Louwman Collection

Raamsdonksveer (NL) 




●  Een laatste bezoek voor de sluiting
●  Collectie klassieke Toyota's
●  Oude Spykers bij elkaar
●  Exclusieve modellen
●  Nieuw museum in de steigers

 
juli 2009

 

  In 2010 is de collectie verhuisd naar het Louwman Museum in Den Haag


Afscheid van een oudgediende


Eind augustus gaan de deuren van het automuseum in Raamsdonksveer dicht. Voorgoed. Waar nu nog rijdende kunstobjecten met een waarde van vele miljoenen staan, liggen volgend jaar Toyota-onderdelen in stellingen. Reden voor grote treurnis is er niet. De collectie krijgt een nieuw onderkomen in Den Haag. Toch was de komende sluiting reden om nog één keer naar het Brabantse land af te reizen. Het was een mooi afscheid.

De buurtbewoners van de deftige, lommerrijke wijk Marlot hebben gestreden maar verloren. Vier jaar later dan gepland komt de droom van Evert Louwman toch in hun buurt. Ze zagen niets in de komst van een automuseum, tussen het groen, aan de N44 tussen Den Haag en Wassenaar. Er kwam procedure na procedure. De rechter gaf de bewoners uiteindelijk geen gelijk. Volgend jaar moeten de deuren open gaan. Kosten noch moeite zijn gespaard, ook om aan de protesten tegemoet te komen. Het museum krijgt een parkachtige omgeving. Een parkeergarage moet overlast voor de buurt tegengaan.
De bouw vordert gestaag. Het paleis van Louwman heeft inmiddels al vorm gekregen. Dit najaar start de verhuizing. De Amerikaanse architect Michael Graves ontwierp een gebouw in de stijl van oude landhuizen, groots en meeslepend. Over smaak valt niet te twisten. Al zullen de buurtbewoners dat ongetwijfeld blijven doen.
 

Vanaf de N44 is de bouwlocatie goed te zien. Het werk vordert.

De buitenzijde is grotendeels gereed, komende maanden wordt hard gewerkt aan de binnenkant en de omgeving.

Eigendom
De plek is niet toevallig. Het grondgebied is eigendom van de familie Louwman, rijk geworden met onder meer het importeren van auto’s. Het begon voor de oorlog met Dodge. Andere merken volgden. De grote doorbraak kwam in de tweede helft van de jaren zestig. Louwman ging de onbeduidende merken Suzuki en Toyota uit Japan naar Nederland halen. Als je toen had gezegd dat veertig jaar later Toyota de grootste autoproducent ter wereld zou zijn, had iedereen je voor gek verklaard. Het bleek een meesterzet. Met de familie Pon, importeur van Volkswagen-Audi-Porsche-Seat-Skoda, vormt Louwman het voorbeeld van een succesvol en machtig familiebedrijf in de autowereld. Inmiddels is het zakenimperium naar verschillende andere sectoren verbreed.
 

Links: nog heel even bij elkaar, museum en importeur. Rechts: het hek van het vroegere dierenpark Wassenaar.

Klassiekers
De wortels van de collectie klassiekers ligt in 1934, als Louwman senior een twintig jaar oude Dodge koopt. Zijn zoon Evert zet niet alleen het bedrijf voort, maar geeft ook een nieuwe impuls aan vaders hobby door in 1969 zijn verzameling auto's samen te voegen met die van Geerlig Riemer, oprichter van het Instituut voor de Autohandel (IVA) in Driebergen. Achter het bedrijf in Leidschendam komt een grote hal, het Nationaal Automobielmuseum.
In 1981 verhuizen kantoren, werkplaatsen en opslagruimten van importeur Louwman & Parqui naar Raamsdonksveer. Het museum is onderdeel van het nieuwe complex. Anders dan in de Randstad is er op het industrieterrein langs de A27 volop ruimte. Ook voor de kamelen, een andere hobby. Ze staan te grazen in de weiden rond de gebouwen. Het koepelgebouw met de Toyota-showroom wordt een landmark.
Elf jaar later is het museum uit zijn jas gegroeid. Er komt een nieuwe hal. Het vloeroppervlak verdubbelt. Sinds 1992 is de opzet niet wezenlijk veranderd.
 

