Greenfield Village & Henry Ford Museum

Dearborn (USA)



 Grootste openluchtmuseum USA
● 
De geschiedenis van Amerika
●  De hobby van Henry Ford
●  Historische auto's en gebouwen
●  Auto's Amerikaanse presidenten

 
juli 2010
 

  


De andere erfenis van Henry Ford


Bij zijn dood liet Henry Ford niet alleen een wereldomspannend autobedrijf achter, maar ook een museum annex openluchtmuseum, vlak bij zijn fabriek en woonhuis in Dearborn, Michigan, Verenigde Staten. Hij wilde het Amerika van vroeger en van zijn jeugd laten voortbestaan voor komende generaties. In het openluchtmuseum Greenfield Village heeft de wereld driekwart eeuw stilgestaan. Het Henry Ford Museum belichaamt de geschiedenis van Amerika, met nadruk op de rol van de techniek en de industrie.

 

Het standbeeld van Henry Ford bij de poort van Greenfield Village.

Rechts de toegangspoort tot het openluchtmuseum, door Ford zelf gesticht.
► korte achtergrondinformatie zoals vermeld bij de poort

 

1. Greenfield Village - echt en onecht tegelijkertijd

Op de menukaart van de Eagle Tavern staan gerechten uit 1850. Er staat wel zout op tafel, maar geen peper. Dat was destijds veel te duur voor een gewone eetgelegenheid. De serveersters zijn gekleed in lange rokken en dragen een hoofdkapje. Bij de ingang heet de waard je welkom in de voor-vorige eeuw. Voordat je een bestelling kunt plaatsen, krijg je uitleg over de locatie en over de manier waarop je de menukaart moet lezen. In Greenfield Village is vandaag vroeger.
Dit moet zo ongeveer de intentie zijn geweest van de oprichter van het dorp, Henry Ford. Het Amerika van vroeger moet voor altijd bereikbaar blijven. De Eagle Tavern werd in 1831 gebouwd in Clinton, Michigan en is later naar Greenfield Village overgebracht, zoals de meeste panden van het dorp. Henry Ford besteedde veel geld en energie aan zijn hobby.
Het project is tekenend voor de ingewikkelde karakterstructuur van de man. Als er één iemand de technische en maatschappelijke vooruitgang bejubelde, was het Ford wel. Hij introduceerde de lopende band in de autofabrieken en maakt het vervoermiddel bereikbaar voor de massa. Ford veranderde letterlijk het aanzien van Amerika. Tegelijkertijd was hij een groot natuurliefhebber en hield van het boerenleven. De rustige samenleving van zijn jeugd, door zijn eigen toedoen de nek omgedraaid, koesterde hij als geen ander.
 

In de Eagle Taverne serveert men volgens de praktijken van 1850. 

Het laboratorium van Edison, Fords grote inspirator.

Edison kreeg ook een standbeeld in het dorp.

Het Edison-laboratorium en de originele stoel waarop hij zat, vastgemaakt aan de vloer. 

Edison
Om het verleden vast te houden, liet hij van heinde en verre interessante bouwwerken naar Dearborn komen. Alleen als het niet anders kon, werden gebouwen als replica opnieuw geschapen. Fords keuze was ingegeven door historisch besef, maar misschien nog wel veel meer door zijn persoonlijke belangstelling. Zijn vroegere baas en latere vriend Thomas Edison krijgt letterlijk veel ruimte in het dorp, onder meer met een monumentaal standbeeld. Ford kocht - lang nadat Edison er was vertrokken - zijn hele laboratorium op, met alle bijbehorende panden. Het werd overgebracht naar Greenfield Village en daar opnieuw ingericht. Bij de opening van het park was Edison, toen al ver in de tachtig, één van de hoofdgasten. Hij nam plaats op een stoel in zijn vroegere laboratorium. Toen hij vertrok, gaf Henry Ford opdracht de stoel aan de vloer vast te spijkeren. Op die plek en nergens anders had de grote Edison gezeten. Dat moest voor eens en altijd duidelijk zijn. Vijfentwintig jaar geleden werd het echter tijd voor een nieuwe vloer. Het bestaande stuk onder de stoel werd uitgezaagd en de nieuwe vloer eromheen gelegd.
 

Het Boarding House van Sarah Jordan, leidend tot een "Hollywood Ending". 

Hollywood
Het openluchtmuseum bezit ook het pension dat Sarah Jordan bestierde en waar de mannen onderdak vonden die bij Edison werkten. Jordan was weduwe. Voor haarzelf en haar dochter moest ze de kost verdienen. Ze werd zelfstandig ondernemer en deed dat zo goed dat ze genoeg verdiende om het pension te kopen. In die tijd was dat heel bijzonder. Henry Ford bewonderde een dergelijke ondernemende instelling. Door hem zien duizenden bezoekers het bed dat moeder en dochter deelden. “Ze liep uiteindelijk een aardige man tegen het lijf waarmee ze hertrouwde. Het verhaal heeft echt een Hollywood-einde”, aldus de gids in het huis. Hij is één van de bijna vijfhonderd betaalde krachten van Greenfield Village. Net als zijn collega’s vertelt hij de bezoekers geduldig en uitvoerig hoe het leven in die tijd was.
 

