Nationale
oldtimerdag
Lelystad (NL)
●
400 klassieke auto's
●
In alle soorten, maten en
leeftijden
●
Thema: de Belle Epoque
●
T-Ford parade
●
Bijeenkomst Morris Minor-club
juni 2018
Tompoezen, kroketten, auto's en een tas vol spullen
Op zondag 17 juni 2018 vond de 34e editie van de
Nationale Oldtimerdag in Lelystad plaats. Meer dan 400 oude auto’s stonden bij
elkaar aan de Bataviahaven en de omringende terreinen. Een groot aantal nam ook
nog eens deel aan een toertocht door de omgeving. Hoewel de manifestatie
inmiddels een lange traditie kent, was het voor ons een eerste kennismaking. Met
een uitnodiging op zak om als speciale gast aanwezig te zijn, koersten we door
het vlakke polderland naar de hoofdstad van Flevoland. Een curieuze gedachte
drong zich daarbij op. Stad noch provincie bestonden toen veel van de geshowde
auto’s uit de fabriek kwamen rijden. Oude en nieuwe historie versmolten tot een
mooi geheel.
 |
Bij ontvangst in restaurant De Rede
is er koffie met een tompoes. We hebben de auto zojuist geparkeerd in de voor
speciale gasten gereserveerde garage en zijn inmiddels voorzien van een geel
polsbandje. Dat blijkt in de loop van de dag de toegangscode te zijn voor een
koud en warm buffet, koffie, thee, sapjes, een glaasje wijn,
garnalenkroketten en andere lekkernijen. Het overdekte terras biedt uitzicht op de start van de
toertocht. De oudjes maken een uitgestippelde tocht van zestig kilometer. De
start is het officiële begin van de manifestatie, geopend door burgemeester Ina
Adema. Als zij rond elven de microfoon ter hand neemt, zijn veel deelnemers al
enkele uren aanwezig. Van heinde en ver zijn ze gekomen om dit autofestijn mee
te maken en hun metalen geliefden aan anderen te tonen. Op de tafels van De Rede
liggen gidsen met een overzicht van alle deelnemers. Erg handig om thuis de
bouwjaren nog eens na te gaan. (En lichtelijk frustrerend om achteraf te
ontdekken dat er nog veel meer auto’s geweest moeten zijn dan we ter plekke
dachten. De eendaagse expositie beslaat meer ruimte dan gedacht. Wie de weg niet
goed kent, mist het een en ander. De Amerikanen van de jaren vijftig en zestig
bijvoorbeeld zijn aan onze aandacht ontsnapt. Volgend jaar toch beter opletten,
nemen we ons voor.)
 |
 |
Restaurant De Rede was de plaats van
ontvangst voor de speciale genodigden.

Het dagblad laat oude tijden
herleven. Het programmaboekje geeft een mooi overzicht van alle deelnemers.
Burgemeester Ina Adema opent de
bijeenkomst rond de klok van elven.
Een polsbandje als toegangscode voor
verwennerijen.
Belle Epoque
Naast de gids met het programma en de deelnemers is er een speciaal
Oldtimerdagblad. Dat is geheel gewijd aan de Belle Epoque, één van de thema’s
van dit jaar. De ‘mooie tijd’ is volgens het krantje de kraamkamer van de
automobielgeschiedenis en bestrijkt de periode 1889-1918. Die eerste datum is
gekoppeld aan de eerste wereldtentoonstelling in Parijs. Op zich niet heel
logisch, want Carl Benz reed met zijn gepatenteerde automobiel toen al drie jaar
rond. Niettemin roept de reis terug in de tijd een glimlach op. Artikelen van
vroeger melden de opening van het nieuwe
Centraal Station van Amsterdam. Er komen nieuwe standaards voor de kilogram en
de meter. Er zijn plannen voor de afsluiting van de
Zuiderzee. Tussen de verhalen door staan advertenties van aanbieders van het nieuwe fenomeen
automobiel. Enkele Nederlandse fabrikanten prijzen hun waar aan: Gelria, Eysink en
Spyker.
