMW
onrechtmatig. Er volgen jarenlange juridische procedures met als resultaat dat
de modellen uit de DDR na 1952 EMW heten. Als de Oost-Duitsers daarna de voorkant wijzigen en
afscheid nemen van de niervormige grille, is verwisseling niet meer aan de orde.
Twee EMW’s 340 laten dat hier duidelijk zien.
De EMW is de Oost-Duitse versie van
de vooroorlogse BMW.
EMW paste de voorzijde aan (rechts)
waardoor de gelijkenis met BMW meteen wegviel.
Het beeldmerk van EMW: rood-wit in
plaats van blauw-wit. Merkwaardigerwijs zijn er twee versies.
EMW 340 ambulance uit 1953. De
techniek kwam uit Eisenach, de carrosserie uit Halle.
De personenversie van de EMW 340.
Een vooroorlogse BMW-motorfiets en
het daarvan afgeleide EMW-model van de jaren vijftig.
Wartburg
Het meest bekende merk uit Eisenach is Wartburg, genoemd naar de plaatselijke
burcht. Eén zaal is helemaal ingericht voor de presentatie van de Wartburg 311
(en daarvan afgeleide types 312 en 313) in allerlei variaties: de gewone
vierdeurs, een stationcar, een camping-limousine, coupé, cabriolet en
sportversie. Nergens vind je in een museum zoveel varianten bij elkaar. Zelfs
niet bij de permanente expositie op het voormalige fabrieksterrein in Eisenach,
al staat daar wel de exclusieve legergroene jachtwagen (zie onderaan dit verslag). Die
ontbreekt hier. Je kunt
niet alles hebben. Het is jammer dat de stationcar slecht zichtbaar is, want dit
type is vandaag de dag uiterst zeldzaam. Er zijn er veel meer van gemaakt dan
van de luxe camping-limousine, maar veel minder overgebleven.
De 311 komt in 1956 op de markt. De auto ziet er weliswaar modern uit, maar de
techniek is dat zeker niet. De opzet is nog gebaseerd op de vooroorlogse DKW. De
Wartburg heeft een chassis in plaats van een zelfdragend koetswerk. Tot 1962 zit
er een 3-cilinder 900 cc tweetakt onder de motorkap, vanaf '62 een 1-liter.
Vanaf september 1965 tot aan het eind van de productie in maart 1967 is de
typeaanduiding 312, na de toepassing van een moderner onderstel. De sportversie
heet 313. In negen jaar komen er in totaal een kleine 300.000 van de band.
De getoonde Wartburg sportversie is één van de laatste van de serie. De makers
hebben getracht de auto
enigermate te moderniseren, binnen de beperkingen die van staatswege zijn
opgelegd. Naast bescheiden technische aanpassingen is er een strakker front, een
grille en hardtop van kunststof en een motorkap van Duroplast (het materiaal
waarvan ook de Trabant is gemaakt). De hardtop ontbreekt hier, zodat we feitelijk een
cabriolet zien met opmerkelijk genoeg achterop wel de aanduiding ‘coupé’.
 |
In het beeldmerk van Wartburg is het
silhouet van de plaatselijke burcht terug te zien.
De 311 ziet er bij de introductie
modern uit, maar de techniek is zeker niet vooruitstrevend.
De auto heeft nog een afzonderlijk
chassis en een tweetakt motor.
In de loop der jaren veranderde
uiterlijk alleen de voorkant.
De Wartburg als luxe cabriolet,
uitgevoerd in twee kleuren.
De 311 als coupé.
Feitelijk was de coupé een hardtop.
Het achterste zijruitje kon naar beneden worden gedraaid.

Promotiemateriaal uit die tijd.
Reclame binnen de DDR was onzinnig; er was immers geen vrije markt.
Helaas is de stationcar wat moeilijk
te zien. De auto is nog geheel origineel en nooit overgespoten.
De camping-limousine is een luxe stationcar
met tot in het dak doorgetrokken plastic ruiten.
De sportversie van de Wartburg, de
313.
