Techno-Classica
Essen (D)
●
Toonaangevende beurs voor klassiekers
●
Grootse paviljoens Duitse
automerken
●
Auto's in alle soorten en maten
●
Speciale koetswerken en bijzonderheden
●
Van huisvlijt tot professionele ombouwers
maart 2014
In Essen 'keine Zeit zum essen'
De jaarlijkse klassiekerbeurs Techno-Classica
in het Duitse Essen is een begrip. In twaalf hallen presenteren handelaren hun
klassieke koopwaar, laten gespecialiseerde bedrijven hun vakmanschap zien en
proberen verkopers van onderdelen, literatuur en autogerelateerde hebbedingetjes
kooplustige klanten te verleiden. De Duitse autoconcerns maken van de
gelegenheid gebruik met indrukwekkende presentaties van de topmodellen uit hun
historie het imago verder te versterken. In autominnend Duitsland kan een
dergelijk evenement rekenen op een stroom aan bezoekers. In vijf dagen komen er
meer dan 200.000 langs de kassa. We sloten ons dit jaar graag bij hen aan.
 |
Iets minder
dan vijf uur staan ons ter beschikking. Het is even na elven als we de bus
uitstappen. Om klokslag vier staat hij weer bij Eingang Ost voor de terugreis.
Vijf uur. Dat is veel te weinig om alles te zien, zegt iedereen die er al eens
eerder was. De klassiekerbeurs van Essen is bekend vanwege de omvang. Twaalf
hallen vol auto’s en aanverwante zaken. Het is als bij grote musea zoals het
Louvre in Parijs. Je moet tevoren bedenken wat je wilt gaan zien en de rest
vergeten. Maar ons interessegebied is groot én we zijn Hollanders. Dus willen we
zoveel mogelijk zien als we er dan toch zijn. Geen lange koffiepauzes dus. Geen
uitgebreide lunch. Geen tijd verkwisten. Werk aan de winkel. Een hobby is hard
werken.
Direct voorbij ingang Oost is de
stand van BMW. Rechts de Isetta en achterin een Goggomobil.
Blikvangers
Direct voorbij de ingang worden we verwelkomd door de Bayerische Motoren Werke.
Twee blikvangers strijden om de aandacht. De ene is een witte vooroorlogse 328
Coupé met een bijzonder gestroomlijnd koetswerk. Ooit deed de auto mee aan de
Mille Miglia, de race van duizend mijlen door Italië. De andere is zwart met een
niet minder strakke huid. Het is de splinternieuwe i8, BMW’s elektrische
sportwagen die, net als de roemruchte voorganger, grenzen moet gaan verleggen.
Het Beierse merk koppelt heden aan verleden om te laten zien dat de hedendaagse
innovatie diep geworteld is in het wezen van de onderneming. Vooruitstrevendheid
als onderdeel van het DNA, al uit zich dat in ieder tijdvak weer anders. Ook
minder baanbrekende concepten uit vroeger tijd worden gekoesterd. We zien onder
meer een 'Barockengel' van begin jaren vijftig, een Isetta en de daarvan
afgeleide 600. In de ooghoeken ontwaren we nog een Goggomobil, een product van
het bedrijf van Hans Glas dat in 1966 door BMW werd overgenomen. Bij geen van
die auto’s staan we lang stil. Je komt ze geregeld tegen bij
liefhebberbijeenkomsten en in musea. We moeten immers voort, op speurtocht naar
bijzonderheden.
 |
BMW 328 Mille Miglia.
De auto met de opvallende extra
schijnwerper is blikvanger van de stand.
De andere blikvanger is de
allernieuwste BMW i8.
Met de elektrische sportwagen wil
BMW grenzen verleggen.
De klassieke Rolls-Royce had
minder bekijks dan de nieuwe.
