Silberpfeile
jaren '50
Den Haag (NL)
●
Tijdelijke expositie in Louwman Museum
●
Mercedes-Benz racelegenden
●
Beroemde Uhlenhaut-coupé
●
Oudste nog bestaande 300SL
●
Unieke racewagentransporter
juli 2018
Topstukken van een korte indrukwekkende carrière
Ruim vijf jaar
geleden stond de grote hal
van het Haagse Louwman Museum in het teken van de Silberpfeile, de beroemde
racewagens van Mercedes-Benz uit de jaren dertig. In de zomer van 2018 is er
opnieuw een unieke tentoonstelling rond dit thema,
dit keer met auto's uit de eerste helft van de jaren vijftig. Zeven auto's op
een rij. Stuk voor stuk bijzonder, waardevol en van grote historische betekenis.
Nooit eerder was dit zevental met elkaar in het buitenland te zien. De
expositie is een mooie aanleiding nog eens in de historie te duiken.
 |
Apetrots zijn ze, museumeigenaar Evert Louwman en -directeur Ronald Kooyman. Ze
zijn erin geslaagd om voor een tijdelijke expositie in de zomermaanden enkele
pronkstukken uit de collectie van Mercedes-Benz Classic naar Nederland te halen.
Die collectie telt meer dan duizend
klassiekers, in de buurt van Stuttgart ondergebracht op tien geheime locaties. Allemaal
zijn ze mooi, maar sommige behoren tot de wereldtop. Die in Den
Haag vallen in die laatste categorie. Dat zegt iets over het vertrouwen dat het
museum geniet. Zonder aarzeling is één van
's werelds meest kostbare auto's uitgeleend. Kenners fluisteren een waarde van
vele tientallen miljoenen. Een handige veilingmeester zou er volgens sommigen
wel honderd miljoen uit weten te
slepen. Die bedragen zijn gebaseerd op de opbrengsten van andere beroemde auto’s. Of het echt zo is, zullen we vooralsnog niet te weten
komen. Het is pas zeker als zo’n auto wordt verkocht en dat gebeurt niet.
De waarde is maar gedeeltelijk in geld uit te drukken, net zoals dat geldt voor
de Nachtwacht of de Mona Lisa. Het is ook niet belangrijk. Het prijskaartje
bepaalt niet hoe imposant ze zijn. Het zijn de uitstraling en de historie die
tellen.
 |
Silberpfeile
Waarom zijn de auto’s zo waardevol en bijzonder? Voor het antwoord moet je terug
naar begin jaren vijftig. Mercedes-Benz speelt een prominente rol bij de
ontwikkeling van de autorensport na de Tweede Wereldoorlog. In die jaren wordt
het fundament gelegd voor de Formule 1 en de langeafstandraces. Mercedes-Benz
pakt de draad van voor de oorlog weer op. Met hun zilverkleurige racewagens
maakten ze toen furore op de internationale racecircuits, net als concurrent
Auto Union stevig financieel ondersteund door de nazi-top. De Silberpfeile,
in het Engels Silver Arrows, werden gevreesd door de concurrentie. Een
aantal van die meesterwerken der techniek stond een paar jaar geleden in de hal
van het Louwman Museum. Kennelijk zijn ze netjes teruggebracht en vonden de
Duitsers het prima om opnieuw een paar klassiekers naar Den Haag te
transporteren.
Slechts vier seizoenen duurt de racehistorie van Mercedes-Benz in de jaren vijftig,
van 1952 tot en met 1955. Aan het eind van dat laatste jaar laat het merk weten de
racewereld de rug toe te keren. Alle aandacht gaat voortaan uit naar normale
productiemodellen. Het verhaal doet de ronde dat die beslissing is ingegeven
door het grote ongeluk tijdens de 24 uur van Le Mans in 1955, waarbij een
Mercedes verongelukte, brokstukken in het publiek terecht kwamen en de auto
zorgde voor een grote brand. Meer dan tachtig mensen in het publiek vonden de
dood, 120 raakten gewond. Beelden van het ongeval zijn afgrijselijk.