Met een moderner front en lichte
materialen wordt op het eind getracht de auto bij de tijd te brengen.
Hoewel het duidelijk een open auto
is (met losse hardtop-kap), staat achterop 'coupé'.
Het beeldmerk wordt ook strakker
gemaakt. Rechts de kleurrijke versie van de eerdere modellen.
Oost-Duitse promotiefilm voor de
Wartburg.
Je had de Wartburgs (en de
bezoekers) wat meer ruimte gegund.
Wachtlijst
Zo’n breed aanbod binnen één modelserie is begin jaren zestig in de DDR nog
mogelijk. Daarna wordt het aantal modellen sterk ingekrompen. Dat de auto’s
worden gemaakt, wil trouwens niet zeggen dat de gemiddelde burger ze ook kan
kopen. In de eerste plaats is een auto voor velen onbetaalbaar en wie wel genoeg
geld heeft, moet op een wachtlijst staan. Gaandeweg de jaren zestig en zeventig
wordt die steeds langer, tot wel acht of tien jaar.
Het is jammer dat er voor deze bijzondere collectie net te weinig plaats is,
zoals vaak in musea. Door een pilaar is de gewone stationcar
moeilijk te zien. De auto’s staan te dicht op elkaar. Dan is er
ook nog een auto tussen gepropt, een AWZ P70, voorloper van de Trabant. Dat is onlogisch, want die werd
niet in Thüringen maar in Saksen gemaakt. Het is daarentegen wel een hele mooie
en bijzondere versie, de coupé. Een Barkas-bestelwagen en
Melkus-sportwagen completeren het overzicht van de autoproductie in het
communistische Duitsland.
 |
De AWZ P70 coupé is
mooi, maar past hier eigenlijk niet tussen de Wartburgs.
Links een Melkus, rechts een Barkas,
ook kenmerkende DDR-modellen.
Oost-Duitse promotiefilmpje voor de Melkus 1000.
Invalidewagentje
Als een soort dependance is in het congrescentrum nog een pand ingericht als
museumruimte. Niet van het formaat supermarkt, maar eerder kaaswinkeltje. Uiteraard mogen we hier ook even naar binnen. Er staan nog
meer gemotoriseerde tweewielers, aangevuld met een kleine motorfiets-pick-up. We
zien ook een Simson Duo, een invalidewagentje dat tot 1991 werd gemaakt. De naam
is enigszins misleidend, want Simson was niet de fabrikant, maar leverde slechts
de techniek. In de
markteconomie van het nieuwe Duitsland konden de voormalige DDR-producten niet
meekomen. Het lot van de Wartburg en Trabant werd door de brom- en
motorfietsfabrikant gedeeld. Het einde van een politiek tijdperk was tevens het
einde van een industriële periode. In Suhl is men vastbesloten de historie niet
te vergeten. Met veel zorg wordt het verleden hier bewaard en tentoongesteld.
Het Fahrzeugmuseum is geen bestemming om uren te blijven, maar wel een ode aan
de plaatselijke en regionale industrie die waardering verdient.
■
 |
 |
Modellen waarvoor Simson de techniek
leverde.
Een gekooide vogel... de eerste
Simson met een vogelnaam.
In het museum staat ook deze Opel Doktorwagen.
Waarom blijft onduidelijk. Er is geen verband met de rest.
De Simson Supra die we in 2005
tegenkwamen in het Verkehrsmuseum in Dresden.
In museum Automobile Welt Eisenach
vind je deze legergroene jachtwagen op basis van de Wartburg 311.
In hetzelfde museum: de
Camping-uitvoering. Vergelijk de kleurscheiding met die van de auto hieronder.
Deze auto staat in museum
Zylinderhaus in Bernkastel-Kues.
 |
Terugblikken op een andere
wereld
Een bezichtiging van twee automusea in de
voormalige DDR waar de historie van de
automobielbouw in het gebied wordt gekoesterd.
augustus 2006 - aanvulling februari 2010 |
 |
|