Louwman heeft ook een aardige collectie oude Toyota's. Deze blijven in Raamsdonksveer.

De Corona (rechts) van midden jaren zestig was één van de eerste modellen in Nederland.

De Toyota Publica uit 1966 en Toyopet Crown uit 1960 zijn in Nederland nooit te koop geweest.

Ook de Sera met vleugeldeuren (!) en de klassieke 2000GT waren niet voor de Europese markt bestemd.

Een vitrine schenkt aandacht aan de eerste Toyota. De Toyota Classic uit 1996 verwijst naar die eerste Toyota.

Het eenvoudige bureau van topman Toyoda, van de familie die Toyota oprichtte en groot maakte.

Scheiden
Evert Louwman wil importbedrijf en automuseum nu nadrukkelijker scheiden. Toyota blijft in Raamsdonksveer, met inbegrip van de klassiekers van dat merk en het originele bureau van topman Toyoda. De andere oldtimers gaan naar hun nieuwe huis. Dat krijgt 18000 vierkante meter vloeroppervlak, 6000 meer dan nu.
Nog altijd groeit de verzameling. Louwman is nooit uitgekocht. Soms koopt hij één auto, soms een hele collectie. Op zijn verlanglijstje stonden de oude Spykers uit de collectie van het Autotron. Bij de opheffing van dat museum kreeg hij de keus: alles of niets. Hij kocht alles, behield een paar waardevolle modellen en verkocht de rest. Zo gaat dat in de wereld van de grote verzamelaars. De complete sportwagencollectie van Rosso Bianco kwam naar Raamsdonksveer toen het Duitse musea de deuren voor altijd sloot. Ruimte om te ze exposeren is er niet. De meeste auto's staan in een depot, meer dan honderd in totaal.
 

Een Porsche Formule II en Britse klassiekers begroeten je bij binnenkomst.

Instituut
Een uit de hand gelopen hobby kun je het al lang niet meer noemen. De Louwman Collection is een instituut met in kennerskringen een wereldwijde bekendheid. Dat komt vooral door de vele unieke en zeldzame exemplaren. Alledaagse auto’s vormen een minderheid.
Het nieuwe museum moet de eenheid van de verzameling zeker stellen. Dat mag een paar centen kosten. De nieuwbouw is een project van tientallen miljoenen. Dat valt in het niet bij de waarde van de auto’s. Niet alleen de aankoop loopt in de papieren, de soms grondige restauraties zijn minstens even kostbaar. “Een goede opknapbeurt kan oplopen tot een miljoen”, weet één van de technische mensen van het museum te vertellen. Overal worden de beste specialisten op hun vakgebied ingezet en die zitten overal verspreid. De auto’s gaan de hele wereld rond.
 

De Alfa Romeo helemaal rechts is één van de auto's uit de voormalige Rosso Bianco-verzameling.

Georges Roy, een vierzitter die kan worden omgebouwd tot tweezitter.

Afscheidsgroet
Nog één keer is het ‘oude’ museum het reisdoel. Een afscheidsgroet aan een oudgediende. Een laatste keer door het toegangshek van het voormalige dierenpark Wassenaar, in een ver verleden een andere hobby van de familie. Nog voor je bij de kassa bent, word je verwelkomd door een dozijn klassiekers. Waarom juist deze auto’s hier staan, is onduidelijk. Vermoedelijk is de reden een heel praktische: elders is er geen plek voor. Toch zijn het niet de stiefbeentjes van de familie. Vooraan staat de prachtige Darracq 1904 die ooit de hoofdrol speelde in de film Genevieve, over de jaarlijkse oldtimertocht van Londen naar Brighton. Lange tijd stond de auto aan de andere kant van de aardbol, totdat Louwman er in 1993 de hand op wist te leggen. Naar verluidt telde hij er omgerekend ongeveer 200.000 euro voor neer.
Tegenover deze filmster vraagt een zwarte Bugatti de aandacht, toch ook duidelijk uit een gerenommeerd geslacht.
 

Een destijds in Nederland verkochte Peugeot. We spreken dan over het jaar 1900.

De Darracq 1904 speelde in 1953 de hoofdrol in de film Genevieve.
Meer foto's van de Darracq in de film Genevieve.

Een Bugatti T18, bijgenaamd Black Bess, de auto die behoorde aan Roland Garros.