De fietsenwinkel van de gebroeders Wright.

In de werkplaats achter de winkel werkten ze aan het eerste vliegtuig. Rechts de foto van hun eerste vlucht.

De gebroeders verkochten fietsen en repareerden ze. 

Wright
Het openluchtmuseum heeft talloze van dergelijke anekdotes in zich. In de fietsenwinkel van de gebroeders Wright, de vliegtuigpioniers, hangt een foto van de eerste vlucht. Dat die foto bestaat, is bijna een wonder. De broers waren zelf druk doende met wat de eerste vlucht in de geschiedenis zou worden. De één lag bovenop de constructie voor de besturing, de ander moest al rennend de vleugel vasthouden. Een derde werd ingeschakeld voor het maken van een foto. De camera moest precies op de juiste plaats staan en natuurlijk moest worden afgedrukt als het vliegtoestel van de grond was gekomen. De vlucht duurde maar enkele seconden. De buitenstaander was zo verbouwereerd over wat er zich voor zijn ogen afspeelde, dat hij zich niet meer bewust was van zijn opdracht. Op de vraag van de broers of het gelukt was, antwoordde hij dat hij het niet wist. Had hij wel afgedrukt op het juiste moment? Onbewust bleek hij zijn historische taak toch goed te hebben vervuld, weten we nu. Wie trouwens goed naar de constructie van dat eerste vliegtuig kijkt, herkent daarin delen van een fietsframe. Toeristische attractie, lesjes geschiedenis en technisch inzicht vloeien zo in elkaar over.
 

In dit huis bracht Henry Ford zijn jeugd door met ouders, twee broers en twee zussen. 

Kosten noch moeite werden gespaard om het precies zo in te richten als Henry Ford zich herinnerde. 

Het ouderlijk huis is vermoedelijk mooier dan het destijds was. 

Ford liet de school van zijn jeugd nabouwen voor zijn openluchtmuseum. 

De deur van de werkplaats aan Bagley Avenue moest worden verbreed vanwege de auto.

 

Ford
Natuurlijk besteedt Greenfield Village uitgebreid aandacht aan gebouwen uit het leven van Henry Ford zelf. Je loopt langs zijn school (die hij liet nabouwen) en wandelt door het huis van zijn jeugd (dat origineel is). De uit Ierland overgekomen boerenfamilie was niet rijk, maar had een goed bestaan. Ze hadden meer land dan de boeren uit de omgeving. Naar de huidige normen gemeten is de woning voor de zeven gezinsleden niet bepaald ruim. De inrichting verraadt niettemin een zekere mate van welvaart. Ford wilde het precies zo ingericht hebben als hij het van zijn jeugd kon herinneren. Hij bemoeide zich er persoonlijk mee en stuurde medewerkers gedurende achttien maanden op pad om de juiste haard te vinden.
Vlak in de buurt staat het nagebouwde schuurtje van Bagley Avenue waar Henry Ford in 1896 zijn eerste auto maakte, de Quadricycle. Toen die af was, bleek de deuropening niet breed genoeg. Er moest gehakt worden voordat Ford aan zijn eerste rit kon beginnen. Binnen staat een replica van de auto, nogal afwijkend van de eerste versie van de Quadricycle. Die is bewaard gebleven en staat in een vitrine in het Henry Ford Museum, waarover hieronder meer.

 

De op schaal nagebouwde fabriek van Ford.

De beroemde slogan uit de beginjaren: Watch The Fords Go By.

Voor een paar dollar maak je een ritje in een originele T-Ford. 

Ook originele autobussen worden ingezet voor het pleziervervoer. 

Tijdens de rit geeft de chauffeur tekst en uitleg over wat er te zien is. 

Reclameleus
De grote roem van de autobouwer kwam na 1908. In dat jaar introduceerde hij zijn beroemde model T. Tot 1927 zouden er bijna zestien miljoen van worden gemaakt. Ze werden steeds goedkoper en daardoor bereikbaar voor de gewone man. De T-Ford veranderde de wereld. Mensen werden mobiel. De auto was niet langer een luxe artikel alleen voor de rijken. Het werd een gebruiksvoorwerp. In het openluchtmuseum staat de Ford-fabriek uit de beginjaren. Dat wil zeggen: een tot één-vijfde verkleinde versie daarvan. Daarmee is het gebouw het minst origineel van heel Greenfield Village.
Aan de zijkant is een muurschildering aangebracht met de reclameleus van destijds: “Watch the Fords go by”. Het is letterlijk van toepassing, want bezoekers kunnen hier voor vier dollar een ritje maken over het terrein in een echte T-Ford. Alle auto’s hier zijn trouwens oud, origineel en vanzelfsprekend van het merk Ford. De onderhoudsdienst rijdt in een oude pick-up en de bewaking maakt gebruik van het (snellere) model A van eind jaren twintig.