Dat de redactie van het nostalgiedagblad niet heel zorgvuldig is geweest, nemen we voor lief.
Het openingsverhaal spreekt nog over de 33e oldtimerdag en het
beeldmerk van de Belle Epoque vermeldt 2017. Recycling van de kopij van vorig
jaar misschien? Hoe dan ook, het papier is een aardige aanvulling op de parade
buiten. Daar dwingen zorgvuldig gerestaureerde voertuigen bewondering af. Het
messing van hun radiatoren en lantaarns glimt, ook al is de zon voor het
grootste deel van de dag achter wolken verscholen.

Advertenties uit de begintijd,
opgenomen in de speciale krant.

Nederlanse merken van weleer.
Hoewel de IHC Highwheeler
er veel ouder uitziet dan de Buick, zijn ze allebei in 1908 gemaakt, dus 110
jaar oud.
Deze fraaie Cadillac Model B
is van 1904.
Links een Aster uit 1904, rechts een
Renault AM van 5 jaar later.
Bij afwezigheid van
richtingaanwijzers moet je je hand uitsteken! Zoals bij deze Cadillac 1913.
Een auto van eigen bodem: Spyker
1907.
Enkele jaren geleden reed deze
Spyker nog van Peking naar Parijs. Een ritje rond Lelystad is dan een
peulenschil.
T-Fords
Het spits wordt afgebeten door een serie T-Fords. Op het plein voor het
restaurant hebben zich er heel wat verzameld. Het is 110 jaar geleden dat Henry
Ford zijn beroemde model introduceerde. Hij zette daarmee de auto als
gebruiksvoorwerp op de kaart. Bijna 16 miljoen stuks verlieten de fabrieken in
verschillende landen. Exclusief is zo'n Fordje niet. Maar zo'n plein vol is toch
een belevenis.
Veilinghuis Bonhams neemt de
gelegenheid te baat om reclame te maken voor de komende veiling van ’s werelds
grootste collectie vooroorlogse Fords. Op 23 juni gaat de verzameling van het
voormalige Den Hartogh Ford Museum in Hillegom onder de hamer. De kinderen van
de overleden collectioneur zien geen mogelijkheid het museum te behouden. De
deskundigen van de veiling hopen zo’n vier miljoen euro binnen te harken*.
Eén
voor één rijden de wagens naar de startpositie waar de spreker bij elke auto wel wat
bijzonders weet te vertellen. Hij blijft dat uren lang volhouden. Het is een vak
apart. Naast de
bekende vierpersoons uitvoeringen van de T-Ford zijn er tweezitters, bestelwagens en
van het model afgeleide trucks, de TT.
* De opbrengst blijkt op 23 juni ruim 4,5 miljoen euro te zijn, met
onverwacht een Ford B als waardevolste model. Een liefhebber heeft er ruim vier
ton voor over.
 |
 |
Twee T-Fords, de linker uit 1910
(nog zonder voordeuren), de rechter uit 1915.
Een bestelwagen op basis van de
T-Ford. Bouwjaar 1913.
Een T-Ford Runabout van 1911 en
eentje uit 1914, met een niet-fabrieksoriginele radiator.
Hier is duidelijk te zien hoezeer de
voorzijde afwijkt van een standaard T-Ford.
Na deelname aan de toertocht keerden
de Fordjes terug om zich te laten bewonderen.
De Ford TT uit 1925 met startnummer
2.
Veilinghuis Bonhams maakt reclame
voor de veiling van de auto's van het Ford Museum Hillegom op 23 juni.
