PS.Speicher
Einbeck (D)
●
Mix van vervoer en
geschiedenis
●
Nadruk op belevening
●
Twee-, drie- en vierwielers
●
Expositie dwergauto's
november 2018
Een creatieve beleving van de historie
Er staan veel oude
motorfietsen en auto’s tentoongesteld en toch is PS.Speicher in Einbeck niet
echt een museum. De permanente expositie is een reis langs markante momenten in
de geschiedenis van het Duitse vervoer, met veel achtergrondinformatie en
verrassende presentaties. Naast de vaste opstelling zijn er wisselende
thematentoonstellingen. Najaar 2018 staan onder meer ‘Klein- und Kleinstwagen’
in de schijnwerper. Op een mooie zaterdagochtend verdiepen we ons in de historie
en de wereld van de (piep)kleine auto’s.
 |
Afgaande op de wegwijzers is PS.Speicher voor de voormalige Hanzestad Einbeck,
in de deelstaat Niedersachsen, een belangrijke attractie. Er worden kennelijk
veel bezoekers verwacht, want de aangegeven route is niet de kortste weg zoals
door ons navigatiesysteem aangegeven. Om de overlast voor de bewoners van het
stadje te beperken, word je eromheen geleid. De omvang van het parkeerterrein
verraadt hoge verwachtingen van het aantal bezoekers. Op deze zaterdagochtend om
twaalf over tien is het nog rustig. Als we het terrein oprijden, komen we direct
in de sfeer door drie op elkaar gestapelde, opengewerkte containers. Daarin staan
achter glas een Cyklonette, een Hansa Coupé en twee motorfietsen, waarvan één met zijspan. Ze
symboliseren niet alleen de historie van het Duitse vervoer, maar geven ook aan
dat die hier op een creatieve manier wordt verbeeld.
Het gebouwencomplex is bestempeld als historisch monument. In vroeger tijden
werd hier graan opgeslagen. De zes verdiepingen hoge toren is na een grondige
verbouwing sinds 2014 het hart van de permanente expositie, een tijdreis door
Duitsland aan de hand van de ontwikkeling van het gemotoriseerde vervoer. In
naastliggende gebouwen is ruimte voor tijdelijke exposities, bedoeld om de
stroom bezoekers op gang te houden. Voor een gereduceerd tarief zijn ook alleen
de deeltentoonstellingen te bezichtigen. We kiezen - niet verrassend - voor het
complete pakket, plakken de herkenningsstickers op de truien en lopen via de
elektronische poortjes naar de grijze toren.
 |
 |
Een oud pakhuis en een creatieve
wijze van presentatie: visitekaartjes van PS.Speicher.
De hoge toren is het hart van de
permanente tentoonstelling.
Loopfiets
Onze reis begint boven. Terwijl de lift (met daarin een bromfiets en een
gezellig zitje) ons naar de zesde etage brengt, gaan
geprojecteerde jaartallen terug in de tijd. De monitor showt een wiel dat past
bij het tijdvak, van lichtmetalen sportvelg van nu naar de houten spaakwielen
met metalen band van de eerste loopfiets en boerenkarren. Als de liftdeuren
opengaan, zijn we in 1812. Het is de tijd van de loopfiets van Drais, snel
gevolgd door modellen met trappers en ketting. In wezen is er sindsdien niet
veel veranderd. Eind 19e eeuw komt het gemotoriseerde vervoer op gang met de
ontwikkeling van de verbrandingsmotor. PS.Speicher presenteert de geschiedenis
aan de hand van tekstborden, foto’s, sfeerbeelden, interactieve schermen met
filmpjes en voertuigen die passen bij het tijdvak. De nadruk ligt daarbij op de
tweewielers, aangevuld met karakteristieke automodellen. Aan de basis stond de
uitgebreide motorfietsencollectie van initiatiefnemer en oprichter Karl-Heinz
Rehkopf. We wisten het natuurlijk al, maar het wordt nog eens overduidelijk dat
verschillende automerken hun wortels hebben in de fietsenfabricage, zoals
Wanderer, NSU, Opel en Laurent & Klement, de voorloper van Škoda. Net als bij de
eerste auto’s wordt in de jeugd van de fiets geëxperimenteerd met innovaties.