Nostalgie
BMW is niet het enige automerk dat uitpakt op de klassiekerbeurs. Volkswagen
heeft een hele beurshal gevuld met de merken die tot de groep behoren. De show
in Essen mag dan maar vijf dagen duren, er is flink in de beurs getast om een
smaakvolle stand te ontwerpen. Bij het moedermerk spelen de Kever en Transporter
de hoofdrol. Nostalgie is het trefwoord. De rood-bruine Samba-uitvoering van het
eerste ‘Volkswagenbusje’ roept warme gevoelens op. Het is wel een merkwaardige
versie, met zijdeuren aan de linkerkant. Ook een okergele T2 is een herinnering
aan de jeugdjaren. Voor de jongeren is de T3 dat ongetwijfeld ook. Bij de
informatiebalie ligt een brochure “Erinnern. Erleben. Erhalten”.
Volkswagen helpt liefhebbers hun klassieker weer in topconditie te brengen en
het verleden tot toekomst te maken. Als je verknocht bent aan toeren met een
ouderwetse kampeerwagen maar twee linkerhanden hebt, helpt de fabriek je uit de
brand. Een speciale afdeling richt zich op het restaureren van de oudjes.
Desnoods wordt alles uit elkaar gehaald, hersteld en weer gemonteerd. Dan is je
portemonnee vermoedelijk een moderne kampeerwagen lichter, maar liefde kost nu
eenmaal geld.
 |
 |
Op de Volkswagen-stand kan de
Kever natuurlijk niet ontbreken.
Links een Kever en rechts een
1600 Variant van 1972 en zijn opvolger, de Passat Variant van twee jaar later.
Nostalgie in optima forma: de
Samba-bus, met opmerkelijk de deuren aan de linkerkant.
VW T2 en T3, inmiddels ook al
klassieke auto's.
Trots
Aan de overzijde van het looppad toont ook Volkswagens Tsjechische dochter Škoda
met trots haar verleden. Dat kan tegenwoordig weer. De tijd van de hoon is
verdwenen. Dat in het communistische tijdperk Škoda synoniem was voor
achterlijke modellen van allerbelabberdste kwaliteit, lag niet zozeer aan
technische onkunde maar aan politieke onwil. Nadat de Duitsers in 1991 de
helpende hand reikten, werd aangeknoopt bij de traditie van kwaliteit en
inventiviteit. Uit de musea in Mladá Boleslav en Wolfsburg zijn mooie
klassiekers naar Essen getransporteerd. De meeste kennen we. Dus een fotootje en
dan vlug weer verder. Audi en Seat doen we een volgende keer wel. Maar de hal
verlaten zonder te stoppen bij de Bugatti Veyron kan natuurlijk niet.
Er gaan dagen voorbij dat je er geen drie op een rijtje ziet staan. Het zijn wel
allemaal de ‘gewone’ versies, niet de krachtiger Super Sport. De tamme variant,
zullen we maar zeggen. Die van 1001 pk en 400 km/u.
 |
 |
De eerste Laurin&Klement
(voorloper van de Škoda) en een model van
enkele jaren later.
Een Laurin&Klement Type 110,
gebouwd tussen 1925 en 1929.
Links een vooroorlogse Popular, rechts een
naoorlogse Octavia, beide waren succesvolle modellen van het merk.
De 1200 was een klassiek ogende
sedan van de jaren vijftig.
Een vijftigjarige: de 1000MB, in
1964 ten tijde van de introductie een modern concept.
1001 pk, meer dan 400 km/u als
top: het vlaggenschip van het Volkswagen-concern.
Er gaan dagen voorbij dat je geen
drie Bugatti Veyrons bij elkaar ziet.
Machtsvertoon
Van de Duitse merken is Mercedes-Benz in Essen heer en meester. Wat een
machtsvertoon! Een hal vol sterren. In een grote stelling staan historische
racewagens uit de omvangrijke fabriekscollectie in drie lagen boven elkaar.