 

Zelfs bewaking en onderhoudsdienst maken gebruik van toepasselijke auto's.  

Het sojabonen-laboratorium met Fords eigen collectie landbouwwerktuigen, waaronder een Fordson-tractor. 


Sojabonen
Het onlangs met steun van de Fordfabrieken gerestaureerde sojabonen-laboratorium gaat in op de experimenten van Henry Ford met deze grondstof. Hij zag soja als een soort wondermiddel, geschikt als brandstof voor zijn auto’s en grondstof voor carrosseriedelen. Daarnaast geloofde hij heilig in de heilzame werking van sojabonen als voedingsmiddel. Als vegetariër en geheelonthouder at en dronk hij veel sojaproducten. Zijn vrouw Clara nam af en toe een glaasje wijn en at vlees, zoon Edsel rookte, tegen de wens van zijn vader in.
In het gebouw staan ook de landbouwvoertuigen die Ford zelf verzamelde, waaronder een Fordson-tractor. Want naast de ontwikkeling van de auto voor de massa was hij een drijvende kracht achter de mechanisatie van de landbouw. Het boerenwerk was zwaar, wist hij uit zijn jeugd. Waarom zou je de nieuwe technieken niet inzetten om het werken te veraangenamen?
 

De karakteristieke Cotswolds cottages werden speciaal uit Engeland overgebracht. 

Een 19e eeuwse boerderij en een slavenhuisje uit het Zuiden van de VS. 

In dit huis in deze kamer werkte Noah Webster aan zijn woordenboek. 

 

Cotswolds
In een openluchtmuseum dat de Amerikaanse historie moet verbeelden, passen geen Britse Cotswolds cottages. Toch staan ze er. De verklaring is eenvoudig. Henry Ford was er dol op. Hij liet hele huizen in stukken vanuit Engeland overkomen. Omdat geen Amerikaanse bouwvakker wijs kon worden uit al die genummerde stenen, kwamen vervolgens vaklieden uit Engeland om de huizen weer op te bouwen. Eén van de objecten is een smidse, klaar om zo weer te gaan gebruiken. Het zal niet gebeuren. De geschiedenis heeft de werkplaats ingehaald.
Wel passend in een dorp over het Amerika van eertijds zijn de slavenhuisjes van 1820 uit Georgia. Ze zijn lang na Fords dood aan het museum toegevoegd. Als de slaven arriveerden, stond er niet eens een bed in. Pas als ze langer ergens werkten en het geluk hadden resthout te mogen gebruiken, konden ze zelf eenvoudige meubeltjes maken. Wat een verschil met het luxe onderkomen van de vader van het Amerikaanse woordenboek, Noah Webster. "Vanaf 1834 werkte hij hier, aan een tafel in het midden van de kamer, omringd door hoge stapels boeken", aldus het informatiebord aan de muur.
 

Greenfield Village haalt oude tijden weer naar boven, met oude fietsen, een stoomtrein....

...de traditionele paard en wagen en natuurlijk het moderne vervoer: de auto.

Een oude draaimolen brengt historie en hedendaagse commercie goed bij elkaar.

Schone stoepen, perfecte straten: zo was het vroeger natuurlijk niet. 

Gras en bomen zijn prachtig groen. Dat vergt het nodige onderhoud en kunstmatige watervoorziening. 

Echt
Op de achtergrond klinkt de hele dag af en toe de fluit van de stoomlocomotief. Als toeristische attractie maakt die rondjes door het park. Op het grasveld voor het kerkje kunnen kinderen spelletjes van vroeger doen. In het oude postkantoor zijn kaarten en postzegels van 2010 te koop, om het thuisfront te laten weten dat je even in de wereld van Henry Ford bent geweest.
Greenfield Village is echt, maar toch ook weer niet. Het is veel schoner, opgeruimder en vriendelijker dan het Amerika van die tijd ooit is geweest. Het gras is prachtig kort geknipt en ondanks de hitte bijna oneigenlijk groen. In de straten zit geen gat of kuil. Zelfs de wegen buiten het park zijn niet zo mooi. De oude Fords, een enkele ingehuurde berijder van een oude fiets en de paardentram hebben het vroeger nooit zo gemakkelijk gehad.
Fords openluchtmuseum verbindt vroeger en nu. Greenfield Village is onderdeel van een commerciële onderneming die los staat van de Ford Motor Company. Het museum heeft zware tijden gekend toen het bezoekersaantal terugliep. Ondanks de economische crisis draait het bedrijf al weer jaren met winst. 65% van de inkomsten zijn afkomstig van de entreegelden en de extra uitgaven van bezoekers, 35% is afkomstig van giften en andere particuliere ondersteuning. De familie tast geregeld in de buidel. Overgrootvader had het van zijn achterkleinkinderen en hun kinderen niet anders verwacht. De historie van Amerika moet voor altijd bewaard blijven.


historische opnamen van de productie van de T-Ford

Wil je de oude gebouwen goed conserveren, is af en toe onderhoud nodig. 