Door een gemotoriseerd wiel aan een fiets te monteren, ontstond de eerste
‘bromfiets’.
 |
 |
In de lift gaat de tijd terug, met
bijpassende projecties van wielen.
In de lift staat een bromfiets, om
in de sfeer te komen. Het verhaal (rechts) begint bij de loopfiets.
Hildebrand & Wolfmüller (1894), de
eerste in serie geproduceerde motorfiets.
Motorvoertuigen
PS.Speicher is geen museum in de zin van een expositie van zoveel mogelijk
modellen. Het draait om het ervaren van de geschiedenis, of zoals dat
tegenwoordig heet om ‘de beleving’. Het aantal auto’s in de toren is beperkt,
zeker vergeleken met de motorfietsen. Maar wát er staat, is zorgvuldig
uitgekozen. De eerste motorvoertuigen zijn niet erg verrassend: de motorfiets
van Daimler uit 1885 en de Patent Motorwagen van Benz uit 1886. Deze replica’s
staan in menig museum. Interessanter is de eerste originele auto, een Benz
Victoria uit 1894. Het is de oudste nog rijdende auto in Duitsland. Eén horizontale cilinder zorgt voor de voortbeweging. Om te
laten zien hoe dat werkt, ligt onder de Benz een grote spiegel. Het idee is
simpel, de uitwerking verbluffend. Je trekt de bezoeker op deze manier de
techniek in. Het is jammer dat de Benz achter glas staat. Dat vergroot
gevoelsmatig de afstand. Op de achterkant zien we een plaatje met het nummer 001
van de London to Brighton Veteran Car Run, editie 2012. Zes jaar geleden was dit
dus de eerste auto die op de eerste zondag van november na zonsopgang Hyde Park
in Londen verliet voor de traditionele rit van zestig mijl naar Brighton (lees
meer over de jaarlijkse tocht in het reisverslag van november 2017). De Benz
lijkt nog erg op een koets zonder paarden. De Franse pionier Panhard & Levassor
gaf de auto een eigen gezicht met de combinatie van motor voorin, aandrijving op
de achterwielen, een versnellingsbak, vier wielen van gelijk formaat en de
passagiersruimte achter de motor.
 |
Niet heel verrassend in een motor-
en automuseum: replica's van de eerste Daimler en Benz.
Achter glas een Benz Victoria
(1894), in 2012 de oudste deelnemer aan de London to Brighton Veteran Car Run.
Panhard & Levassor introduceerde het
concept van een 'moderne' auto met motor voorin.
Massamotorisering
De omvang van de graantoren is beperkt. De oppervlakte van de
tentoonstellingsruimte per verdieping dus ook. Al snel kom je bij de trap voor
de afdaling naar een volgend tijdvak. De periode 1914-1929 gaat over het begin
van de massamotorisering; in het tijdvak daarna worden motorfiets en de auto
duidelijk ook bereikbaar voor de burger. Een Hanomag Kommissbrot brengt het
interactieve karakter van de permanente expositie tot uitdrukking. De
eencilinder is hét symbool van een auto voor de kleine man in de jaren twintig
en dertig. Kleine man kun je in dit geval ook letterlijk nemen. Het is knap krap
binnenin. Iedere bezoeker kan dat zelf ervaren. Waar klassiekers doorgaans
alleen om naar te kijken zijn, mag je hier achter het stuur kruipen. Met een
rijsimulator wordt een ritje door een Duitse stad aangeboden. Dat valt nog niet
mee. Waar zit de starter? Waar de versnellingspook? Waar de koppeling?
Autorijden was zo simpel nog niet in die tijd.
