Ondergang
British Leyland
British Leyland: Chronicle of a Car Crash 1968-1978 -
Chris Cowin
Back from the
Brink - Sir Michael Edwardes
●
Twee boeken over historie van
British Leyland
●
De fusie als kiem van het
faillissement
●
Mislukte modelpolitiek
●
Economische en maatschappelijke
tegenslagen
●
Beeld van Engeland van de jaren
'70
februari 2014
|
De afgrond als eindbestemming
Over de
ondergang van de Britse auto-industrie, met als dieptepunt het faillissement van
MG Rover in 2005, zijn al vele analyses gemaakt. Een onlangs verschenen boek
over British Leyland in de jaren 1968-1978 maakt duidelijk dat het fundament van
de teloorgang toen al is gelegd. Een inmiddels dertig jaar oude uitgave van een
direct betrokkene uit die periode maakt het beeld compleet. De afgrond als
eindbestemming: niemand wilde het, maar het was onontkoombaar. Er is niet één
schuldige aan te wijzen. Een opeenstapeling van factoren zorgde voor het einde
van ooit roemrijke merken.
Het is allemaal geschiedenis,
voltooid verleden tijd. Een afgesloten hoofdstuk over de Britse autohistorie.
British Leyland is de geschiedenisboeken ingegaan als hét voorbeeld van een
mislukte fusie, van een onderneming die al bij de oprichting alles in zich had
om te mislukken. Ongunstige in- en externe economische en maatschappelijke
omstandigheden hebben dat proces een stevig handje geholpen. Ook de andere
autofabrieken in Engeland moesten hun zelfstandigheid opgeven of de
deuren definitief sluiten.

Illustratie uit een folder met
het productengamma, aangeboden op de toenmalige Auto-RAI.
Rode cijfers
In 1994 nam BMW de Austin Rover Group over van British Aerospace om het zes jaar
later na kapitaalinjecties van miljarden van de hand te doen. Al die tijd waren
er louter rode cijfers. Wat BMW niet lukte, kregen ook de nieuwe eigenaren niet
voor elkaar: winst maken. De nog onder BMW-regie ontwikkelde Rover 75 kon het
tij niet keren. In 2005 volgde het faillissement
van wat ooit een machtig autoconcern was. De trots van de Engelse auto-industrie
was ten grave gedragen.
De Chinezen proberen anno 2014 manmoedig het merk MG
nieuw leven in te blazen. In de Engelse fabrieken is weer enige bedrijvigheid.
Aan de overzijde van de Noordzee zijn weer nieuwe MG’s te koop, maar de verkoopaantallen
zijn niet om over naar huis te schrijven. Het zal nooit meer worden hoe het was.

Wereldspeler
Toen in 1968 de fusie van de Leyland Group met de British Motor Holdings
plaatsvond, was het nieuwe bedrijf BLMC (British Leyland Motor Corporations) de
in grootte vijfde autofabrikant ter wereld. Met de Grote Drie uit Amerika en
Volkswagen was het een wereldspeler. Dat leek veelbelovend, maar wie de situatie
van die tijd opnieuw beschouwt, beseft dat de fusie niet uit kracht was geboren. British Leyland, zoals het bedrijf later zou gaan heten, werd
een synoniem voor mislukking. Zelfs de klanten in het eigen land lieten het
afweten, ten gunste van de Europese en Japanse merken. De Jaguars en Rovers uit
die tijd zijn inmiddels liefhebbersauto’s geworden, maar weinigen kunnen
enthousiast raken over een Morris Marina of Austin Maestro. Nu niet en toen
niet. Om over een Austin Allegro of Princess maar te zwijgen. Potentieel sterke
ontwerpen als de Jaguar XJ en Rover 3500 werden zó slecht gemaakt dat het
enthousiasme van de markt al gauw verdween.

Overzicht
Chris Cowin heeft het eerste decennium van het nieuwe autobedrijf onder de loep
genomen in zijn boek British Leyland: Chronicle of a Car Crash 1968-1978. Hij
beschrijft de ontwikkelingen jaar na jaar waarbij het chronologisch overzicht
wordt verlevendigd door een nadere analyse van de automodellen die in
belangrijke mate hebben bijgedragen aan de neergang van de onderneming.
De conclusie van het boek: er is
niet één oorzaak aan te wijzen waarom het mis ging. De
fusie van 1968 was niet het begin van de malaise. Het samengaan van de
verschillende concerns was uit nood geboren. De vele automerken konden als zelfstandige
eenheden niet langer bestaan. Integratie en schaalvoordelen waren nodig voor een
zekere toekomst. Het omvormen van de vele bedrijven tot één nieuwe, dynamische
onderneming had mogelijk uitkomst kunnen bieden, maar kwam niet van de grond. De verschillende bedrijfsonderdelen en
divisies bleven als zelfstandige eilanden binnen het groter geheel op eigen
houtje
opereren. Ontwikkeling en fabricage werden onvoldoende gebundeld. Het aantal
fabrieken was veel te groot. Stuk voor stuk kampten ze met overcapaciteit. Het
management pakte de problemen niet of onvoldoende voortvarend aan.