 

  


2. Henry Ford Museum - van bewaarplaats tot uitstalkast
 

Het karakteristieke torentje - replica van de Independence Hall - is de ingang van het Henry Ford Museum. 

Het gebouw is inmiddels ook al een 'old timer'. De omgeving is schitterend verzorgd; het gras krijgt kunstmatig water.  

Voorwerpen zijn de beste verslaggevers van de historie. Die visie van Henry Ford is de basis van het museum over de Amerikaanse geschiedenis dat zijn naam draagt. De gevel van het museum is een replica van de Independence Hall in Philadelphia, waar in 1776 de Amerikaanse onafhankelijkheid werd bevestigd. Binnen ligt achter glas de onafhankelijkheidsverklaring, één van de dertig overgebleven originele afschriften die destijds zijn gemaakt om het nieuws uit te dragen. Het is één van de vele voorwerpen uit de geschiedenis, net als de stoel waarin Abraham Lincoln werd doodgeschoten en de autobus waarin Rosa Parks weigerde als kleurling plaats te maken voor een blanke. Een bord op een wachtkamer vermeldt dat dit gedeelte bestemd is voor niet-blanken. In een vitrine staat een pop in Ku Klux Klan-uitmonstering.
De afdeling With Liberty and Justice for All van het Henry Ford Museum is indrukwekkend. Het is een aangrijpend driedimensionaal geschiedenisboek.
 

De Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring aan het begin van dit museumonderdeel.

De bus waarin Rosa Parks weigerde zich te conformeren aan de rassenscheiding.  

Kogel
Uit luidsprekers bij filmbeelden klinken de beroemde woorden “I have a dream” van dominee Martin Luther King. Geweldloosheid predikend, maakte een kogel een eind aan zijn leven. We horen de woorden van presidentskandidaat Robert Kennedy bij de begrafenisplechtigheid van King. Als geen ander voelt hij mee. Zijn broer, president John F. Kennedy, is nog geen vijf jaar eerder doodgeschoten. Twee maanden later wordt Bobby Kennedy zelf vermoord. De voorwerpen, foto’s en beschrijvingen doen je beseffen hoe historisch het moment is geweest, nog maar kort geleden, waarop Barack Obama als niet-blanke de president van de Verenigde Staten werd. Een paar kilometer verderop, in Detroit, vielen in 1967 bij rassenrellen nog meer dan dertig doden en honderden gewonden. Het land van de vrijheid en onafhankelijkheid kent op het vlak van de binnenlandse mensenrechten een zeer bewogen geschiedenis.

 

De rassenproblematiek in de VS wordt indringend zichtbaar gemaakt. 

De strijd voor gelijke rechten voor niet-blanken en vrouwen is een belangrijk thema. 

Objecten
In 1906 begon Ford met het verzamelen van historische objecten. In de jaren twintig richtte hij een museum op om ze te bewaren en tentoon te stellen. “I am collecting the history of our people as written into things their hands made and used.... When we are through, we shall have reproduced American life as lived, and that, I think, is the best way of preserving at least a part of our history and tradition”.
Tachtig jaar later bezit het museum een enorme verzameling van allerlei zaken, groot en klein: voorwerpen die de geschiedenis vertellen. Het zal niemand verbazen dat een ruime collectie historische auto’s daarvan een belangrijk deel vormt. Wie vanaf de ingang onder het opvallende torentje de grote hal betreedt, ziet echter als eerste een vliegtuig, onderdeel van één van de vier tentoonstellingsruimten.
 

De geschiedenis van auto en samenleving in beeld gebracht.  ►overzichtsfilmpje

McDonald's en Holiday Inn zijn nauw verbonden met vrije tijd en automobilisme. 

Een wegrestaurant en een Dodge tankwagen als tekenen van de jaren '50 en '60.  