Uitleg
De receptioniste bij de kassa kan niet weten dat dit bezoek niet het eerste is. Ze geeft plichtmatig uitleg over de beste route: starten aan de rechterkant en dan naar de hal links. Ook na zoveel keer leg je zo'n advies niet naast je neer.
Nog één keer gaat de tocht door de duistere tunnel met niet gerestaureerde, minstens honderd jaar oude auto’s in sfeervol verlichte vitrines. Ze zijn getekend door de tijd. Het hout van het koetswerk is gespleten. De metalen onderdelen soms verroest. De lak is dof. Het leer van de bekleding gebarsten. Talloze ijzerdraadjes houden de massieve banden van verteerd rubber om de velgen. Prachtig. Ze zijn gebruikt waarvoor ze zijn geschapen: als vervoermiddel op modderige zandpaden en hooguit een enkel verhard stukje weg. Deze wijze van presentatie komt terug in Den Haag, weet iemand te vertellen. Gelukkig maar.
 

Links een Benz Duc Victoria van 1900, rechts een Panhard-Levassor A1 uit 1899. 

De White stoomauto dateert van 1903, de Chase bestelwagen is vijf jaar jonger. 

Pronkstukken
Aan het eind van de duisternis lonken de zalen met pronkstukken. Hier is juist veel aandacht besteed aan waardevolle reconstructie en restauratie. De linkerwand is voor modellen met alternatieve aandrijving, zonder benzinemotor. Terwijl importeur Louwman zijn Prius afficheert als voorbeeld van nieuwe technologie, spreekt collectioneur Louwman hem tegen door te laten zien dat er eigenlijk niet veel nieuws onder de zon is. Het bewijs is al een eeuw oud. De Stanley maakte gebruik van milieuvriendelijke stoom. Verscheidene fabrikanten legden zich toe op elektrische auto’s. Zelfs hybride rijden is niet van de 21e eeuw, vertelt ons de Woods Dual Power uit 1917.
Een reusachtige American LaFrance brandweerwagen uit 1922 vult de andere wand van de hal. De ladders reiken tot een hoogte van twintig meter. De auto is compleet. Alles wat nodig is om een brand te bestrijden is aanwezig. Als je niet beter wist, zou je denken dat de brandweer er nooit mee is uitgerukt. Dit is het resultaat van ambachtelijk, vakkundig herstelwerk.
 

Links elektrische auto's en rechts de Stanley Steamer Model F uit 1906. 

Peugeot maakte in 1901 dit Type 126, de Regal NC is van 1912, zes jaar voordat de fabriek ermee ophield. 

Marmer
De sentimental journey gaat verder naar de Duesenbergzaal. Indrukwekkender kan een museum niet zijn. Marmer, kroonluchters en spiegels omgeven enkele kroonjuwelen van de automobielbouw. Dit is de Galleria Borghese van de autowereld. Op deze woensdagmorgen is het stil. Wat kan een autoliefhebber nog meer wensen? Wat een schoonheden. Wat een exclusiviteit. Maar ook: wat een decadentie. Dit is Wim Koks 'exhibitionistische zelfverrijking' geplaatst in de jaren dertig. Terwijl de wereld gebukt gaat onder de grootste economische crisis uit zijn geschiedenis, laten de rijken zich auto’s aanmeten die nog maar nauwelijks een relatie hebben met het begrip vervoermiddel. Het gaat hier om uitstraling, om show, om machtsvertoon. Acht cilinders, twaalf cilinders, zestien cilinders: wie biedt er meer? Specialistische fabrikanten maken de mooiste auto’s ooit. Vele moeten het met een bankroet bekopen. De merken zijn al lang verdwenen: Cord, Auburn, Marmon, Duesenberg, Isotta Fraschini, Panhard-Levassor, Peerless, Pierce Arrow. Een enkele naam heeft de slachting weten te overleven zoals Mercedes-Benz, Cadillac en Rolls-Royce. Hun voorvaderen geven aan dat de luxe en kwaliteit diepe wortels in de geschiedenis hebben.
Louwman houdt van luxe, van historie en van Den Haag. Hij kocht de originele entree van het voormalige restaurant ‘House of Lords’ als decor voor zijn automobielen.
 

De indrukwekkende Duesenbergzaal, mooier kan een automuseum niet zijn.