Slagkracht
De fusie bracht niet de financiële slagkracht die nodig was om een solide
toekomst te kunnen vestigen. Een verkeerde modellenpolitiek
verergerde de situatie. Veel te lang teerde het bedrijf op de successen van het
verleden. Het handhaafde te lang de producten van de eigenzinnige ontwerper Alec Issigonis, geestelijk vader van de
eerdere succesmodellen Morris Minor en Mini, maar ook van de mislukte 1800, 3
Litre en Maxi. De
gescheiden dealerorganisaties bleven in het moederland bestaan. Er was
geen geld voor de ontwikkeling van nieuwe middenklassers.
Daarnaast werd Engeland in die tijd geteisterd door de vakbonden. Kleine kernen van communistische leiders zagen
niets in private
ondernemingsgewijze productie. Hun invloed was groot. Of beter gezegd: hun
hindermacht. Miljarden gingen verloren door stakingen en
werkonderbrekingen. In één van de jaren was er gemiddeld meer dan één
werkonderbreking per dag!
De ongunstige wisselkoers van het Britse pond bemoeilijkte de situatie verder.
Zaken doen met het buitenland werd lastig. En op de thuismarkt was inflatie een
groot probleem. Die liep op tot 26 procent per jaar.

Klassenmaatschappij
Naast dit alles had Engeland als totaliteit een groot probleem: de verstoorde sociale verhoudingen tussen de
arbeiders op de werkvloer en de leiding van bedrijven. Ze weerspiegelden de Britse klassenmaatschappij die in eeuwen was ontstaan.
De wereld was aan het veranderen, maar de Britten veranderden onvoldoende mee. Het
uiteenvallen van het Britse Empire vertaalde zich in het
verschrompelen van belangrijke
afzetmarkten. De verouderde productieomstandigheden en arbeidsverhoudingen
leidden tot kwalitatief ondermaatse producten: te snel ontwikkeld, veel
kinderziekten en belabberd in elkaar gezet. De snelle en gedegen wederopbouw van
de Duitse auto-industrie en de komst van de Japanners maakten het allemaal nog
erger. De oliecrisis van begin jaren zeventig bezorgde de mondiale
auto-industrie een kaakslag, maar de Britten gingen knock out.

Ryder Report
In opdracht van de Britse overheid stelde Sir Don Ryder in 1975 een rapport op
over de toekomst van British Leyland. Ryder was hoofd van de National Enterprise
Board, een door de socialistische regering ingesteld college dat leiding moest
geven aan de ontwikkeling van de Britse industrie. Behoud van werkgelegenheid
was een eerste doel. Onderdeel van de
aanbevelingen was overname door de staat van de aandelen. In de praktijk
betekende dat een nationalisatie. Het advies was een regelrecht gevolg van de financiële
problemen van het concern. Zonder staatssteun zou British Leyland zijn
omgevallen. Het rapport zag niettemin goede toekomstkansen. De toon was
optimistisch. Ten onrechte, bleek al gauw. De
situatieschets was veel te rooskleurig geweest. Honderden miljoenen aan staatssteun
waren nodig voor de toekomst van de onderneming. En nog was het te weinig. De
situatie werd nog moeilijker toen de Labour-regering plaats moest maken voor een Conservatief
kabinet onder leiding van Margaret Thather. Voor haar was steun aan noodlijdende bedrijven geen vanzelfsprekendheid.
Sterker: ze gruwde ervan. De bedoeling was het bedrijf snel weer op eigen benen te laten staan.

Edwardes
Inmiddels was het bedrijf in 1978 opnieuw gereorganiseerd. Een nieuwe topman
moest orde op zaken stellen. Sir
Michael Edwardes nam afscheid van het verleden. Hij herstelde de verhoudingen tussen management en werkvloer
door open communicatie en door het afzien van compromissen die niet in het
belang van het bedrijf waren. Hij brak de macht van de vakbonden. Hij
ondermijnde de positie van hun militante vertegenwoordigers door rechtstreeks
naar de mening van de werknemers te vragen. Die waren de stakingen en het gedoe
zat. Ideologie was minder belangrijk dan gewoon werk hebben. Uit het oogpunt van
continuïteit en gezonde bedrijfsvoering werden rigoureuze stappen genomen, zoals
het sluiten van fabrieken. Voor nostalgie was geen plaats. Zo sloot hij de
fabriek waar de Triumph TR7 werd gemaakt, eenvoudigweg omdat de auto geen
stuiver opleverde.
De periode Edwardes is niet in Cowins boek meegenomen, maar dertig jaar geleden
wel door de hoofdpersoon zelf in boekvorm beschreven. Back from the Brink
vertelt het verhaal van de periode 1978-1982. Edwardes vecht op vele fronten en
probeert tegelijkertijd met alle belangrijke partijen zaken te doen. Het zijn
tropenjaren. Zijn in 1983 verschenen boek eindigt met positieve vooruitzichten. De situatie was veel
beter dan toen hij aantrad. Hij had goede verwachtingen van de nieuwe
middenklassers die in ontwikkeling waren. We weten nu dat de Maestro en Montego
die verwachtingen niet hebben waargemaakt.