McDonald's
Voordat we dieper duiken in de achtergronden van de Heroes of the Sky, slaan we rechtsaf, naar de afdeling The Automobile in American Life. Gezien de achtergrond van zijn stichter, is het niet verwonderlijk dat er veel ruimte is ingeruimd voor de auto als onderdeel van de Amerikaanse samenleving. Van ver zijn de lichtreclames van Holiday Inn en McDonald's te zien, zo onverbrekelijk met het automobilisme verbonden. Een snelwegrestaurant van weleer completeert de lichtkermis.
Dit is nadrukkelijk geen Ford-museum. Toch is de verbintenis met het merk van zijn grondlegger overduidelijk zodra je binnenkomt. Als eerste zien we namelijk een glazen vitrine met daarin de originele Quadricycle, Henry Fords eerste auto uit 1896.
 

Henry Fords eerste auto uit 1896 wordt bewaard in een vitrine.

Royale
Vlak hierachter staan twee iconen uit de Amerikaanse autohistorie, de commercieel geflopte naoorlogse Lincoln Continental en de 1959’er Cadillac Eldorado met de bekende grote “staartvinnen”. Niet minder kenmerkend is de schoolbus, in dit geval een vroeg type, gebaseerd op een Ford T.
Alsof het verder de gewoonste zaak van de wereld is, behoort tot de museumcollectie een Bugatti Royale. Slechts zes auto’s van dit type zijn gemaakt. Foto’s verdoezelen de reusachtige afmetingen. Het gaat hier om een cabriolet met een koetswerk van Weinberger uit München, in 1932 verkocht aan dokter Fuchs. Oorspronkelijk was de auto zwart met geel. Een latere eigenaar heeft dat veranderd in ivoorwit en liet er andere wielen onder zetten. Sindsdien is dat zo gebleven. Een Royale is miljoenen waard.
Hiermee vergeleken is de merkwaardig hoge Rolls-Royce Phantom I van bankierszoon J.P. Morgan jr. bijna gewoon. Aan de Stutz Bearcat in hetzelfde rijtje loop je bijna achteloos voorbij. 
 

Vlak bij de Quadricycle staan de Ford schoolbus van 1927 en een Lincoln Continental.   

De Cadillac uit 1959 met de beroemde achterkant is een symbool van Amerika van eind jaren vijftig.   

Bugatti Type 41 Royale met koetswerk van Weinberger: een letterlijk unieke auto. 

De kolossale wagen is één van de waardevolste ter wereld. 

Stutz Bearcat 1923 en Rolls-Royce Phantom I van 1926. 

Presidenten
Vervolgens trekken vier zwarte Lincoln-limousines de aandacht. Ze hebben vlaggen aan de voorzijde. Het zijn presidentiële auto’s uit verschillende tijdvakken. Met elkaar hebben ze vele presidenten gediend. De meest bizarre is de Lincoln Continental 1961 waarin John F. Kennedy op 22 november 1963 in Dallas werd doodgeschoten. Na zijn dood is de auto opgeknapt, veranderd van cabriolet in gesloten limousine en van extra bepantsering en kogelvrij glas voorzien. Tot 1977 maakten de presidenten Johnson, Nixon, Ford en Carter er gebruik van. De laatste drie konden ook beschikken over een Lincoln uit 1972. In deze auto werd Ronald Reagan afgevoerd na de mislukte aanslag op zijn leven. Latere presidentsauto’s dan de auto uit 1972 zul je in musea niet tegenkomen. In opdracht van de Secret Service worden ze tegenwoordig na gebruik vernietigd. Dan kan niemand gaan snuffelen.
 

In deze auto werd John F. Kennedy in 1963 in Dallas, Texas, vermoord.  

De laatste presidentiële limousine die in een museum staat, uit 1972. 

Plexiglas
De voorganger van de “Kennedy-auto” is een Lincoln Cosmopolitan 1950, onder meer gebruikt door president Eisenhower. Het was aanvankelijk een open auto, maar de president liet boven de achterzitplaatsen een kap van plexiglas maken. Zo kon bij regen toch worden gereden en het volk toegezwaaid. Aan deze bijzondere voorziening dankt de auto de bijnaam Bubble Top.
De vierde limousine dateert van 1939 en hoort bij oorlogspresident Franklin D. Roosevelt. Ook dit is een open auto, al heeft men de kap voor de tentoonstelling gesloten.
Er staat nog een vijfde presidentieel voertuig, gebruikt tussen 1902 en 1928. Het is een koets. President Theodore Roosevelt hield niet van auto’s. Anders dan de gemotoriseerde limousines is de koets niet speciaal voor de inwoner van het Witte Huis gemaakt.
 

De Lincoln uit 1939 van oorlogspresident Franklin D. Roosevelt.

President Eisenhower liet zijn Lincoln voorzien van een plexiglazen kap, de "Bubble Top".  

Details van de Bubble Top boven de achterbank.  

