Historie van Seat
Barcelona (E)
●
Merk met drie tijdperken
●
Eerste grootschalige Spaanse fabrikant
●
Historie met hoogte- en dieptepunten
●
Fiat-licenties en vierdeurs varianten
●
Conceptcars en showmodellen
●
Bijlage: Spaanse auto-industrie
januari 2015
|
 |
De Spaanse zon komt achter de wolken vandaan
Aan het begin van het nieuwe jaar komt Seat met positieve berichten,
waar andere fabrikanten in mineurstemming verkeren. Het jaar 2014 is goed afgesloten, met een stevige
plus in de afzet en een groeiend werknemersbestand om aan de toegenomen vraag te
kunnen voldoen. In een land met nog steeds hoge werkloosheid is dat goed nieuws.
Na vele probleemjaren lijkt het weer goed te gaan met de Spaanse Volkswagendochter. Voor- en tegenspoed kenmerken de historie van het merk.
Een terugblik op vele bewogen jaren.
 |
Vorig jaar passeerden 450.000 auto’s met goed gevolg de eindcontrole van de
Seat-fabrieken, een toename van ruim 13% vergeleken met het jaar ervoor en het
beste resultaat sinds 2002. Van dat totaal droegen er 390.500 het Seat-embleem,
zo’n 10% meer dan in 2013. Daarnaast bouwden de Spanjaarden in opdracht van Audi
de Q3. In twee jaar tijd is de productie van Seat met meer dan een vijfde
toegenomen. Als gevolg van het succes zijn er in de fabriek in Martorell vorig
jaar 800 banen bijgekomen.
Positieve berichten over Seat. Dat is wel eens anders geweest. Vele jaren was
het merk binnen het Volkswagenconcern het grote zorgenkind. Waar de Tsjechische
dochter Škoda jaar na jaar groei in omzet en winst liet zien, moest de
concerntop in Wolfsburg geld bijleggen om het Spaanse filiaal overeind te
houden. Volgens geruchten in de autowereld stond het bedrijf zelfs enige tijd te
koop. Maar het tij lijkt gekeerd. De
investeringen van een half miljard door Volkswagen, enkele jaren terug, beginnen
zich uit te betalen. Eén van de succesfactoren is de Seat Leon. Het nieuwste
model is buitengewoon goed aangeslagen op de markt. In 2014 zijn er van dit type zelfs meer
exemplaren gemaakt dan van de Ibiza, van oudsher het paradepaardje van Seat als
het om afzet gaat. Dat de Mii en Alhambra varianten van Volkswagens zijn
en de Toledo uit de Škoda-fabriek in Tsjechië komt, kan het positieve nieuws uit
Spanje niet verdringen.
 |
De Leon is een regelrecht succes.
Het model stootte de Ibiza als meestgemaakte model van de troon in 2014.
Door de jaren heen vormde de
Ibiza het hart van het Seat-programma. Rechts het huidige model.
In opdracht van Audi maakt Seat
ook de Q3.
De Mii en Alhambra zijn geen
eigen modellen, maar varianten op Volkswagens, de Up! en Sharan.
De Toledo is een kloon van de
Škoda Rapid en wordt in Tsjechië gemaakt.
Een stijlstudies uit 2011, de IBL,
een stuk spannender van lijn dan de Toledo.
Stijlelementen van het eIektrische
studiemodel IBE (2010/2011) zijn terug
te vinden in de huidige Leon.
Presentatie van de IBE tijdens
de Auto-RAI van 2011 in Amsterdam.
De ideeën voor een eigen SUV zijn
(nog) niet gerealiseerd.
Sportieve tak
Het kan verkeren in autoland.
Eind jaren negentig waren de verwachtingen hoog gespannen. Seat had zich
ontworsteld als goedkoop B-merk binnen het concern tot de sportieve tak van de familie.