Midden in de hal is een etage gebouwd met ook nog eens een handvol deelnemers
aan historische ritten en races. Eén ervan is een donkergroene Benz die in 1910
meedeed aan de Prinz Heinrich Fahrt, 1900 kilometer door Duitsland. In
2012 is het koetswerk gereconstrueerd. Het tweelingbroertje kennen we maar al te
goed. Dat staat in het Louwman Museum, iets lichter groen en zonder biesjes.
De dames achter een balie prijzen het Mercedes-Benz museum aan. Daar staan nog
veel meer klassiekers. Je moet als liefhebber een keer naar het in 2008 geopende
museum, is hun boodschap. 2008? 2006 zul je bedoelen. De correctie wordt niet op
prijs gesteld. En al helemaal niet aangenomen. Ze zijn duidelijk geïnstrueerd:
het museum bestaat 6 jaar en is in 2008 geopend. Leider nicht, es war
bestimmt 2006. Het maakt geen indruk. Vol ongeloof proberen ze bij collega’s
alsnog hun gelijk te halen, maar er is even niemand in de buurt. Geeft niet,
dames. Je kunt niet alles weten. Maar niet te eigenwijs graag. We waren er echt
in 2006, een paar maanden na de opening, op vrijdagmiddag 6 oktober om precies
te zijn. Ook bij Mercedes is niet alles perfect.
 |
Mercedes-Benz eiste een hele hal
voor zich alleen op en het was niet de kleinste hal.
Mercedes Simplex 1902, 4
cilinders, 6500cc, 40 pk, topsnelheid 112 km/u.
Links: de aandrijving liep nog
via een ketting.
Benz racewagen uit 1910, het
tweelingbroertje van het model in het Haagse Louwman Museum.
Een Mercedes-Benz SSK uit 1928.
De K staat voor Kurz: de auto heeft ten opzichte van de SS een verkorte
wielbasis.
Mercedes-Benz 300SL 1952, ingezet
bij de Panamericana race in Mexico. Top: 240 km/u
Mercedes-Benz 300 SLR 1955, 8
cilinders, 2982 cc, 302 pk, topsnelheid meer dan 300 km/u.
Historische racewagens in drie
lagen boven elkaar gezet.
Een Mercedes-racewagen uit 1914.
De bescherming voor de rijder was minimaal met alleen een heel klein ruitje.
Achterop een speciale bak voor de
reservewielen.
Met zijn standopbouw toont
Mercedes-Benz in Essen heer en meester van de show te willen zijn.
Twee van de beroemde Silberpfeile
uit de jaren dertig (►zie
ook de eerdere tentoonstelling in het Louwman Museum).
De zilverkleur werd zowel voor
als na de Tweede Wereldoorlog door Mercedes-Benz gebruikt.
Net als bij personenwagens maakt
een halve eeuw een groot verschil.
Historische voertuigen uit
verschillende tijdvakken waren bijeengebracht.
Links snelle uitvoeringen van de
Mercedes-Benz 190, rechts de jubilerende Unimog (1974-2014).
Bezienswaardigheid
Kiezen. Je kunt niet alles zien. Met dat in het achterhoofd besluiten we de vele
Mercedessen elders op de beurs te laten voor wat ze zijn. De SL’s en luxe sedans
kom je immers vaak tegen op manifestaties als deze. Zelfs een 300SL vleugeldeur
– al dan niet origineel – is voor doorgewinterde museumbezoekers geen echte
bezienswaardigheid. Schitterend, maar bekend. We kunnen het niettemin niet laten
een plaatje te maken van een SL met van die onooglijke Amerikaanse bumpers en
bijpassende koplampen. De wetgevers aan de overkant van de plas zijn geen
autoliefhebbers, dat is wel duidelijk.