Theodore Roosevelt hield niet van auto's en hield het bij de traditionele koets. 
grotere foto's van de presidentiële limousines

Tucker
We lopen verder naar de opstelling die een overzicht geeft van een eeuw autogeschiedenis. Het gaat vooral om alledaagse modellen, al geldt dat niet voor alle auto's. De Tucker van 1948 is zo'n bijzonderheid. Het is er één van de in totaal 51 die er zijn gemaakt. Dit is de zestiende. Ondernemer, doorzetter, enthousiasteling en bon vivant Preston Tucker wilde tegenover de gevestigde orde een revolutionair nieuw soort auto presenteren. Er zat een helicoptermotor achterin, de auto was gestroomlijnd en voorzien van tal van veiligheidsvoorzieningen. Het verhaal wil dat de Grote Drie (General Motors, Ford en Chrysler) de nieuweling op alle mogelijke legale en illegale manieren hebben tegengewerkt. Tucker kreeg te maken met allerlei rechtszaken. Uiteindelijk won hij die, maar pas nadat zijn bedrijf bankroet was gegaan. Een ietwat geromantiseerde maar interessante presentatie van die historie is de film Tucker die Francis Ford Coppola in 1988 maakte.
 

Route 100 beeldt de ontwikkeling van de auto uit met rechts de revolutionaire Tucker uit 1948. 

Een Nash met daarvoor een Volkswagen Kever: Amerika van de jaren vijftig.  

Selden
Bijna een halve eeuw eerder bond Henry Ford de strijd aan met George Selden. De uitvinder en advocaat had in 1879 octrooi aangevraagd op zijn ideeën voor een auto met benzinemotor. Hij wist de toekenning zestien jaar te vertragen om zo het juiste moment te kiezen om zijn vinding te gelde te kunnen maken. In 1895 werd het octrooi verleend en alle Amerikaanse autofabrikanten betaalden hem licentiegelden. Alleen Henry Ford weigerde dat, met een jarenlange juridische strijd tot gevolg. De auto van Selden bestond echter alleen op papier. Ten behoeve van de rechtszaken werden in 1907 twee modellen gebouwd. Eén ervan staat hier in het museum. Men dacht toen nog dat de octrooiaanvraag in 1877 was ingediend, vandaar dat dit jaartal op de zijkant staat.
 

De octrooiauto van Selden, in 1907 alsnog gebouwd. 

Wereldauto 
De Route 100, zoals de expositie heet, eindigt bij een Ford Escort, één van de eerste wereldauto’s van het merk. Daarvoor staat een Honda Accord, symbool voor de “aanval” van de Japanners op de Amerikaanse markt. Het is de eerste auto van een Japans merk die in de Verenigde Staten van de band liep. Op het nummerbord - van de staat Ohio - staat USA 001.
Natuurlijk ontbreekt de Volkswagen Kever niet (in Amerikaanse uitvoering met banden met witte zijvlakken), net zo min als diens General Motors-tegenhanger, de door Ralph Nader als gevaarlijke auto bestreden Chevrolet Corvair met een luchtgekoelde motor achterin.
Speciale aandacht is er voor twee pioniermodellen: de beroemde racewagen 999 waarmee Henry Ford publiciteit genereerde voor zijn merk en een Packard uit 1903 waarmee voor het eerst het land werd doorkruist.
 

Een T-Ford en een tweedeurs Ford-sedan uit de jaren vijftig: vervoer voor de "gewone man".  

De jaren zestig tot tachtig: de omstreden Chevrolet Corvair, een Toyota Corona, een Honda Accord en een Ford Escort.  

De 999-racewagen van Ford en een Packard waarmee in 1903 het land werd doorkruist.

 

Stroomlijn
Buiten dit historisch overzicht, benadert het Henry Ford Museum de autogeschiedenis vooral thematisch. Zo wordt ingegaan op elektrische en stoomauto’s, die in de beginjaren een serieus alternatief voor de benzinemotor leken te zijn. Een rariteit is de Doble stoomwagen uit 1924, een luxe limousine die een ongekende topsnelheid van 160 km/u kon halen. Een ander thema is goederenvervoer, met ook weer opvallende modellen. Zo maakte het bedrijf Fruehauf in 1914 een oplegger op basis van een T-Ford uit 1911.
Speciale aandacht is er verder voor vormgeving door de jaren heen. In de jaren dertig werd stroomlijn opeens een thema. Een voorloper was de Chrysler Airflow, zó vooruitstrevend dat de klanten er niet aandurfden. Het werd een flop. Een paar jaar later probeerde Lincoln het weer, met behoud van wat klassiekere elementen als de vorm van de grille en de plaats van de koplampen.
Naast de serieproducten waren er de unieke en daardoor prijzige modellen van koetswerkbouwers, precies gemaakt naar de wensen van de klant. Een Duesenberg en Chrysler zijn daar voorbeelden van. Let eens op de koplampen van de Chrysler. Die zijn speciaal gestileerd, zodat de vorm aansluit bij die van de bovenkant van de radiator en motorkap.
Het museum besteedt ook aandacht aan het belang van doordachte vormgeving. Een aantal keren in de Ford-historie verkeerde het bedrijf in een ernstige crisis en zorgden succesvolle modellen voor de noodzakelijke opleving. De Ford van 1949 en de Mercury Sable van de jaren tachtig zijn daarvan goede voorbeelden. Terecht krijgen ze hier aandacht.
 