Vlak bij de Hanomag staat een chique achtcilinder Horch: ook Duits, uit dezelfde
periode, maar voor de bovenklasse van de samenleving. Even plaatsnemen om het
zelf te ervaren, is er hier niet bij. Zelfs aanraken is uit den boze. Een
elektronisch oog bewaakt de voertuigen. Wie ook maar een beetje te dichtbij
komt, bijvoorbeeld om het interieur goed te bekijken, wordt getrakteerd op een
alarmsignaal en een vermanende blikken stem. Aangezien wij het naadje van de
kous willen weten, spreekt de stem ons geregeld toe. De Horch is in gezelschap
van een motorfiets en een taxi. Let wel, die laatste is geen auto, maar een
motor met zijspan.
 |
 |
Tweewielers in vele soorten. Links
een rijwiel met hulpmotor in de meest letterlijke zin.
Motorfietsen van BMW en Victoria.
Een Megola motorfiets met een
5-cilinder stermotor (640 cc) in het voorwiel. Gemaakt van 1922 tot 1925.
De introductie van het geperste
frame maakte goedkopere massaproductie mogelijk.
Een proefritje met een Hanomag
Kommissbrot valt nog niet mee.
Een achtcilinder Horch 350: luxe
vervoer rond de jaren dertig.
Links de voorkant van de Horch,
rechts een Victoria motorfiets met zijspan als taxi.
Achter de Horch en de Victoria is
het straatbeeld van die tijd uitgebeeld.
Sparen
Wie kon zich rond de jaren dertig eigenlijk een auto veroorloven? Op de muur
zien we een overzicht van de prijzen van de verschillende vervoermiddelen in
1928. Ze zijn afgezet tegen het loon van geschoold en ongeschoold personeel. Een
fiets kost 60 Mark, een motorfiets 750 en een Hanomag Kommissbrot 1975.
Geschoolde arbeiders brachten wekelijks 50 Mark mee naar huis, onopgeleide 35.
Dus reken maar uit hoe lang je moest sparen om niet te voet te hoeven reizen.
Naar goede Duitse gewoonte is het overzicht grondig, dus inclusief de
waarschuwing dat het om gemiddelden gaat en er verschillen waren tussen
bedrijfstakken en regio’s.
Hoewel een auto dus lang niet voor iedereen was weggelegd, groeit het aantal
weggebruikers. Als volwaardige kleine auto biedt Opel in de jaren dertig de
P4 aan, aanvankelijk voor 2700 Mark, later voor een veel lagere prijs van 1450
Mark. Bijna 66.000 weet de fabrikant ervan te verkopen. Dat is veel meer dan de
4000 goedkope en eenvoudige driewielers die Borgward in dezelfde periode
als Goliath afzet. Misschien was de naam toch wat te megalomaan. De
carrosserie van het wagentje is van hout, met leerdoek overtrokken. Het rijden
met de tweetakt ééncilinder (198cc) mocht zonder rijbewijs en wegenbelasting
hoefde je niet te betalen.
 |
De Goliath met drie wielen -
geproduceerd door Borgward - was een goedkoop middel van vervoer.
De carrosserie is van hout, met
leerdoek overtrokken.
De Opel P4 is een volwaardige auto
en een verkoopsucces in de jaren dertig.
Oorlog
We naderen de zwartste periode in de Duitse geschiedenis, de Tweede
Wereldoorlog. Op schermen boven ons hoofd vliegen de bommenwerpers. Het
karakteristieke geluid maakt de beleving intenser. Het Duitse leger maakt op de
grond onder meer gebruik van Zündapp motorfietsen en NSU terreinwagens. Ze
hebben de voorkant van een motorfiets en de achterkant van een rupsvoertuig. Een
volledig verwoeste Tatra, te midden van puinhopen van gebombardeerde gebouwen,
is symbolisch voor de schade en het leed dat de oorlog met zich meebracht.
Intussen probeerde iedereen op inventieve wijze mobiel te blijven, bijvoorbeeld
door zijn auto te voorzien van een houtgasgenerator. Bij een Citroën Traction
Avant zien we hoe dat in zijn werk gaat.