Volgens de fabriek was het besluit tot stopzetting van de raceactiviteiten
al genomen vóór het fatale ongeluk. Feit is, dat het vervolgens dertig
jaar duurt voordat het Duitse prestigemerk zich weer gaat roeren in de
racewereld. Bij de opening van de expositie hint directeur Ronald Kooyman op een
derde expositie over enkele jaren: Silver Arrows part Three, 1985 en daarna. Zo
ver is het echter nog niet.
 |
SL
Terug naar nu, of beter: naar 1952. Mercedes-Benz meldt zich als actieve
deelnemer aan de autosport. De basis vormt de beschikbare techniek van de luxe
limousine 300 (de Adenauer-Mercedes), zoals het chassis, de assen en de zescilinder motor met een
vermogen van 170 pk en een inhoud van drie liter. Daaromheen wordt een gladde
aluminium/magnesium-carrosserie gemaakt, rond een sterk en torsiebestendig buizenraamwerk.
Die bouwwijze is voor een open racewagen niet zo'n probleem, maar voor een
gesloten versie wel. Gewone deuren zijn niet mogelijk. De
oplossing zijn tot in het dak omhoog klappende ruiten. De openingen blijken al
gauw onhandig klein en worden groter gemaakt. De beroemde vleugeldeur is geboren
en vindt zijn weg al gauw naar de sportwagens die bedoeld zijn voor gebruik
buiten de circuits. De 300SL (Super Leicht) wordt een begrip.
De auto vooraan op het podium in het museum is de tweede die ooit is gemaakt en de
oudste die nog bestaat. Het is de vaandeldrager van een succesteam. Vanaf het
begin maakt de 300SL indruk. Mercedes sluit de eerste race met de auto, de Mille
Miglia, de duizend mijl van Italië, af met een tweede plaats, na een Ferrari
250. Ook de vierde plaats is voor een SL. Bij de Grand Prix van Zwitserland in
hetzelfde jaar is er een eerste plaats. De 24-uursrace van Le Mans wordt een
dubbele overwinning, net als de Mexicaanse Panamericana. De concurrentie kan
letterlijk en figuurlijk niet om Mercedes-Benz heen.
Bij de auto’s in het
museum staan monitoren met foto’s en films van de verschillende races.
Met een mobiele telefoon kun je via een QR-code het foto-archief van
Mercedes-Benz raadpleging. Een mooie toevoeging aan het geheel.
 |
De oudste nog bestaande 300SL.
Van echte vleugeldeuren kun je nog
niet spreken. De toegang is heel nauw.
Het interieur van dit tweede model
dat werd gemaakt.
Onder de kap zat een zescilinder
motor.
Historische foto's geven aanvullende
informatie (foto's: Mercedes-Benz).
De 300SL en de wagen waarvan hij
technisch was afgeleid: de Adenaur (foto: Mercedes-Benz).
De persintroductie in maart 1952,
één van de vele foto's op de monitoren (foto: Mercedes-Benz).
Op dit schaalmodel is goed te zien
waarom gewone deuren niet toegepast konden worden.
Sportwagen
De successen in de autosport leiden in 1954 tot de introductie van de 300SL
‘vleugeldeur’ als gewone sportwagen. De carrosserie is doorontwikkeld, maar nog
altijd maakt de constructie de toepassing van gewone deuren onmogelijk. De motor
van de aanvankelijke SL heeft een injectiesysteem gekregen. Het vermogen is
daardoor met 20 procent gestegen. De topsnelheid is 250 kilometer per uur. Dat
maakt de sportwagen niet alleen geschikt voor gebruik op de gewone weg, maar ook
voor de autosport. De 300SL die in 1955 met startnummer 417 aan de Mille Miglia
deelneemt, is klassewinnaar en eindigt op de vijfde plaats in het algemeen
klassement. John Fitsch rijdt en Kurt Gessl navigeert. (De eerste plaats dat
jaar is voor een 300SLR bestuurd door Stirling Moss en de tweede door een 300SLR
waarbij Juan Manuel Fangio aan het stuur zat. Mercedes-Benz heeft niets te
klagen.)
De lak van de donkergrijze auto lijkt wel nieuw. Dat kan kloppen, legt Ronald
Kooyman uit tijdens een rondgang. Op basis van beschrijvingen en (zwart-wit)
foto’s is altijd gedacht dat de wagen zwart was. Onlangs is gebleken dat het
antracietgrijs moet zijn geweest. Daarop heeft Mercedes-Benz Classic de
verfspuit laten aanrukken. Grappig
zijn de drie witte ‘puntjes’ onder de deuropeningen. Het zijn de onderkanten van
de cijfers die op de deur zijn geschilderd. De Duitse uitleners hebben verzocht
de auto’s te exposeren met de deuren open. Het onderstreept niet alleen het
unieke karakter van de vormgeving, het geeft ook nog de mogelijkheid het
interieur goed te bekijken. Kenmerkend is de geblokte stoelbekleding van de
auto's.
 |
Een productiemodel van de 300SL. De
witte stippen zijn de onderkanten van de cijfers op de deur.