Een elektrische auto uit de beginjaren. 

Twee vrachtwagens: een oplegger op basis van een Ford uit 1911 en een Federal Truck van 1910.

Doble hield het vol tot midden jaren twintig om stoom als aandrijving te gebruiken. Deze auto is van 1924. 

Duesenberg J, één van de mooiste auto's die in Amerika zijn gemaakt. Deze heeft een Rollston-koetswerk.

Links de achterkant van de Duesenberg, rechts van de Chrysler (zie ook hieronder).  

Twee voorbeelden van 'custom designed'-automobielbouw. 

De vorm van de koplampen sluit aan bij die van radiator en motorkap.  

Een LaSalle, de goedkope variant van de Cadillac, uit de jaren dertig, nog klassiek gelijnd.

Stroomlijn werd in de jaren '30 een thema: links de geflopte Chrysler Airflow, rechts een Lincoln.  

De Ford van 1949 was cruciaal voor het voortbestaan van het bedrijf na de oorlog. Het werd een knaller. 

In de jaren tachtig werd de opvallende Mercury Sable een kaskraker.  

Marketing
Bijna elk zichzelf respecterend automuseum presenteert zijn bezoekers een paar unieke modellen, zoals prototypen of conceptcars. Tussen sportieve seriemodellen uit de jaren zestig staan er een paar. De ontwerpers van Ford leefden zich in 1962 uit op een showmodel met middenmotor om het sportieve karakter van het merk te accentueren. Lekker gemaakte klanten kochten een paar jaar later massaal de sportieve Mustang. Die auto geldt als hét voorbeeld van goede marketing. Concurrent American Motors had het nakijken, terwijl toeleverancier Budd uit Troy een paar jaar eerder een voorbeeld van een sportieve cabriolet aan de directie had gepresenteerd, hopend dat ze de koetswerkdelen mocht gaan maken. Verder dan één exemplaar van deze Rambler XR400 is het niet gekomen.
 

Carrosseriemaker Budd ontwikkelde deze auto op basis van een Rambler 1962. Het bleef bij een prototype.   

Prototype voor de Mustang (links) en de Cornell Safety Car van 1956 (rechts).  

Links vooraan een Buick Riviera.  

Aluminium
Een kleine veertig jaar eerder had aluminiumproducent Alcoa geëxperimenteerd met een voor 85% uit aluminium opgetrokken Pierce Arrow om zo de kwaliteiten en mogelijkheden van het materiaal te laten zien. De hoge kosten en beperkte beschikbaarheid van het aluminium verhinderden serieproductie.
Een merkwaardig gevormde, groene auto staat wat verder naar achteren. Het is een Cornell Safety Car uit 1956 met talloze veiligheidsvoorzieningen lang voordat ze standaard werden. De wagen maakte onderdeel uit van het Automotive Crash Injury Research Project dat experimenteerde met botsproeven. Aanvankelijk werden echte lichamen van overleden mensen gebruikt, later dummies.
 

Alcoa toonde met de Pierce Arrow wat met aluminium gedaan kon worden.   

Links een Detroit Electric 1914 met daarachter een Essex 1924, rechts een Auburn.  

Vagabonds
Midden in de hal lopen we aan tegen een paviljoen met bomen en struiken. Dit duidt op een ander aspect van de relatie tussen auto en samenleving: de recreatie. De auto bood de Amerikanen de gelegenheid om in de vrije tijd de natuur in te trekken en het land verder te verkennen. Overnachten in tent of caravan werd populair. Eén van de pioniers was Henry Ford zelf. Samen met zijn vrienden Thomas Edison, Harvey Firestone (van de banden) en natuurkenner John Burroughs trok hij er jaren achter elkaar af en toe op uit. Hun geuzennaam was ‘the vagabonds’. Echt primitief ging het er niet aan toe. Een hele staf ging mee voor het koken en de ondersteuning. Ford kon wel aan de noodzakelijke vrachtwagens komen…
Al deze informatie krijgt de bezoeker van het Ford Museum voorgeschoteld via goed verzorgde informatieborden. In vitrines liggen relevante voorwerpen, precies zoals de oprichter het had gewild.
Aan de rand van de autoafdeling gaat het museum in op andere vormen van wegvervoer: de koetsen en de treinen. Er staat een kopie van de eerste trein, maar ook een levensgrote stoomlocomotief. Het is een mal gezicht, zo’n groot, log, zwart gevaarte op het blinkend gepoetste parket dat overal in het museum ligt.