Het merk was ondergebracht bij de Audi-divisie, samen met Lamborghini. De nieuwe
koers werd onderstreept met de overstap in 1999 van Alfa Romeo’s topontwerper
Walter de’Silva naar Seat. Een stroom van goed gestileerde conceptcars
was het gevolg. Geen autotentoonstelling of Seat zette een nieuw model in de
schijnwerpers. De daarvan afgeleide serieauto's bleken toch minder aan te slaan
dan gehoopt. Ook de divisiestructuur binnen Volkswagen was geen succes en werd
weer verlaten. De gehoopte geldstroom was aanmerkelijk smaller dan de financiële
directie lief was. De derde generatie Toledo was een regelrechte flop. De auto
was opvallend en lelijk. De dealers raakten ze aan de straatstenen niet kwijt.
Seat in de gevarenzone: historici hadden het verhaal al een paar keer eerder
geschreven. Sinds de oprichting in 1950 is de levenslijn van de Socieded Española de Automóviles de Turismo
er namelijk één van verschillende toppen maar ook hele diepe dalen. In die tijd
wisselde het bedrijf verschillende keren van eigenaar.
 |
 |
Seat Bolero uit 1998, showmodel
van vóór de komst van Walter de'Silva, nog zonder de later kenmerkende
flanklijn.
Seat Salsa, een conceptcar uit
2000. Zo zouden toekomstige Seats er uit moeten gaan zien.
Doorontwikkeling van de Salsa tot
een soort SUV-coupé.
In 2001 stond weer een nieuw
ontwerp in de schijnwerpers: de Tango.
De Seat Tribu is weer een model
om de smaak van het publiek te pijlen en te beïnvloeden. Getoond in 2007.
De derde generatie van de Seat Toledo
was een regelrechte flop.
Ter gelegenheid van de 30e
verjaardag van de Ibiza in 2014 werd dit eenmalige showmodel gecreëerd.
Motorisering
De historie van Seat begint met de oprichting van het bedrijf op 9 mei 1950. De Spaanse dictator Franco wil de motorisering in zijn land stimuleren. Anders
dan in democratisch geleide landen staat de vrije markt op grote afstand.
Grenzen zijn gesloten. Spanje kent geen traditie als autoproducerende natie. Dat
betekent dat hulp uit het buitenland noodzakelijk is, maar met behoud van de
zeggenschap. De vergelijking dient zich aan met de voormalige Oostbloklanden en
met China.
Staatsbedrijf INI sluit in 1948 een overeenkomst met Fiat om een aantal modellen
in licentie te gaan maken.* Eén van de eisen is, dat uiteindelijk 90 procent van
de onderdelen uit Spanje zelf moet komen. Fiat krijgt zeven procent van de
aandelen in de nieuwe onderneming, het bankwezen 42 en de staat 51. Vijf jaar
later, op 13 november 1953, loopt de eerste auto van de band. In 1955 komen 93 van de 100 onderdelen
uit Spanje, twee jaar later is dat honderd procent. De jaarproductie ligt dan
rond 10.000 auto's.
* Via een dergelijke constructie worden in de loop der tijd in veel landen Fiats
gemaakt die (deels) een eigen merknaam krijgen: Simca (Frankrijk), FSO/Polski-Fiat
(Polen), Zastava (Joegoslavië) en Lada (Sovjet-Unie). In Duitsland maakt Fiat
zelf een tijdlang auto’s onder de naam NSU-Fiat, later Neckar.
 |
Met de 1400 begon
Seat in Spanje met het maken van Fiat-modellen onder licentie.
Productie van de 1400.
Na de 1400 volgen de Seat 1500 en
600, ook deze modellen zijn op details na identiek aan de Italiaanse modellen.
Een Seat 1500
als taxi in het automuseum van Salamanca.
Hier is mooi te zien dat de
zijkant van de 600 uit één geheel bestaat.
Op 23 juni 1962 rolt de 100.000e
Seat 600 van de band.
Productielijnen van de 1500 en de
600 (boven in beeld).
Aanzien
Nog meer dan andere politici zijn dictators uitermate gevoelig voor aanzien.