Het negeren van sportwagens met een ster lukt maar ten dele. Op de stand van
onze Brabantse vrienden van Classic Park, in eigen land druk bezig met de
voorbereiding van de opening van het nieuwe automuseum langs de A2 bij Boxtel,
staat een wel heel exclusieve 190SL. Alleen de echte specialisten ontdekken het:
het is een hele vroege, de zeventiende die van de band kwam. Hoe je dat kunt
zien? Aan het ontbreken van afdekplaatjes in de dorpels en de chroomloze
‘wenkbrauwen’ boven de wielen. Op de stand staat verder de rode Alvis die bij de
beurs in Maastricht dit voorjaar een tweede prijs in de wacht sleepte als bijna
mooiste van de show. De bokaal is mee naar Essen genomen.
 |
 |
Aan de Mercedessen lopen we dit
keer voorbij. Zelfs een vleugeldeur is gewoontjes.
Een Amerikaanse SL met lelijke
bumpers en dubbele koplampen.
Een hele vroege 190SL, herkenbaar
aan onder meer de gaten zonder afdichting in de dorpels.
Als ze dan nog niet verkocht
zijn, staan deze modellen binnenkort bij Classic Park in Boxtel.
In Maastricht sleepte deze Alvis
een prijs in de wacht.
Gewoontjes
Naast de Mercedessen laten we ook de vele tientallen Porsches links liggen. Dat
wil zeggen: de geijkte liefhebbersmodellen als de 356 of 911. Als je
exclusiviteit invult als zeldzaam, zijn ze in een omgeving als deze heel
gewoontjes. Maar het verhaal van de regel en de uitzondering gaat ook hier op.
Kijk maar eens naar de Glöckler-Porsche uit 1956 met zijn merkwaardige
wielkasten, bijzondere achterruit en vreemde deuren. Nee, daar loop je niet
achteloos aan voorbij.
Later zullen we nog een Porsche tegenkomen die zijn confectiepak heeft afgedaan
om zich een maatkostuum te laten aanmeten. De Zwitserse onderneming Beutler is
dit keer de couturier. Hij had ook in dienst van bijvoorbeeld Peugeot kunnen
zijn. In niets lijkt dit op de reguliere sportwagens uit het Duitse huis. In het
Zeithaus in Wolfsburg staat er ook één, maar dan in het bruin. Dat is toch een
stuk chiquer dan dit geel. Nog zo’n maatpak is een Wendler uit 1957, op het
onderstel van Volkswagen, maar met een motor zoals Porsche die destijds ook
gebruikte. Dit is de enige die is overgebleven van een kleine serie. De auto is
te koop. De prijs is op aanvraag. Dat betekent doorgaans: hoog.
 |
Glöckler-Porsche uit 1956 met wel
een heel bijzondere raampartij.
Vrijwel geen onderdeel is
hetzelfde als bij een regulier model, behalve de luchtroosters.
Wendler 1957 op
Volkswagen-basis met een Porsche-motor en een Porsche met Beutler-carrosserie.
Alleen het naamplaatje verraadt
dat het hier om een Porsche gaat.
Metaalkunstenaars
Spotters van bijzondere koetswerken zijn in Essen aan het goede adres. We voegen
ons graag in hun gezelschap en laten ons het werk van vaardige Italiaanse
ambachtslieden en metaalkunstenaars welgevallen. Als Vignale aan de slag gaat,
verandert een standaard Fiatje in een elegant coupeetje. Ook Lancia en Alfa
Romeo blijken mooie vertrekpunten voor het werk met zaag en hamer. Je zou bijna
denken met een klassieke Ferrari van doen te hebben. Het koetswerkhuis Zagato
heeft zo zijn eigen stijl, met de zogeheten coda tronca als handelsmerk.
Excusez le mot: een platte kont. Ook een recent studiemodel heeft
er een, in afstekend zwart bij een rode carrosserie. Een schitterende klassieke
coupé in twee kleuren groen laat zien dat het huis met de Z ook met een
traditioneler achterwerk wel raad weet.
Vignale maakte van een simpel
Fiatje een elegante coupé.
Italiaans mooie lijnen: het lijkt
wel een Ferrari....