Onbekende namen
We blijven niet wachten tot de laatste deelnemer vertrokken is. Dat is zonde van
de tijd. De tompoes en koffie zijn op, dus tijd voor een rondgang. Her en der
wordt enthousiast muziek gemaakt. De sfeer is ontspannen en er is
veel te zien. Verschillende merken en typen vertegenwoordigen de jeugd van de
auto-industrie. Merken als Cadillac en Buick bestaan nog steeds, maar veel
pioniers hebben maar een kort bestaan gekend. Hun namen klinken onbekend. Zeg
nou zelf: wie kent Schaudel Motobloc? Of Knox uit Springfield, Massachusetts: we
hebben er nog nooit van gehoord. Dat is anders bij de American LaFrance
Speedster uit 1917. We moeten meteen denken aan de auto waaraan Horst Schultz
zat te werken in zijn museum in Altluβheim toen we in november 2008 kennis met
hem maakte.
Er staan twee exemplaren van Franklin, de Amerikaanse autofabriek
die bekend is door het gebruik van luchtgekoelde motoren. De oudste zagen we
eerder bij het Concours d’Élégance in de tuinen van paleis Het Loo. Sommige
klassieke auto’s kom je geregeld tegen bij bijeenkomsten zoals deze. Tussen de
benzineauto’s staan twee modellen van Stanley, de befaamde fabrikant van
stoomwagens. De één heeft een bankje voor twee personen, de andere telt maar
liefst vier banken achter elkaar. Een wagen voor grote families!
 |
 |
Terwijl veel bezoekers staan te
kijken naar de start van de toertocht, wordt elders vrolijke muziek gemaakt.
Een Schaudel Motobloc van 1902.
De Amerikaanse fabrikant Knox bouwde
auto's tussen 1900 en 1924, maar is inmiddels (bijna) vergeten.
Een American LaFrance Speedster uit
1917.
De radiatormascotte van de American LaFrance.
De gele auto is een La Licorne B7W4
van 1921, rechts een FN RA 2700 van 1914.
Luchtgekoelde motoren waren het
handelsmerk van Franklin. Bouwjaren 1917 en 1926.
De modellen van Stanley hebben stoom
als bron van aandrijving en zijn herkenbaar aan de ronde neus.
Maar liefst vier banken achter
elkaar. Het is een Stanley 30HP Mountainwagon uit 1913.
Ongelijk verdeeld
Even verderop staan fraaie Amerikanen uit de dertiger jaren. Hun voorkomen is
voornaam en de staat waarin ze verkeren is indrukwekkend. Cadillac, Auburn,
Packard: vervoermiddelen voor de zeer bemiddelde Amerikaan in een tijd dat de
economie gebukt gaat onder de grote crisis na de beurskrach van 1929. Auto’s als
spiegel van een samenleving waarin de welvaart ongelijk is verdeeld. Is er
eigenlijk wel wat veranderd? Want je moet vandaag de dag toch een behoorlijke
portemonnee hebben om er een Bugatti 57 op na te kunnen houden. De auto is net
volledig gerestaureerd. Op de nieuwe binnenbekleding ligt nog geen pluisje.
Lelystad is het eerste openbare optreden voor de auto. Dit is geen klassieker
voor Jan Modaal. Toch is de bijeenkomst klassenloos. Een oude Simca, Opel Olympia of Škoda is hier net zo welkom als een
Porsche of Lamborghini.
Het oog wordt getrokken door een serie oude Peugeots. De 01-serie representeert
het begin van de jaren dertig, de 02’s zijn van de jaren net voor de oorlog.
Door hun koplampen achter de grille zijn ze meteen te herkennen. Ze
geven samen met de gestileerde leeuwenkop op de deksels over de achterwielen het
visitekaartje van het Franse merk af. Niet minder leuk is een 203 Pick-up die in
het laadbakje een historische fiets vervoert.
 |
 |
Een Cadillac en een Packard, beide
achtcilinders uit 1930.
87 jaar oud is deze Auburn 100A
inmiddels. De bejaarde ziet er nog kras uit.