Seat is ontstaan uit de behoefte om massamotorisering mogelijk te maken. Maar
het eerste product, de Seat 1400, is een luxe middenklasser en bepaald geen auto
voor het volk. Datzelfde geldt voor zijn opvolger, de grote 1500 (het model dat
in Italië 1800 heet). De auto voor de gewone man komt in 1957. Wat de Kever voor
Duitsland is en de Renault 4 voor Frankrijk, is de Seat 600 voor Spanje. Het is
een regelrechte kopie van het gelijknamige model van Fiat. Na de Italianen
verpanden ook veel Spanjaarden hun hart aan deze praktische, goedkope en
ingenieuze vierzitter. De 600 zet Spanje op wielen. Het model blijft 16 jaar in
productie. Seat maakt er 800.000.
Seat en massamotorisering
zijn in Spanje onlosmakelijk aan elkaar verbonden. In 1969 produceert Seat de miljoenste
auto, een 124. Het merk heeft op de thuismarkt een marktaandeel van
vijftig procent. In vijf jaar komen er nog eens een miljoen bij. Voor de
volgende miljoen zijn maar twee jaar nodig.
 |
Parade van Seat-modellen in 1961,
gedomineerd door de 600.
In 1969 komt de miljoenste Seat
van de band.
Zeggenschap
Inmiddels heeft Fiat een steviger vinger in de pap gekregen. Het aandelenpakket
is gegroeid naar 37%. De staat blijft dicteren, wat onder meer blijkt bij de
verplichte overname van de Spaanse Leylandfabrieken in 1975. De Seats gaan
intussen volop over de grenzen. De meeste dragen niet hun eigen naam, maar het
Fiat-beeldmerk. In ons land brengt importeur J. Leonard Lang “Spaanse Fiats” op
de markt, bijvoorbeeld omdat er nog altijd vraag is en het betreffende model in
Italië inmiddels uit productie is genomen. De levenscycli van origineel en het
afgeleide model lopen niet gelijk. In 1969 valt in Italië het doek voor de 600,
in Spanje pas vier jaar later. De Italiaanse 850 was er tot 1971, de Spaanse tot
in 1974.
De succesvolle Seat 124 was eerst
een getrouwe kopie van de Fiat, later wijzigden de Spanjaarden het model.
Een eis vanuit Italië: de naam
Fiat moest altijd vermeld worden.
De 124 stationcar evolueerde tot
de 1430 met sterk gewijzigd front.
Een fraai exemplaar uit de
historische fabriekscollectie.
De Spanjaarden maakten ook de 124
coupé, identiek aan de Italiaanse versie.
Alleen de FI op het stuur maakten plaats voor SE.
Een 850 Spider uit de
fabriekscollectie: op de naamplaatjes na hetzelfde als het Italiaanse model.
De 131 en 132 werden ook in
Spanje geproduceerd.
Te koop
Na de dood van Franco wordt Spanje een democratisch land met een vrije
markteconomie dat aansluiting wil bij West-Europa. De ramen van de tot dan toe
gesloten staatshuishouding gaan open. Seat is te koop. Fiat lijkt een logische
koper. De onderhandelingen in ’76 leiden tot een overnameovereenkomst, zoals
vaak als een fusie geafficheerd. Het bedrijf krijgt een Italiaanse leiding. Die
moet vaststellen dat het Spaanse adoptiekind minder gezond is dan verwacht.
Bovendien heeft de Italiaanse moeder inmiddels een behoorlijke economische griep
opgelopen. De overname gaat uiteindelijk niet door, wat leidt tot een felle
juridische strijd. INI neemt de aandelen over met als doel Seat op eigen benen
te laten staan. Fiat zegt toe nog een aantal jaren Seat-modellen af te nemen
voor de export.
Productie van de 127 in de tijd
dat Seat nog verbonden was aan Fiat.
In de Seat Fura en Ronda waren
nog duidelijk de Fiats 127 en Ritmo te herkennen.
Links de Seat Marbella, rechts
het origineel, de Fiat Panda.