...maar het is een Fiat V8 uit
1953. Let op de panoramische vioor- en achterruit.
Vignale maakte ook van een Lancia
een elegante coupé.
De Alfa Romeo 1900SSZ, waarbij de
Z verwijst naar koetswerkbouwer Zagato.
De auto is van 1956. Tussen 1955
en 1957 bouwde Zagato er 28. Let op de twee kleuren groen.
Een Lancia Coupé van Zagato.
Een recent showmodel van Zagato,
de Giulia TZ3 uit 2010.
De coda tronca, de voor
het ontwerphuis karakteristieke rechte achterkant, sluit aan bij de traditie.
Onderscheidend
In hal 3 dompelen we ons verder onder in Italiaanse sferen. Alfa Romeo
onderstreept nog eens zien dat ook alledaagse seriemodellen onderscheidend
kunnen zijn, of het nou een Giulietta uit de jaren vijftig of de jaren zeventig
is. Daarnaast staat een aantal historische racewagens op de stand. Het
fabrieksmuseum in Milaan mag gesloten zijn, door delen van de collectie met
enige regelmaat uit te lenen, komt de liefhebber toch aan zijn trekken.
Er is meer aantrekkelijke Italiaanse kost. Maserati viert zijn eeuwfeest en dat
weet dat goed uit te buiten. Geen beurs of tentoonstelling of er is wel een
paviljoen aan het merk gewijd. En dat terwijl de eerste auto van het merk pas in
1926 het levenslicht zag. Ach, wie maalt erom? Waarom zou je niet ook na 88 jaar
een mooi feestje mogen bouwen? Voor het 2026 is, kan er een hoop gebeuren.
Alfa Romeo Giulietta: modellen
uit de jaren vijftig en zeventig.
Een Spider- en Coupé-uitvoering
van de Giulietta,ontworpen door resp. Pininfarina en Bertone.
Een bestelbusje van Alfa Romeo
ziet je niet zo vaak.
Uit het collectie van het Alfa
Romeo-museum in Arese: de 8C 1931, winnaar van de Grote Prijs van Monza.
Alfa Romeo RL Targa Florio 1923
en P2 uit 1925.
Comfort hoef je niet te
verwachten....
Maserati 3500 met Superleggera
koetswerk van Touring.
Maserati viert dit jaar het
eeuwfeest, hoewel de autoproductie pas in 1926 begon.
Maserati Ghibli en Khamsin, uit
de eerste en tweede helft van de jaren zeventig.
Dit bedrijf is gespecialiseerd in
restauratie van Superleggera-carrosserieën, zoals van deze Maserati.
Atlas
De tijd tikt verder. Een volgende hal lonkt. Ford bewijst dat een maker van
alledaagse gezinsmodellen niet saai hoeft te zijn. Van de familiebolides
afgeleide coupés en cabriolets zijn in het figuurlijke zonnetje gezet. Ze dragen
wel gewoon de naam van hun basismodellen. Zoekend naar een geschikte
typeaanduiding lag bij Ford destijds de Duitse atlas op tafel: Köln, Eiffel en
Taunus. Toen de Duitse en Engelse Fordfabrieken samensmolten tot een Europese
organisatie, werd de pagina van Zuid-Europa opgeslagen. Capri en Granada leken
wel mooie bestemmingen. Van dat laatste type zien we een cabriolet. Een
buitenbeentje, want deze heeft nooit in de showroom van de officiële Ford-dealer
gestaan.
Met als decor een paar Amerikaanse Mustangs laten we voor het goede doel het rad
van fortuin een paar keer draaien. De vrijwilligers proberen zoveel mogelijk
geld binnen te halen en hebben van Ford een greep mogen doen in de kast van
overjarige relatiegeschenken. Het is altijd prijs. Met een 43 keer verkleinde
Ford Fiesta van een paar generaties geleden gaan we verder op onze reis door het
verleden.
 |
Ford zette cabrio's en coupés op
de stand, zoals de Köln, gemaakt tussen 1932 en 1935.