Links het topstuk: Duesenberg SJ 1935, rechts een Pierce Arrow 1917 en Duesenberg A van 1923. 

De Duesenberg was de eerste Amerikaan met een 8 cilinder lijnmotor. Rechts: een Renault 1913 voor 'House of Lords'.  

De Cord L-29 uit 1929 (links) had voorwielaandrijving. De Marmon 1932 heeft een V16-motor van 8 liter. 

Twee keer een Auburn: links een 30-L uit 1912, rechts de 852 Speedster uit 1936. 

Het Model 32 van Peerless uit 1911 heeft een motor met een inhoud van 11000 cc! 

Hispano-Suiza H6B 1924 met koetswerk van Million-Guiet; Mercedes-Benz Nürburg 1933 van de afgezette Duitse Keizer. 

Uithangbord
Sommige mensen gebruiken hun auto als uithangbord voor hun rijkdom en als middel voor aandacht. Multimiljonair Matthewson uit Calcutta was zo iemand. Hij liet in 1910 bij Brooke in Engeland een auto maken in de vorm van een zwaan. Het koetswerk is van hout en gips. Uit de snavel kan water spuiten, in de ogen zitten lampjes en achterop zit een bak waaruit kalk gestrooid kan worden, omdat een zwaan altijd sporen achterlaat. Zes keer de prijs van een toch ook niet goedkope Rolls-Royce Silver Ghost moest hij neertellen. In 1991 werd de auto geheel gerestaureerd. Louwman heeft de wagen een bijzondere plaats in zijn museum gegeven.
Kan het gekker? Misschien. Een auto met schietstoel bijvoorbeeld. Dan heet de berijder James Bond en is de opdrachtgever een filmmaatschappij. Voor de belangrijke bijrol in twee rolprenten liet de producent twee Aston Martin DB5’s ombouwen in de fabriek. Eén ervan geniet hier van zijn pensioen.
Van de Fiat 8V met een carrosserie van Michelotti is er zelfs maar één. Alles is bijzonder, van het doorzichtige plastic dak tot de halfronde, verticale achterruit en de deurklinken aan weerszijden van die ruit.
 

De Brooke 25/30HP uit 1910 kreeg wel een heel bijzonder koetswerk.  

In de straten van Calcutta zorgde de auto voor veel ophef, mede door de waterspuwende zwaan.

Bij zo'n auto moet je vooral ook kijken naar de bijzondere details.  

Unieke modellen: een Ferrari van Prins Bernard en een Fiat 8V Demon Rouge (rode duivel), ontwerp Michelotti.  

De Fiat heeft bijzondere details: het plexiglazen dak, de kromme verticale achterruit met daarnaast de deurklinken.

Een Ferrari 275 GTB en een Hudson Eight racewagen uit 1933.

De auto van geheim agent 007 had tal van snufjes die niet standaard waren. Mitrailleurs bijvoorbeeld...  

Dinky Toys
Verder met de rondgang, langs bijzondere sport- en racewagens, een aantal exotische Bugatti's, vitrines met oude Dinky Toys (de echte van vroeger!) en automobilia. Terug in de hal staan de deuren van de tweede hal uitnodigend open. Bij de ingang staat een Benz uit 1899, lange tijd in het bezit geweest van de Koninklijke Nederlandse Automobiel Club (KNAC). Lang geleden stond de wagen in Driebergen. Even verderop staat nog meer rijdend antiek. De eerste bedrijfsauto bijvoorbeeld, een Benz Ideal uit 1894 met achterop een grote kist. Gebruikt door Stoomververij en Chemisch Wasscherij J. Hoevels, anno 1864. Van de allereerste auto met benzinemotor, de Benz uit 1886, staat een replica, zoals in veel musea over de hele wereld.
Het museumhart is een nagebouwd dorpsplein van begin vorige eeuw met oude winkels en bedrijfjes als decorstukken. Op het terras kun je bij een kopje koffie alles op je laten inwerken.

Benz 5HP nog van voor de vorige eeuwwisseling. Al lang een museumstuk. Vroeger stond de auto in Driebergen.

Replica van de oudste Benz en eerste auto, rechts de Benz Ideal 1894 met kist achterop. De eerste bedrijfswagen.   