Wat is een beter symbool voor de Duitse wederopbouw en het economische wonder
dan Hitlers troetelkind, de Volkswagen? Ook hier is gekozen voor een creatieve
en verrassende aanpak. Achter een ronde grijze glazen wand staat onzichtbaar een
Kever. De auto heeft twee verschillend gekleurde helften. Afhankelijk van het
geluidfragment dat de bezoeker kiest, draait de militaire of civiele versie naar
voren en staat de auto opeens in het licht. Het is mooi gedaan.
 |
Oorlogsschade verbeeld met een
verwoeste Tatra.
In dienst van de Wehrmacht: een NSU
(links) en Zündapp.
De oorlogsjaren en daarna: een
Citroën op houtgas en een invalidenwagentje.
Het begin van de wederopbouw: een
militaire Volkswagen en een driewieler van Tempo.
Twee Duitslanden
Om de tijdreis te vervolgen, moeten we door een ‘melkbar’, ingericht naar de
smaak en mode van de jaren vijftig. Een jukebox staat klaar om muziek te draaien
die je zelf kunt uitzoeken. Op een draaischijf komen de bromfietsen en scooters
van die tijd voorbij. Voor de deur staan drie zogeheten dwergauto’s, een BMW
Isetta, een Kleinschnittger en een Fuldamobil. Het informatiebordje meldt dat
dit een Fuldamobil S1 is, maar dat klopt niet. Het is een S7, een elegantere,
langere versie met kunststof koetswerk.
Op politiek vlak maakt Duitsland roerige tijden mee door de splitsing in een
westerse markteconomie en een staatsinrichting naar het communistisch model in
het Oosten. Twee voor een belangrijk deel identieke auto’s staan model voor het
gespleten land. In de Bondrepubliek zag de DKW F89/F91 het levenslicht, een
doorontwikkeling van de F9 uit 1939. In de DDR liep de IFA F9 van de band,
eveneens gebaseerd op het model van 1939. De communistische variant was niet
alleen eerder productierijp, de auto was ook nog moderner met zijn driecilinder
motor. Een vergelijking tussen de Oost-Duitse Trabant 600 en de Lloyd uit
Bremen, valt ook in het voordeel van de eerste uit. De voorsprong zou echter
niet lang duren. Waar voortdurende innovatie in het westen gemeengoed was,
moesten de Oost-Duitsers tevreden zijn met steeds verder achterhaalde techniek.
 |
 |
Een tijdsbeeld neergezet: scooters
en een melkbar. Op de achtergrond muziek uit de jukebox.
Een Kleinschnittger, een 1-cilinder
tweetakt met een inhoud van 123 cc.
Fuldamobil S7 uit 1957 (en niet een
S1 uit 1954 zoals het informatiebordje vermeldt): 191 cc, 1-cilinder tweetakt.
De jaren vijftig van West-Duitsland:
vooraan een Adler, daarachter de Fuldamobil en achteraan de BMW Isetta.
Italiaanse elegantie: de beroemde
Vespa-scooter.
West en Oost: de DKW F91 en de IFA
F9, beide gebaseerd op het DKW-prototype van 1939.
Ook al zijn er verschillen tussen
cabriolet en dichte versie, de gemeenschappelijke oorsprong is herkenbaar.
De voorkant van de IFA (rechts) komt
het meest overeen met het model van 1939.
West en Oost: de Lloyd (achter) en
de Trabant. In de eerste jaren waren de DDR-auto's zo gek nog niet.
Oost en West: de MZ motorfiets met
zijspan en de merkwaardige BMW 600 met deur aan de voor- en zijkant.