Debacle
De afloop is bekend. In die zin is het boek van Cowin allesbehalve spannend of
onthullend. Maar
geïnteresseerden in de autogeschiedenis krijgen wel een goed beeld van alle
factoren die tot het debacle hebben geleid. Het is een mooie aanvulling op
andere literatuur die over dit onderwerp is verschenen. Samen met de memoires
van Edwardes wordt bovendien een indrukwekkende schets gegeven van de Engelse
maatschappij van die tijd. Van de opvattingen in de samenleving over industrie
en werkgelegenheid, het belang van wisselkoersen voor de gezondheid van een land
en de gevestigde ondernemingen, de desastreuze effecten van een hoge
geldontwaarding, het volstrekt verwaarlozen van het belang van de Europese markt
en niet in de laatste plaats het gebrek aan besef dat werkgelegenheid alleen het
resultaat kan zijn van gezonde bedrijfsvoering.

Goede pers
Het boek van Edwardes is alleen nog bij antiquariaten te vinden of via
particulieren te bemachtigen die hun boekenkast aan het opruimen zijn. Cowins boek
is verkrijgbaar bij één van de grote internationale internetboekhandels. Feitelijk is de papieren versie een
uitdraai van de tekst die als E-book wordt aangeboden. Het boek krijgt in de
beoordelingen op internet een goede pers. Dat wil zeggen: inhoudelijk. Het is gedetailleerd –
met soms misschien
iets teveel details – en laat zich gemakkelijk lezen. Boeiend zijn de
beschrijvingen van de auto’s die stuk voor stuk op de markt kwamen en
om uiteenlopende redenen mislukten.
Het belangrijkste kritiekpunt is volgens de
beoordelaars de uitvoering van de uitgave, met als opvallendste punt het gebrek aan
goede illustraties. Ze hebben gelijk. Aan de tekst zijn slechts enkele plaatjes op postzegelformaat
toegevoegd. Ze zijn ook nog in
zwart-wit. En dat terwijl er in de archieven beslist kleurrijk
illustratiemateriaal te vinden is, zoals brochures uit die tijd. Brochures van
modellen die tussen '68 en '78 hun stempel hebben gedrukt op het verloop van de
Britse autohistorie: Maxi, Allegro, Princess, Rover 3500 en Triumph
TR7. Ze zijn de richtingwijzers van de weg met als eindbestemming de afgrond. ■
|
Overnames, fusies,
verkopen en verval
1931
Overname Lanchester door Daimler
1938 Formatie Nuffield Group: Morris, MG, Riley,
Wolseley
1944 Overname Triumph door Standard
1946 Overname Vanden Plas door Austin
1952 Fusie Austin en Nuffield Group: British
Motor Corporation
1955 Laatste Lanchester
1960 Overname Daimler door Jaguar
1961 Overname Standard-Triumph door Leyland Motor Corporation
1963 Laatste Standard
1966 Fusie BMC en Jaguar: British Motor Holdings
1967 Overname Rover door Leyland Motor
Corporation
1968 Fusie BMH en Leyland: British Leyland Motor Corporation
1969 Laatste Riley
1975 BLMC wordt British Leyland - aandelen in
handen van de Britse Staat
1975 Laatste Wolseley
1978 Reorganisatie: British Leyland wordt BL,
meer zelfstandigheid merken
1980 Laatste Vanden Plas
1982 BL wordt Austin Rover
1984 Privatisering Jaguar
1984 Laatste Triumph en laatste Morris
1986 Austin Rover wordt Rover Group
1987 Overname Leyland (vrachtwagens) door DAF
1987 Laatste Austin
1988 Privatisering Rover Group - onderdeel
British Aerospace
1989 Overname Jaguar door Ford
1994 Overname Rover Group door BMW
2000 Verkoop Land-Rover aan Ford
2000 Verkoop Rover Group
aan investeerders; BMW behoudt Mini
2000 Nieuwe naam voor Rover Group: MG Rover
2005 Faillissement MG Rover
2005 Voortzetting MG (op beperkte schaal) door Chinees bedrijf SAIC
2008 Verkoop Jaguar en Land-Rover aan Tata
|
|
|
 |
British Leyland: Chronicle of a Car
Crash 1968-1978
Chris Cown
Amazon.co.uk
2012
ISBN: 9781477560679
|
 |
Back from the Brink
Sir Michael Edwardes
Collins, London
1983
ISBN: 0002170744
|
|