Poort
Niet alles is nagemaakt. De poort van de oude Spykerfabriek is origineel. Op het plein ervoor de modellen die de fabriek heeft voortgebracht. Het oude Nederlandse merk is weer een andere passie van de verzamelaar. Op vier na staan hier alle klassieke Spykers die er op de wereld nog zijn. Twee tot voor kort nog onbekende exemplaren staan in Australië en Nieuw Zeeland, weet een medewerker te melden. Louwman kennende, stelt hij alles in het werk om die naar Nederland te halen.
Een tweepersoons model uit 1911 ontbreekt. Die staat bij de restaurateur om straks weer in volle glorie te midden van de stalgenoten te kunnen pronken. Originaliteit is het uitgangspunt, maar soms moet je concessies doen. Om met de vierwielaangedreven zescilinder te kunnen rijden, is een extra koelwaterreservoir onder de wagen aangebracht. De oorspronkelijke koeling zorgt in een mum van tijd voor een oververhitte motor. Archiefstukken geven aan dat het destijds, in 1902/1903, ook al een probleem was.
 

Het plein voor de poort van de oude Spykerfabriek, Maatschappij Trompenburg in Amsterdam.

Spyker Racer 60hp 1903: de eerste vierwielaangedreven auto ter wereld en de eerste zescilinder.

De 12/16 pk uit 1904/1905 was de tegenspeler van de Darracq in de film Genevieve.   

Twee 15/22pk-modellen uit 1907, een Tourer en een Landaulette. Ooit stonden ze in het Autotron-museum.   

De claxon van de Landaulette is een bijzonderheid. Spyker was herkenbaar aan de ronde radiator.

Tourer 14/18pk uit 1906, jarenlang eigendom geweest van automobielclub KNAC.

Na een faillissement probeerde Spyker het opnieuw met de C1 (1919) en de C2 (vrachtwagenchassis 1921).   

De C4 was de laatste Spyker voordat de fabriek in 1925 definitief de poorten sloot.   

Links nog een C4 van 1924, rechts een prototype voor een klein model, de 7pk uit 1912.   

► Overzicht van alle nog bestaande klassieke Spykers.
Meer foto's van de Spyker in de film Genevieve.
 

Dodge
Het imperium van Louwman begon met de import van de modellen van de Dodge Brothers, jarenlang toeleverancier van Ford voordat zij met hun eigen merk begonnen. Een keur aan types van verschillende jaargangen staat opgesteld voor de nagemaakte kantoren en showrooms. Ze zijn aangevuld met andere Amerikanen, van imposante dertigers tot de extravagante typen met grote vinnen en vleugels uit de jaren vijftig. Natuurlijk verwacht je bijzonderheden als een taxi uit de tijd van Al Capone en de gestroomlijnde Chrysler Airflow die zijn tijd te ver vooruit was. Louwman wist een Chrysler Town & Country op de kop te tikken die jarenlang dienst had gedaan op een Amerikaans landgoed. De lak is wat dof, het chroom op de bumpers verweerd. Geen wonder: dit model uit 1942 is nog geheel origineel. De staat van het houtwerk is onberispelijk. De Chrysler was trouwens één van de laatste modellen voordat de Amerikaanse auto-industrie overging op oorlogsproductie.
 

Het nagebouwde bedrijf van Louwman & Parqui, toen men nog deed in Dodge.    

Links een Dodge DU van 1935.    

De Chrysler Town & Country uit 1942 is opzienbarend omdat de auto nog in originele staat verkeert.    

Overzicht van de ruime collectie Amerikanen door de jaren heen.

Links: Imperial Crown uit 1959, rechts: DeSoto Fireflite van drie jaar eerder. Beide merken waren onderdeel van Chrysler.   

Een Edsel Pacer modeljaar 1958 en Cadillac Eldorado model 1959. Extravagant in velerlei opzichten.    

Ook de achterkanten van beide auto's zijn een nadere studie waard.    