Toerisme
Een volgende stop in onze reis is een nagemaakt strand als beeld van de
samenhang tussen opkomende automobilisme en toerisme. De Zündapp Janus, Amphicar
en Volkswagenbus zijn geen verrassende of onbekende modellen, maar ze passen wel
heel goed in dit decor. De inrichters van de tentoonstelling hebben goed
nagedacht over het effect dat ze wilden bereiken. Gedachten aan vroeger komen
boven bij de afdeling Love and Peace met de bijbehorende brommers en
motorfietsen. Het hoge stuur werd wereldberoemd door de film Easy Rider,
een ode aan de vrijheid die niet door iedereen werd geaccepteerd.
We zijn verder afgedaald en komen via het heden in moderne gangen die leiden
naar de toekomst, met een duidelijke rol voor elektriciteit. Dat de toekomst in
het verleden al vaker vorm kreeg, bewijst een model in de schaal 1:5 van de
spectaculaire Schlörwagen van 1938, genoemd naar zijn ontwerper Karl Schlör. Het
museum is er trots op. Op basis van een onderstel van een Mercedes-Benz 170H
ontstond een prototype met een sensationeel lage luchtweerstand. De auto is
opmerkelijk breed. Het origineel is helaas verloren gegaan aan het einde van de
oorlog.
Inmiddels zijn we terug in de hal van de grijze toren, waar een opengesneden
Renault Dauphine en twee Hansa’s laten zien hoe een auto er onderhuids uitziet.
 |
De ontwikkeling van mobiliteit en
toerisme zijn nauw met elkaar verbonden. De auto is een Zündapp Janus.
Een mooi nagemaakt campingtafereel.
Op de achtergrond een Volkswagen T1.
Bijzonder en ook in die jaren niet
alledaags: een scooter met aanhanger en een Amphicar.
Love en Peace: we zijn in de jaren
zestig beland met links een Easy Rider-motorfiets.
Een eigen (opgevoerde) brommer: de
jeugddroom van velen. Links een DKW Hummel, rechts een Kreidler Florett.
De tijd van luxe en sportief toeren
kon worden ingevuld met een Borgward Isabella cabriolet.
Wie nog sportievere aspiraties had,
was de NSU 1200 TT een uitkomst. Met de motor achterin!
Ontwikkeling van de motorfiets: van
de klassieke Zündapp naar de moderne Honda.
Links: het beste van twee werelden?
De gesloten motorfiets van BMW. Rechts: de toekomst in beeld.
Model van de Schlörwagen in schaal 1
op 5. Het origineel is verloren gegaan.
Eén ruimte in de toren vertelt het
verhaal over het gebouw als graanopslagplaats.
Automobielconstructie uit de doeken
gedaan met twee Hansa's.
Een doorgesneden Renault Dauphine
toont de technische opzet van deze auto.
Een elektrische (!) bakkerswagen uit
1939. Tot 1970 gebruikt.
Dwergauto’s
PS.Speicher combineert de vaste expositie met (langduriger) tijdelijke
thematentoonstellingen. Het reisprogramma laat niet toe dat we alles bekijken.
We moeten kiezen tussen kleine auto’s en elektrisch vervoer. De keuze is niet
moeilijk, want bij de kleintjes staan verschillende modellen die we niet eerder
hebben gezien. Het thema elektriciteit is minder verrassend; het verhaal en de
auto’s kennen we van andere musea.
Bij de dwergauto’s ligt de nadruk op de modellen uit de jaren vijftig. Zowel in
Duitsland als in Frankrijk en Engeland bieden fabrikanten goedkoop doch minimaal
vervoer aan. In sommige gevallen is er maar plek voor één persoon, de chauffeur.