Het plexiglazen schermpje op de
motorkap moet ervoor zorgen dat er minder vliegen op de voorruit komen.
Details van de 300SL.
Het interieur met de
ruitjesbekleding, typerend voor de SL.
Mercedes-Benz Classic is een andere
organisatie dan het Mercedes-Benz Museum.
De auto is onlangs overgespoten. Hij
was eerst zwart; dat bleek historisch onjuist.
Het nummer 417 heeft betrekking op
de starttijd bij de Mille Miglia 1955: 4.17 uur (foto: Mercedes-Benz).
Grand Prix
Na 15 jaar afwezigheid en twee jaar na de rentree bij de sportracewagens keert
Mercedes in 1954 terug in de Grand Prix. Voor de Formule 1-auto is een geheel
nieuwe achtcilinder lijnmotor ontwikkeld, met de maximaal toegestane inhoud van
2,5 liter. Het vermogen bedraagt aanvankelijk 256 en later 290 pk. De interne
aanduiding van de 300SLR is W196R. De wagen heeft brandstofinjectie en ontbeert traditionele klepveren.
Dat maakt een toerental van 8000 per minuut mogelijk. Ook hier is gebruik
gemaakt van een buizenraamwerk. Het gewicht daarvan is niet meer dan 36 kilo.
Er komen twee typen: een traditioneel gevormde monoposto-racewagen en een versie met
een sterk gestroomlijnde carrosserie. Al
bij de eerste race in Reims komt de gestroomlijnde Mercedes als eerste over de
streep. Vier weken later is het de beurt aan de versie met 'open wielen' om te
zegevieren tijdens de Grote Prijs op de Nürburgring. De beroemde coureur Fangio
zit achter het stuur. Hij sluit het seizoen later af met het
wereldkampioenschap. De gestroomlijnde versie wordt vooral
gebruikt op zeer snelle circuits. Bij een bochtiger parcours heeft de andere
variant de voorkeur. De coureur heeft dan een veel beter zicht op de
wielen.
De racewagen met nummer 10 is van 1955. Kenners zien dat
ogenblikkelijk aan de uitstulping op de neus, een gevolg van de toepassing van
een ander luchtinlaatsysteem. De auto heeft destijds meegereden bij de Grote
Prijs van Nederland op Zandvoort. Dat was een historische race. Mercedes eindigt
op de eerste en tweede plaats, met een verschil van 0,3 seconde. Fangio wint, Moss wordt tweede.
 |
Terugkeer in de wereld van de Grand
Prix met een gestroomlijnde racewagen.
Er zijn verschillende versies van
deze racewagen gebouwd, met afwijkende koetswerken.
De ruimte voor de coureur is niet
bepaald ruim bemeten.
De stroomlijnvorm is hier goed
zichtbaar.
De 300SLR werd destijds heel klein
nagemaakt.
De wielen bij de gewone Formule
1-wagen zijn veel beter zichtbaar.
Deze auto is beter geschikt voor
circuits met veel bochtenwerk.
Heel veel instrumenten heeft de
coureur niet om naar te kijken.
 |
Uhlenhaut
We komen bij de derde vleugeldeur van de expositie en volgens de Duitse
eigenaren bij de meest waardevolle auto ter wereld. Het is de zogeheten ‘Uhlenhaut’-Coupé,
genoemd naar het hoofd van de ontwikkeldivisie van Mercedes-Benz. Hij gebruikt deze
auto jaren lang als persoonlijke dienstauto, hoewel de wagen daar zeker niet
voor is ontwikkeld. Het is een dichte variant van de racewagen 300SLR, bedoeld
om de coureurs beter te beschermen. Het plan is de auto te gaan inzetten tijdens
het raceseizoen 1956. Maar omdat Mercedes-Benz zich eind 1955 uit de racerij terugtrekt,
is de auto overbodig geworden. Uhlenhaut wil er best mee van huis naar zijn werk
rijden en doet dat ook. Af en toe zoekt hij ook het circuit op. Het model lijkt op de 300SL sportcoupé, maar is in feite
een pure racewagen. Onder de kap ligt een achtcilinder lijnmotor, goed voor
302 pk en een top van meer dan 300 km/u. Er bestaan twee exemplaren. Ze zijn niet helemaal identiek. Deze is mat en heeft een rood
interieur, de versie in het Mercedes-Benz Museum in Stuttgart is glanzend en
blauw van binnen. In alle opzichten is indrukwekkend het juiste woord, wat de
exacte waarde ook is.
 |
Naar verluidt is dit de
kostbaarste auto ter wereld.