Links een Ford Eiffel met
Gläser-koetwerk, rechts een Taunus met carrosserie van Deutsch.
Ford 20M TS in exclusieve
cabrio-uitvoering van Deutsch.
De Ford Granada en Cortina
stonden als cabriolet niet in de Ford-showroom. Dit is het werk van ombouwers.
De Ford Taunus 20M TS Hardtop
coupé was wel een eigen product van Ford.
De Ford Granada was er als
2-deurs die de lijnen kreeg van een coupé.
Koetswerkbedrijf OSI voorzag de
Ford van een sportieve coupé-carrosserie. Er werd een kleine serie gemaakt.
De Capri Club Deutschland toont
een eerste en derde generatie van de populaire gezinscoupé.
Een Ford Taunus Transit
bestelbusje van rond 1960.
Ford Mustang Fastback, de eerste
serie, herkenbaar aan de kleine achterlichten.
De latere versie zag er een tikje
agressiever uit.
Loterij
Een beurs als deze zet aan tot dagdromen. Stel dat je de loterij zou winnen en
jezelf een cadeautje zou willen geven, waarmee zou je dan naar huis rijden?
Enkele Duitse handelaren willen die vraag wel voor je beantwoorden. Er staan
opvallend veel modellen van Horch te koop. Het antwoord zou ons wel aanstaan.
Wat een luxe, wat een extravagantie, wat een overdaad aan chroom, maar
tegelijkertijd: wat een schoonheden. Daarbij is menige Mercedes uit de jaren
dertig maar gewoontjes, zelfs de topmodellen die het toenmalige nazi-regime tot
zijn favorieten rekende. Dit zijn stuk voor stuk museumstukken, hoewel je ze in
Neerlands topcollectie niet tegenkomt. Wordt het dan een grijs-rode of een
zwart-grijze? Een cabriolet of zo’n nog veel exclusievere coupé? We dromen
lekker verder. Dat is heel voordelig.
Relatief veel klassieke Horchs
stonden te koop.
Elke Horch kun je exclusief
noemen, maar deze coupé wel heel in het bijzonder.
Loterij gewonnen? Dan is dit
misschien je droomaankoop.
Horch-Classic in Stuttgart biedt
deze 853 Spezialroadster aan. Prijs op aanvraag.
Op dezelfde stand stonden nog
meer Horchs te koop.
Deze modellen zijn te koop bij
het Old Timer Zentrum in Osnabrück, gespecialiseerd in Horch.
Niet alle modellen van Horch
hadden zo'n extroverte vormgeving als de luxe roadsters.
Unikat
Zelfs de doorgewinterde enthousiasteling kan in Essen oog in oog komen te staan
met een onbekend model. De Beradino bijvoorbeeld. De rode sportwagen is een
Unikat, uniek in de letterlijke zin. Het is een knap stukje huisvlijt. Een
wat oudere dame geeft graag uitleg. Het ontwerp stamt uit 1961 als
Johannes-Peter Paulussen zijn droomauto ontwerpt, geïnspireerd door de
sportwagens van die tijd. In 1968 begint hij tijdens zijn technische studie de
droom om te zetten in werkelijkheid. Zeven jaar en zevenduizend uur later is hij
klaar. De zelfgemaakte sportwagen krijgt typegoedkeuring. De motor is van een
Porsche 911. Het is een tweeliter. Koetswerk en interieur zijn zelf gemaakt.