Je kunt je zelfs afvragen of je dit echt auto's kunt noemen. Vaak zijn het ook
driewielers. In veel landen is het toegestaan ze te rijden met
alleen een motorfietsrijbewijs. Ook genieten ze vaak belastingvoordelen. Stuk
voor stuk zijn ze minimalistisch en spartaans. De driewielers blijven in
Engeland nog lang deel uitmaken van het straatbeeld, met de merken Bond en
Reliant als bekendste vertegenwoordigers. Voor het inrichten van de
tentoonstelling ‘Klein aber Mein’ kon PS.Speicher rijkelijk putten uit het eigen
depot, elders in Einbeck. Daarin staan zo’n 250 van dergelijke autootjes,
afkomstig uit het voormalige museum in Störy. Van sommige modellen bestaat maar
één exemplaar. Voor de echte liefhebbers is er de
mogelijkheid daar rondgeleid te worden. De tijd ontbreekt daar vandaag voor,
maar het is een aantrekkelijke optie voor een volgende keer. We doen het nu met
de tentoongestelde auto's. Tussen de bekende en minder bekende merken staat een
Brütsch Mopetta die we gisteren ook in Klassikstadt in Frankfurt tegenkwamen.
Omdat er maar zo weinig van zijn overgebleven, is het verrassend er twee dagen
achter elkaar een te zien.
Als aanvulling op de echte lilliputters zijn er de ‘gewone’ auto’s in klein
formaat, zowel van voor als van na de Tweede Wereldoorlog. Een enkele keer werden
van deze modellen ook bedrijfswagens afgeleid. Karaktervolle voorbeelden zijn
een Fiat Topolino bestelwagen en een Goggomobil,
neergezet als transporteur voor bier.
 |
 |
Goedkope auto's uit de jaren
twintig: een Hanomag Kommissbrot en Dixi.
Kun je dit eigenlijk wel een auto
noemen? De Fend Flitzer is van 1949.
De motor is een 1-cilinder tweetakt,
38 cc, 1 pk. Toch nog goed voor een top van 40 km/u. Ongeveer 30 zijn er
gemaakt.
Even minimalistisch: een Duitse
Brütsch Mopetta en een Britse Peel P50, de kleinste auto ooit gebouwd met 48 cc.
De Engelse Scootacar van 1958 heeft
één deur, aan de linkerkant. De motor meet 200 cc.
Een Fuldamobil uit 1952 waarbij
vormgeving niet de grootste prioriteit heeft gehad.
Deze Heinkel uit 1956 vertoont
duidelijk gebruikssporen.
De driewielige Engelse Coronet is
van 1958 en heeft een 2-cilinder motor van 330 cc. Productie: 400 stuks.
Het dashboard is uiterst eenvoudig.
De Engelse fabrikant Bond is
'massaproducent' (ruim 24.000 in 12 jaar) van driewielers. Deze Mark C is van
1955.
Reclamemateriaal voor de AC, een
andere Engelse fabrikant van driewielers.
In 1972 ontwikkelt AC dit wagentje.
Verder dan het stadium van prototype komt het niet.
De AC had een concurrent moeten zijn
van de Reliant en Bond.
Een stationcar van Reliant Rialto
heeft één wiel aan de voorkant.
Eenzelfde wielopstelling toont de
bestelwagen van Bond.
In 1955 verschijnt deze Kroboth
Allwetterroller: een autootje voor elk weertype.
De klantenkring blijft beperkt. Na
55 stuks moet het bedrijf de handdoek in de ring gooien.
Tussen 1970 en 1974 wil de Bond Bug
jeugdigen interesseren voor een driewieler. Zo'n 2200 klanten hebben interesse.
Wel vier wielen, maar nauwelijks een
auto. Slechts 11 stuks zijn er van de Champion CH2 in 1949/1950 gemaakt.
Een eenmalige Kleinschnittger,
gemaakt voor de eigenaar en naamgever van de fabriek. Een 2-cilinder met 300 cc.
De auto uit 1954 had ook de
bedoeling om investeerders te interesseren. Tevergeefs.
Van de Franse Rovin (1948-1953)
werden circa 2000 exemplaren gemaakt, van de Duitse Victoria
250 (1956-1958) 1600.
Dergelijke rolbevestigende plaatjes
zouden vandaag de dag niet meer acceptabel zijn.
De Weidner Condor wordt in 1958
gepresenteerd als de Porsche voor de kleine man. Na 200 stuks is het afgleopen.