Dwergauto's
Wandelend door de gangpaden ontkom je niet aan nostalgische gevoelens. Oudere bezoekers herkennen vast de dwergauto's uit de jaren vijftig: opvallend kleine Europese modellen voor wie een motorfiets te oncomfortabel en een auto te duur was. De Duitse modellen waren het bekendst, maar ook in Frankrijk en Engeland werden ze gemaakt. Soms moest je zelfs net als bij een motorfiets achter elkaar zitten. Het rijdende ei in de stoet is een Bambino, in Veghel gemaakt naar het voorbeeld van de Duitse Fuldamobil. Er is plaats voor twee personen. Het koetswerk is van aluminium.
In de museumcatalogus is nog niets te vinden over een kleine Peugeot met Postes op de deuren. Dat kan kloppen. De auto staat er net. Het Peugeot Museum in Sochaux deed een paar maanden geleden de dubbele modellen in de verkoop. Het Nederlandse museum was kennelijk één van de bieders.
 

Bij de Franse Inter Cabin van 1955, voorzien van een 175 cc motor, zat men achter elkaar.    

Ook de Messerschmitt bood plaats aan twee personen achter elkaar. Dit model is van 1959.

Temidden van alle kleine auto's was de Nederlandse Bambino 200 van 1955 (rechts) een opvallende verschijning.    

De Lloyd LP300 uit 1951 had een carrosserie van leerdoek, de latere Alexander TS van 1958 was van staal.

Links een elektrische Peugeot uit de oorlogsjaren, rechts de Britse Frisky Family Three van 1960.


Bijzonderheden
Gewoon is niet interessant. Dat wordt na deze hernieuwde rondgang overduidelijk. Louwman is op zoek naar bijzonderheden uit de roemrijke geschiedenis van de auto. Hij wil de modellen die iets extra's hebben. Of het nu hun eigenaar is - de Humber van Churchill of de Cadillac van Elvis Presley - of het feit dat er maar één van is. De liefhebber staat bij elk object wel even stil. Zoals bij de Amerikaanse Kaiser-Darrin sportwagen die geen gewone deuren had, geen vleugeldeuren, maar schuifdeuren. Of bij de merkwaardige oplegger uit de jaren dertig, gemaakt door een vliegtuigbouwer Curtiss. Het is een compleet kantoor en huis op wielen, met een keuken en toilet met stromend water. Een Graham Blue Streak van 1932 is de trekauto. 
Van heel andere orde is de Thames uit 1913, een koets zonder paarden die gasten naar de paardenraces van Ascot en Epsom vervoerde. Negen mensen konden binnen zitten, zestien op het dak. Niet minder opvallend is een Panhard & Levassor die eruit ziet als een boot. De mahoniehouten achterzijde is destijds opnieuw geconstrueerd onder het toeziend oog van de inmiddels hoogbejaarde aanvankelijke botenbouwer. Een Dynamic uit 1937 van hetzelfde merk is wel eens de lelijkste auto aller tijden genoemd. En inderdaad, een schoonheid is het niet. Lelijk hoeft echter nog niet te betekenen oncharmant.
 

De Kaiser-Darrin uit 1954 heeft niet alleen een bijzonder front, maar ook heel opmerkelijke deuren.

De schuifdeuren verdwijnen achter het voorspatbord.

Graham Blue Streak 1932 met een speciale oplegger waarin huis en kantoor zijn gecombineerd.  

Foto's van het interieur van deze bijzondere oplegger.    

Panhard & Levassor: een 1912'er met Skiff bootmodel-opbouw van Labourdette en de X77 Dynamic van 1937.

Echt Brits: Londense Austin Taxi 1936 en een bus voor naar de paardenrennen, Thames 48hp voor 25 passagiers (1913).   

Uit de toon
Hiermee vergeleken zijn de Japanse Honda S800 en Chinese Shanghai maar gewone auto's. Ze vallen in die zin dan ook nadrukkelijk uit de toon.
De Louwman Collection is in veel opzichten uniek. Als de deuren van het museum op 31 augustus sluiten, beginnen de voorbereidingen voor de verhuizing. Sommige auto’s gaan per transporter naar Den Haag, andere rijden er op eigen kracht naar toe. Als alles goed is, zijn ze volgende zomer weer te zien. Maar de afslag Raamsdonksveer kun je als autoliefhebber voortaan overslaan.

 

Aziatische exoten: Honda S800 Coupé 1967 en de Shanghai SH760, door Louwman in 1986 nieuw gekocht.   
 

► Verslag van het eerdere bezoek aan de Louwman Collection in 2007.

 

  Bijlage

 

 

 

 

Een zogeheten artist impression van de nieuwbouw in Den Haag.