Tweede leven
Het tweede leven begint, maar niet onder goed gesternte. Als opstap naar een
zelfstandig ontwikkelde auto brengt het merk aangepaste versies van de Fiats 127
en Ritmo als Seat Fura en Seat Ronda op de (buitenlandse) markt. Er klinkt
meteen protest uit Italië. Op deze manier wordt Fiat met afgeleiden van eigen
modellen beconcurreerd. Na veel getouwtrek geven de rechters de Italianen
uiteindelijk geen gelijk. De verschillen zijn groot genoeg. Seat kan verder.
Nederland is het eerste exportland. Op 22 april 1983 overhandigt de nieuwe
importeur de eerste sleutels aan een klant. De juridische overwinning heeft
slechts beperkte waarde. Om te kunnen voortbestaan is een nieuwe auto nodig. Nog
meer dan geld ontbreekt het aan kennis en vaardigheden. Binnen een bedrijf dat
voornamelijk licentieproducten fabriceert, krijgen ontwerp- en
ontwikkelafdelingen niet de meeste aandacht. Om met succes eigen producten te
kunnen maken, zijn die juist een levensvoorwaarde.
 |
 |
De Ibiza was het eerste eigen
model na de verzelfstandiging. De cabriolet ging niet in productie.
De eerste Ibiza rolt hier van de
band in de fabriek bij Barcelona.
Internationale hulp
Er komt internationale hulp en niet de minste. De Italiaanse topontwerper
Giugiaro tekent voor het ontwerp (en krijgt daardoor vervolgens ruzie met Fiat).
Het Duitse koetswerkbedrijf Karmann helpt bij het maken van prototypen en het
inrichten van de productie. De mensen van Porsche buigen zich over de techniek
en het motormanagement. Onderdeel van de overeenkomst is het gebruik van die
beroemde naam. In elke reclame-uiting komt het ‘System Porsche’ terug. Zelfs
eigenaren van een Ronda zien deze prestigieuze naam op de motor staan als ze de
kap open trekken.
Het kind dat gezamenlijk wordt verwekt en gebaard heet Ibiza, een modern ontwerp
met duidelijk Italiaanse (!) trekjes. Probleemloos is het leven voor Seat echter
geenszins. De identiteit van de onderneming is nog altijd onduidelijk. Naast het
nieuwe eigen model komt de Marbella. Je hoeft niet heel veel van auto’s te weten
om daarin een gemodificeerde Panda te herkennen. In de ogen van velen blijft
Seat fabrikant van overjarige Fiats. De zwakke kwaliteit van de auto’s versterkt
het beeld in negatieve zin. De conclusie is snel getrokken: het zal Seat niet
lukken als zelfstandige onderneming te overleven. Wil iemand het bedrijf een
derde leven schenken?
 |
 |
Spaanse productie van de eigen
Seat 1200 Sport en de 128 3P, de laatste was identiek aan het Fiat-model.
In de jaren tachtig werd de 5
miljoenste Seat geproduceerd, in 1995 de 10 miljoenste.
Volkswagen
In 1981 toont Volkswagen belangstelling. De leiding wil productiecapaciteit op
Spaans grondgebied. Veel andere Europese fabrikanten zijn er al. Sommige hebben
zich gevestigd in de tijd van de afgesloten markt, toen je auto’s in Spanje
moest maken om ze er te kunnen verkopen. Andere zijn afgekomen op het goede
investeringsklimaat in de jonge groei-economie.
De onderhandelingen leiden tot een samenwerkingsovereenkomst met als belangrijk
onderdeel een grootschalige saneringsoperatie. Nog altijd is het bedrijf immers
economisch ongezond. Het op 30 september 1982 gesloten contract voorziet onder
meer in de productie van Volkswagens in Spanje. Ruim drie jaar later volgt een
intentieverklaring tot privatisering, waarbij de Duitsers het met 51% van de
aandelen voor het zeggen krijgen. Dat percentage groeit later tot honderd. Met
gebruikmaking van de deskundigheden en technische voorzieningen binnen het
VW-concern krijgt Seat de mogelijkheid zich verder te ontwikkelen. Later
herhaalt het Duitse bedrijf een dergelijke operatie in Tsjechië bij Škoda,
waarbij een veel stabieler groeipad wordt ingeslagen.
 |
Productie van de Ibiza. Op de
robots in de Spaanse fabriek staan Volkswagen-logo's.