De 2-cilinder tweetakt meet 672 cc,
heeft 32 pk en is goed voor een top van 135 km/u.
PS.Speicher presenteert de FMR
Messerschmitt Tg
500 in een mooi landelijk decor.
Van deze versie met vier wielen zijn
er tussen 1958 en 1961 320 geproduceerd.
Veertien jaar lang bouwde Glas de Goggomobil
(1955-1969). In totaal ruim 200.000 keer.
Een Australische variant op de
Goggomobil, de Dart (1957-1961). De auto heeft een links stuur en zeer beperkt
dashboard.
Het luchtroostertje achterop is de
enige verwijzing naar de oorspronkelijke Goggomobil.
Zomer, zon en tijd om te reizen. Dat
thema past kennelijk bij de Goggomobil en de Spatz.
Een Franse Mochet CM125Y, een
1-cilinder met 125 cc. Gebouwd in 1957.
Voor dergelijke auto's had je in
Frankrijk geen rijbewijs nodig en ze waren vrijgesteld van belasting.
De Oost-Duitse AWZ P70 (1955) was de voorloper van
de Trabant.
De Lloyd LS 300 (1951) heeft een carrosserie van hout en leerdoek.
Het is een echte driedeurs.
Een Goggomobil
bestelwagen. Er was ook een pick-up. 3700 werden er in totaal van gemaakt.
Een Fiat Topolino in
besteluitvoering.
Kun je deze lange Lloyd nog een
kleintje noemen?
De Honda Z600 uit 1970 was in enkele
Europese landen te koop, maar niet bij ons.
Kunstwerken
De tijd nadert om te vertrekken, maar er zijn nog wel een paar minuten om kennis
te maken met ‘Herzklopfen auf Rädern’. Dat is de naam van een kleine
expositie met slechts vier auto’s. Het zijn bepaald geen alledaagse modellen.
Het zijn mooie voorbeelden van bijzondere auto’s: een zeer
luxueuze Horch 853 (1937) die ook door de nazi-top werd gebruikt, de gestroomlijnde achtcilinder Tatra 87
naar een ontwerp van Hans Ledwinka, een Citroën DS cabriolet uit de ateliers van
Henri Chapron en een chique, tegenwoordig zeer waardevolle Mercedes-Benz 300S Cabriolet. Alle vier zijn mooi
neergezet en uitgelicht als echte kunstwerken op wielen. Het hart van de
liefhebber gaat er inderdaad wat sneller van kloppen, maar slaat er niet door op
hol. Gelukkig maar. Bovendien: afgelopen dagen hebben we al heel wat bijzondere
auto’s gezien. Dit is de vijfde locatie die we in drie dagen bezoeken waar
auto’s en motoren centraal staan.
Op de terugweg maken we de balans op. Hoewel PS.Speicher voortkomt uit de hobby
van een echte motorfietsliefhebber, zijn er voldoende vierwielers om ook
autoadepten enthousiast te maken. We zetten de rondgang door de opslag van de
dwergauto’s op het wensenlijstje voor de toekomst. Samen met nieuwe tijdelijke
tentoonstellingen en het nog nauwkeuriger bekijken van de vaste expositie is er
genoeg reden om nogmaals koers te zetten naar Einbeck.
■
 |
Sfeervol verlicht: een kleine
tentoonstelling met bijzondere auto's, als deze Horch 853 uit 1937.
Een Mercedes-Benz 300S Cabriolet
1952 is tegenwoordig zeer waardevol.
Zijn stroomlijn maakt de Tatra 87
tot een opmerkelijke verschijning.
De Citroën DS cabriolet werd gemaakt
bij het bedrijf van Henri Chapron. Let op de plaats van de richtingaanwijzers
achterop.

 |
Een geslaagd vervolg
Een hernieuwde
kennismaking met
PS.Speicher
in Einbeck, als vervolg op
het bezoek in het najaar van 2018.
oktober
2019
|
 |
|