 

Zo trokken Ford, Edison, Firestone en Burroughs er als "vagabonds" op uit.  

Mooi verzorgde decors scheppen een sfeervolle omgeving voor de auto's van toen.   

De auto - met caravan of als kampeerbus - maakte recreatie voor grote groepen mogelijk.   

Vitrines met onderdelen en originele reclame-uitingen geven extra inzicht in de historie.  

General Motors Autonomy (2002): aangedreven door waterstof en met elektronische stuurinrichting en remmen.  

Voorlopers van de autoverkeer keurig op het parket geparkeerd: een replica van de eerste trein en een Omnibus uit 1885.  

Noordpool
Het tempo waarmee we de vliegtuigafdeling doorlopen, ligt aanmerkelijk hoger. Dat ligt niet aan het museum, maar aan de eigen belangstelling. De presentaties zijn minstens zo goed verzorgd en de insteek is dezelfde als bij de auto’s: welke bijdrage heeft de beginnende luchtvaart geleverd aan de verandering van de samenleving en het letterlijk verleggen van grenzen.
Een replica van het eerste toestel van de gebroeders Wright uit 1903 verhaalt over de beginperiode. Ernaast staat het vliegtuig waarmee Richard Byrd in 1926 naar de Noordpool vloog. Althans, naar eigen zeggen, want de claim is altijd in twijfel getrokken en vermoedelijk ook onjuist. Het is vrijwel zeker dat hij er nooit is geweest en op driekwart van de afstand moest terugkeren. Het toestel draagt de naam Josephine Ford, naar de dochter van Edsel Ford die de expeditie financieel ondersteunde. Omdat Fokker niet wilde dat het toestel voor een Ford werd gezien, liet hij zijn naam in grote letters op de romp schilderen.
Het bekende Ford-logo zien we op een toestel uit 1926, één van de drie of vier die bij het bedrijf zijn gemaakt. Charles Lindbergh heeft er nog in gevlogen.
Van de negencilinder Ford Trimotor uit 1928 zijn er veel meer gemaakt, 199 om precies te zijn. Producent was de Stout Metal Airplane Company, een divisie van de Ford Motor Company. De naam van Byrd komt nogmaals langs. Met dit toestel heeft hij over de Zuidpool gevlogen.
Overigens was Henry Ford geen liefhebber van vliegen. Slechts drie keer maakte hij een vlucht.
 

Op de vliegtuigafdeling onder meer een replica van het Wright-toestel (links).  

Het luchtvaartavontuur van Ford was van korte duur. Massafabricage en -verkoop als bij auto's bleek toch niet zo simpel.  

Byrd maakte expedities naar de Noord- en Zuidpool, al wordt het resultaat van de eerste betwist.  

Etalage
Naast de afdelingen over vrijheid en gerechtigheid, de auto en de luchtvaart is er een vierde: Made in America, een etalage van producten en technieken uit het verleden. Dit deel benadert nog het meest het oorspronkelijk idee van Ford. Het driedimensionale geschiedenisboek van Amerika herbergt imposante stoommachines, zware locomobielen, het prototype van Fords eerste tractor en het productiemodel, maar ook een presentatie van oude meubelen. Een nieuw onderdeel vormt een overzicht van het dagelijks leven in de net afgelopen eeuw, met zaken als de ontwikkeling van de televisie, een moderne keuken uit de jaren vijftig en een jukebox. Als laatste onderdeel is er een natuurgetrouwe weergave van een puberkamer uit de jaren zestig. Veel mag veranderen, sommige zaken blijven van alle tijden. Daarvoor had Henry Ford geen museum hoeven oprichten.

 

Reusachtige motoren (links) dreven alle machines in een fabriek aan (rechts).

Een loeizware stoomlocomobiel uit het tijdperk van vóór de auto.

Fords prototype voor een tractor van rond 1907 en het eerste seriemodel uit 1917.  

Meubelen van Amerikaanse bodem: vanaf 1906 verzamelde Henry Ford dergelijke zaken.  

Een keuken uit 1930 en een jukebox: tekenen van de tijd.  

Een onopgeruimde puberkamer: sommige fenomenen zijn van alle tijd.

Op de parkeerplaats worden heden en verleden letterlijk met elkaar verbonden. De klassieker is een Ford Falcon, jaren '60.

 

   Bijlage: Ford-stamboom - bron: wikipedia

 

 

   Bekijk ook: 

 

 

Geschiedenisles zoals Henry het wilde   
 
Na twaalf jaar brengen we opnieuw een
bezoek aan het Henry Ford Museum en
Greenfield Village in Dearborn. 
 
 
mei 2022