Seats Arosa en Alhambra waren
goedkoper uitgevoerde Volkswagens.
Seat Toledo (tweede model) als
taxi in Barcelona.
Ontwikkeling
Voor een deel bestaat het modelpalet uit ontwerpen met een
eigen gezicht, zoals de Ibiza en de eerste generaties van de Toledo. Voor een ander deel leunen de Spaanse
auto’s wel heel sterk aan tegen modellen uit de Volkswagengroep. De Alhambra is de
eenvoudiger variant van de Sharan, de Arosa van de Lupo en de Cordoba en Polo
Sedan vertonen veel uiterlijke overeenkomsten. Bij de bestelwagens Caddy en Inca
is sprake van tweelingbroertjes. Zwarte of in de kleur van de carrosserie
gespoten bumpers maken aan de buitenkant het grootste verschil. Omwille van de
noodzakelijke verhoging van de doelmatigheid maken de verschillende merken
maximaal gebruik van gemeenschappelijke onderdelen. Dat blijft niet beperkt tot
de techniek, maar omvat ook het koetswerk en interieur. De strategie van
Volkswagen blijft in al die jaren onduidelijk. Seat houdt twee gezichten. Het
merk wordt gepositioneerd als de sportieve tak van de groep, maar moet
tegelijkertijd kopieën van de andere groepsleden aan de man zien te brengen.
Toen de Audi A4 aan vervanging toe was, mocht het Spaanse bedrijf het oude model
als Exeo nog een paar jaar in de showroom zetten. Succes bleef uit.
 |
 |
De Seat Exeo, gepresenteerd op de
RAI 2009. Een oude Audi met een ander neusje.
Soorten modellen
Drie levens heeft in ruim zestig jaar grofweg drie soorten modellen opgeleverd: gekopieerde Fiats,
eenvoudiger Volkswagens en eigen ontwikkelingen. Maar let op, die onderverdeling
is niet gelijk aan de verschillende levens. Zo eenvoudig laat de historie zich
niet samenvatten. Al in de tijd van de
Fiat-licentieproductie maakt Seat varianten die men in Italië niet kent. Zo
combineert men het koetswerk van de Fiat 1800 met de motor van de Seat 1400 en
een dieselmotor van Mercedes. Van dit model verschijnt ook een pick-up. Verder
veranderen de Spanjaarden gedurende de looptijd van een model bepaalde
onderdelen. Er ontstaan verschillen ten opzichte van het origineel. De eerste
Seat 124 lijkt als twee druppels water op de Fiat, de latere versies zijn
gemakkelijk te herkennen.
Een gesloten bestelwagen op basis
van de 1400 op een autoshow en een variant met ruiten (rechts).
Een Seat met een speciaal
ambulance-koetswerk en rechts nogmaals de gesloten bestelwagen op basis
van de 1400.
Verlengde versie
De eigen inbreng gaat nog een stuk verder, lang voordat de banden met Italië
worden verbroken. Op basis van de populaire 600 ontstaat in Spanje een
verlengde versie met vier deuren en een derde zijruitje,
de Seat 800. Fiat staat de Spanjaarden namelijk niet toe de Multipla in licentie te
maken. Hoewel de typeaanduiding wat anders suggereert, heeft die dezelfde
motor als de 600.
De 850 is er ook met vier portieren, zowel in combinatie met
de gewone wielbasis als met een vijftien centimeter langer onderstel. Om
evenwichtige verhoudingen te krijgen, wordt tegelijkertijd de achterzijde
verlengd. Twee extra deuren zijn er later ook voor de 127. Deze uitvoering vindt
zijn weg ook naar ons land, compleet met Fiat-emblemen.
Afgeleid van de Seat-typen komen in de loop der jaren ook kleine bestelwagens op de
markt, variaties die men in Italië niet kent.
Seat maakte vierdeurs-variaties
op bekende thema's van Fiat, links de Seat 800 en rechts de 850.