Ook met de deuren dicht is het een
indrukwekkende verschijning.
Rechts op de motorkap de opening
voor extra koellucht.
Het lijkt op een coupé, maar is
feitelijk een racewagen.
In het model zijn de lijnen van de
300SL sportcoupé zeer herkenbaar.
De auto in het Mercedes-museum heeft
een blauwe binnenkant.
De ronde gaten werden gebruikt voor
de montage van een extra geluidsdemper (zie inzet rechtsboven).
De officiële foto van Mercedes-Benz.
Ontwikkeldirecteur Uhlenhaut bij
zijn dagelijks vervoermiddel (foto: Mercedes-Benz).
Op enig moment heeft de coupé
gereden met een extra benzinetank met vuldop in de achterruit (foto's:
Mercedes-Benz).
Blaue Wunder
We komen bij de twee laatste auto’s op het podium, voor deze gelegenheid tot een
eenheid gesmeed. Misschien wel de meest opvallende auto van deze expositie is
geen race-, maar een bedrijfswagen. Nou kun je daar meteen wat op afdingen, want
een vrachtwagen die 170 kilometer per uur kan rijden, is een halve raceauto. Om
de echte racewagens naar de circuits te rijden en weer thuis te brengen,
ontwikkelde Mercedes-Benz een snelle transportwagen. De motor is dezelfde als
die je in een 300SL tegenkomt, het onderstel is van een 300S en delen van het
koetswerk zijn afkomstig van de 180 ‘Ponton’. De chauffeur zit ver voor de
voorwielen. De wagen was in de jaren vijftig een sensatie en is dat nog steeds.
De bijnaam ‘Das Blaue Wunder’ is begrijpelijk.
Het is echter volstrekt ónbegrijpelijk dat Mercedes-Benz – met sinds 1921 een
speciale afdeling die zich richt op het bewaren van historische voertuigen – de wagen in
1967 heeft laten slopen. Daar hebben ze heel veel spijt van gekregen. Zoveel,
dat kosten noch moeite zijn gespaard om een replica te bouwen. En toen ze toch
bezig waren, hebben ze er maar meteen twee gemaakt.
 |
 |
Luchtrem
De lading van de racetransporter is allesbehalve nagemaakt. Het is een 300SLR
(W196S), ontwikkeld voor het World Sports Car Championship van 1955. De W196R
Formule 1-auto staat aan de basis van dit model, maar de acht cilinders hebben
nu een inhoud van drie liter. Er zijn nog twee belangrijke verschillen: dit is een
tweezitter en de auto rijdt op benzine in plaats van op de speciale brandstof
die in de
Formule 1 wordt gebruikt. Meer dan 300 pk’s zijn goed voor een top boven de 300
km/u. Negen zijn ervan gemaakt. Dit is de eerste van de serie en heeft een
luchtrem achter de cockpit. Net als bij een vliegtuig kan de klep omhoog voor
extra luchtweerstand en dus een kortere remweg. De W196S gaat de historieboeken
in als een succesmodel met overwinningen in tal van races van 1955.
De
racehistorie van Mercedes-Benz in de jaren vijftig telt maar vier seizoenen. Kort,
maar héél krachtig, kun je wel zeggen. De auto's zijn daarna wereldberoemd
geworden. Wat is het mooi dat je daar in de zomer van 2018 niet voor naar
Stuttgart moet om ze eens met eigen ogen van dichtbij te bekijken. Ze staan
gewoon in Den Haag. Nou ja, gewoon… ■
 |
De Transporter is nagebouwd. Het
origineel werd vernietigd.
De vorm van de cabine is zo gekozen
om de luchtweerstand te verminderen.
De racewagen achterop is wel
degelijk origineel.
Afhankelijk van de lading kan het
gevaarte een top bereiken van 170 km/u.
Van bovenaf is de windrem goed
zichtbaar, net als de (afgedekte) tweede zitplaats.
De combinatie in 1955 in Zweden
(foto: Mercedes-Benz)
|