De radiator is voorzien van een
sierlijk ornament.
Zojuist van de restaurateur gekomen:
Bugatti T57 Stelvio met koetswerk van Gangloff.
Een werkelijk fraai opgeknapte
Citroën C4G uit 1932.
De Traction Avant is nadrukkelijk
aanwezig.
Twee verschillende uitvoeringen van
de Peugeot 201, de eerste serie met een 0 in de typenaam.
Deze Peugeot 601 is de grootste van
de eerste generatie. Bouwjaar 1934.
Bij de 02-serie zitten de koplampen
achter de grille. Kenmerkend voor deze reeks.
Deze Peugeot 202 Limousine
Commercial werd net voor de oorlog gemaakt.
Uit 1938 is de Peugeot 402 Légère.
Een gestileerde leeuwenkop siert de
wieldeksels.
Ook hier zitten de koplampen achter
de grille.
Een auto met gebruikssporen, deze
Peugeot 203 Pick-up.
In 1957 werd deze auto voor het
eerst ingezet voor transport.
Drie klassieke Simca's, een 6 uit
1950, een 8 uit 1951 en de veel moderner Aronde van 1953.
De Simca Huit was feitelijk een Fiat
1100 met gewijzigde voorkant.
De oude Technomobiel Chevrolet van
de A.N.W.B. (nog met puntjes) past uitstekend in het decor.
Twee keer een Opel Olympia, links
een tweedeurs uit 1937, rechts een luxere vierdeurs van 1939.
Deze Škoda 1101 Roadster zag in 1949
het levenslicht. Het merk was destijds zeer gerenommeerd.
Vooroorlogse Britse sportwagens:
twee MG's en een SInger.
Uit 1937 stamt deze Triumph Dolomite
saloon.
Het meest opvallende onderdeel van
deze auto is de vorm van de radiatorgrille.
Hij lijkt nog vooroorlogs, maar de
MG TD is van 1951.
Menige auto wordt op de foto gezet,
zoals deze Engelse sportwagens. Rechts een Triumph TR3A.
Liefhebbers van de Porsche 356 zijn
in groepsverband naar Lelystad gekomen.
Open en gesloten versies: beide
varianten zijn vertegenwoordigd.
Morris Minor
Aan één ding herken je de oudjes ogenblikkelijk: hun stank. Luchtvervuiling was
in vroeger dagen duidelijk geen thema. Leuke Britse klassiekers staan opgesteld
langs de route naar de start van de toertocht en krijgen daardoor minder
aandacht. De
benzinedampen van de wachtende auto's zijn misselijk makend en we wijken snel uit naar een parkeerplaats waar de Morris Minor club is neergestreken. De
bread and butter-car uit de Engelse historie is bepaald geen exclusiviteit. Maar
je wordt toch ter plekke enthousiast als je alle typen zo naast elkaar ziet
staan: saloon, stationcar (Traveller genaamd), cabriolet, bestelwagen en
pick-up. De laatste twee stonden binnen het merk bekend als de LCV's, de
light commercial verhicles. De Minor was lang in productie. Dit jaar wordt de zeventigste
verjaardag gevierd. In september 1948 werd het
geesteskind van de excentrieke ontwerper Alec Issigonis (ook de vader van de Mini)
gepresenteerd, voorjaar 1971 verliet de laatste Minor Traveller de fabriek. De
bestelwagen schijnt zelfs nog iets langer te zijn geproduceerd. Aan onder meer de
grille kun je zien of je met een vroeg of later exemplaar van doen hebt. In de
eerste jaren was er bovendien een gedeelde voorruit, later vervanger door een
exemplaar uit één geheel. De Minor-club heeft voor de gasten een specialiteit meegebracht: een bestelwagen
met een geribbelde grille en het merkplaatje van Austin! Vanaf 1968 was deze
variant in de handel om binnen het British Leyland-concern ook de Austin-dealers een bestelwagen te kunnen laten
aanbieden.