Aan de voorzijde was de 800
vergelijkbaar met de 600.
De vierdeurs en langere 850 is in
Italië door moederbedrijf Fiat nooit gemaakt.
De Seat 127 4-deurs werd in een
aantal landen als Fiat aan de man gebracht, ook in Nederland.
Siata maakte op basis van de
600 een bestelwagentje (links), rechts de Trans op basis van de Panda.
Eigen model
Een volledig eigen model is de 133, een combinatie van de bedaagde 850-techniek
met een moderne carrosserie in de stijl van de 126. Een hartenbreker is het
bepaald niet. Het Spaanse temperament is ver te zoeken, maar prijstechnisch is
de creatie aantrekkelijk. Een 133 kost in Nederland ongeveer net zo veel als de
126. Veel klanten verkiezen het Spaanse product met een watergekoelde
viercilinder boven het beduidend kleinere en door de luchtkoeling luidruchtiger
autootje uit Italië.
Meer Zuid-Europees temperament vinden we bij de 1200/1430 Coupé. De vormgeving
is in zekere zin gewaagd. Een grote, zwarte, kunststof bumper annex grille
bepaalt het vooraanzicht. Het aantal in ons land afgeleverde modellen blijft
beperkt. De relatief hoge prijs draagt daar ongetwijfeld aan bij.
Modellen die er nooit als Fiat
waren: de 133 en 1200 Sport. Ze werden ook in Nederland verkocht, bij de
Fiat-dealer.
De 128 Sportcoupé 3P van
Italiaanse afkomst was de concurrent van de eigen 1200/1430 coupé.
Symbool
In de strijd
om de gunst van de klant ondervindt het model in Spanje zelf concurrentie vanuit
het eigen huis. Seat produceert namelijk ook de 128 Coupé 3P van Fiat met
praktische, grote achterklep. Toch is de coupé belangrijk, als symbool van het
eigen kunnen. Met gebruikmaking van bestaande techniek en een opvallende
vormgeving ontstaat een model met een geheel eigen uitstraling.
Eigenlijk brengen deze twee modellen historie en actualiteit bij elkaar. Want
ook nu maakt Seat modellen met een eigen lijn, maar op basis van vertrouwde
techniek. Niet van Fiat, zoals vroeger, maar van Volkswagen. Na vele sombere
jaren is er nu optimisme. De Spaanse zon is achter de wolken vandaan gekomen.
Voor Spanje en voor de werknemers is het te hopen dat het goede weer nog lang zal aanhouden. ■
►
Bijlage: alle Seat-modellen sinds 1953
Productie in de fabriek, waar de
ruwbouw wordt gedaan door robots.
Het spuiten van de carrosserie van
een Ibiza.
Een Leon in wording.
Spaanse auto-industrie
Seat is niet de enige autofabrikant in Spanje. Andere merken die in het land
produceren zijn:
-
Ford (Kuga, C-Max, Transit)
-
Iveco (Daily, Stralis, Trakker)
-
Mercedes-Benz (Vito)
-
Nissan (Pathfinder, Navara, Primastar, NV 200, Atleon, Cabstar en de Opel
Vivaro en Renault Trafic)
-
Opel (Corsa, Meriva, Mokka)
-
Peugeot/Citroën (C4 Picasso/Grand Picasso, Berlingo, C-Elysee, Partner, 207,
301)
-
Renault (Mégane, Captur, Twizzy)
-
Volkswagen (Polo)
Na
Duitsland is Spanje in aantal de tweede autoproducent van Europa, met een
jaarproductie van 2,4 miljoen auto's in 2014, een toename van 20% in de
afgelopen twee jaar. (Het is ooit hoger geweest: in 2003 en 2004 waren het er
meer dan 3 miljoen).
Seat is de grootste producent, dan volgen Peugeot/Citroën, Renault en
Volkswagen.
Van de Spaanse fabrieken scoorde Ford afgelopen jaar bijzonder goed met een
stijging van 30% ten opzicht van 2013. PSA daarentegen had een slecht jaar. Met
380.000 auto’s moest een daling van 6% worden genoteerd.
|