Voor wie nog om een klus verlegen zit, staat er een Minor die nog wel wat
uurtjes huisvlijt kan gebruiken. Dat is nog uiterst voorzichtig uitgedrukt. Maar
een officieel document van de British Motor Industry Heritage Trust garandeert
wel de echtheid van het geheel.
 |
 |
Een goed bouwjaar (schreef de
auteur): 1956. De auto is een Austin A50 Cambridge.
Het dashboard was nog geheel van
metaal.
Een wat merkwaardige scheiding van
de twee kleuren bij deze Wolseley 1500 (1958).
Een Morris Minor uit 1952 heeft nog
de grille van de eerste serie, maar wel al hooggeplaatste koplampen.
Een Minor als klusobject, mét een
officieel certificaat van echtheid!
In 1955 heeft de Minor nog een
gescheiden voorruit.
Het model bleef lang in productie.
Links een Convertible uit 1969.
Het achterdeel van de Traveller is
beroemd vanwege zijn houten frame.
Een bestel-Minor, bouwjaar 1969.
Deze liefhebber heeft er een heel
stilleven van gemaakt.
Liefde wil je ook uitdragen... geen
twijfel mogelijk.
Ogenschijnlijk niet zo heel
bijzonder, deze Pick-up...
...maar bij nadere beschouwing toch
wel. Een als Austin verklede Morris.
De Pick-up is van 1970 en één van de
laatste van de reeks.
Uit het eigen archief: in 1966 was
de Morris Minor 18 jaar oud, maar nog volop leverbaar.
Bataviastad
Wat in de loop van de dag opvalt, is de grote diversiteit van het aanbod. Dan
hebben we nog lang niet alles gezien. Er zijn niet alleen
personenwagens, maar ook klassieke vrachtwagens. Een paar
curiositeiten maken het geheel af, zoals een wild uitgedoste Russische legerterreinwagen of een tot
een aquarium verbouwde en versmalde Autobianchi. Er zit een pop met een snorkel
in. Het ding wordt op afstand bestuurd en neemt menigeen in de maling met de
suggestie dat er werkelijk een persoon achter het stuur zit. Het is duidelijk
een knipoog naar iedereen die al die oude auto's té serieus neemt.
De middag krijgt een onverwacht
slot. Het is mooi, al dat klassieke gedoe, maar de aanwezigheid van outletcentrum
Bataviastad prikkelt ook de nieuwsgierigheid. De ingang is vlak naast het terrein waar de auto’s staan.
Het wordt een aangename kennismaking. Hoewel de
oldtimerdag vrij toegankelijk is en dankzij onze speciale uitnodiging voor de
consumpties ook niet betaald hoeft te worden, is aan het eind van de dag de
portemonnee figuurlijk gesproken toch een stukje lichter. Als we
Lelystad achter ons laten, nemen we naast de mooie impressies en de gezelligheid ook een
tas, twee paar schoenen, sportkleding, vele paren sokken en t-shirts mee naar
huis. Het is er écht goedkoper… Een goede reden volgend jaar weer te gaan. En
om naar de auto’s te kijken natuurlijk.
 |
Transportbedrijf Holwerda brengt
oude tijden terug met een Citroën U23 (1951).
Twee vrachtwagens van Mercedes,
allebei uit 1960.
De Volvo (links) is van 1970, de DAF
van 1965.
Een rijdend aquarium met echte
vissen, maar geen echte chauffeur. De Autobianchi is versmald tot ongeveer een
meter.
Een Oostenrijkse auto: de
vierwielaangedreven Steyr-Puch Haflinger. Bouwjaar 1973.
Een Land-Rover Serie IIA (1969) met
de koplampen nog naast de grille in plaats van in de spatborden.
Een wild uitgedoste GAZ
leger-terreinwagen uit Rusland.
Omroep Flevoland maakte een korte
video-impressie van de manifestatie
|