Voor onderdelen winkelde Paulussen bij onder meer Jaguar (deurscharnieren), Iso
en Glas (meters op het dashboard). Eigenlijk zijn het drie auto’s: een coupé met
grote achterklep, eentje met en vlakke kofferklep en een cabriolet. Een
vindingrijk bouwdoossysteem maakt het mogelijk. In 2011 is het tijd voor
revisie. Vijftig jaar na het eerste idee maakt de auto op shows zijn rentree. De
vrouw spreekt met trots en overgave. Johannes-Peter blijkt haar man te zijn. De
auto is te huur voor promotiedoeleinden. De naam Beradino komt van een
westernacteur. Paulussen zag hem in de aftiteling van een film en vond het wel
mooi klinken. Zonder enig benul te hebben van al deze achtergronden, is een
jongetje geïmponeerd door de sportwagen. Hij mag achter het stuur gaan zitten
terwijl zijn vader een foto van hem maakt. Die komt straks in het familiealbum.
 |
 |
Een eenmalige creatie, de
Beradino, resultaat van huisvlijt.
Door het verwisselen van
carrosseriedelen kunnen drie verschillende modellen worden geschapen.
Paulussen ontwierp ook het
dashboard zelf en gebruikte instrumenten van Iso en Glas.
Reconstructie
Van idee tot realisatie. Dat is ook het verhaal achter een draadwerk-model even
verderop. Het is een reconstructie in wording van een gestroomlijnde coupé met
een Hanomag dieselmotor die in 1939 de wereldrecordsnelheid van 165 km/u
bereikte op een stuk Autobahn bij Dessau. Hanomag was één van de pioniers van
personenwagens met dieselmotor. De originele auto is in de oorlog door brand
verwoest. Met zoveel mogelijk originele onderdelen herscheppen een aantal
enthousiastelingen nu de recordwagen. Er is nog geld nodig voor de carrosserie.
Het is de bedoeling de wagen nog dit jaar klaar te hebben.
Vergeleken met de Beradino en de Hanomag was het ombouwen van een Lloyd Arabella
tot cabriolet een peulenschil. De trots van de mannen op de stand is er niet
minder om. Terecht. Er is mooi werk geleverd. Als je niet beter wist, zou je
denken dat het een seriemodel is. De mannen maken graag een praatje met die
geïnteresseerde Hollanders die ook nog wat van Lloyd, Hansa en Borgward blijken
te weten. Die hebben echter maar beperkt tijd. Even wat foto’s maken en dan vlug
weer verder. Er is nog meer te zien…
 |
 |
Hanomag was pionier op het gebied
van dieselmotoren in personenwagens.
Enthousiastelingen zijn nog op
zoek naar geld om deze Hanomag Diesel verder af te maken.
De Lloyd Arabella was er als
serieproduct nooit als cabriolet. Jammer, want de auto leent zich er wel voor
het dak af te zagen.
Troeteldier
Zo links en rechts ontwaren we allerlei curieuze, speciale, oude en
spiksplinternieuwe vierwielers, in soorten en maten. Citroën presenteert zijn
nieuwe troeteldier, de C4 Cactus. Een merkwaardige naam, want wie troetelt nu
graag met een cactus? De belangstelling is niettemin groot. Wordt dit de
klassieker van de toekomst en net zo geliefd als de even verderop staande 2CV?
De tijd zal het leren.
De beide Citroëns illustreren de veelzijdigheid van de beurs. Er is voor elk wat
wils: van de ronde eerste serie Morris Minor met laaggeplaatste koplampen tot de
uitsluitend met een liniaal getekende AWS Shopper op een onderstel van de
Goggomobil. Van een Britse namaak-Bentley tot Amerikaanse retroklassiekers en
van een DKW 3=6 rally met drie ruitenwissers tot de nog altijd elegante Audi 100
Coupé S. Westfield maakte in 1984 een oude Lotus na op basis van MG
Midget-techniek. Voor 37.500 euro mag je ‘m meenemen. De door Henri Chapron
gemaakte Le Dandy op Citroën DS-basis kost meer dan drie keer zoveel. Het is een
variant met afwijkend dak om meer hoofdruimte voor de achterbank te creëren. Dat
het bankje nauwelijks plaats biedt en er geen zijruiten zijn, is slechts een
detail.
 |
Citroën zette de nieuwe C4 op de
show. Er was veel belangstelling voor.
Citroën 2CV van begin jaren vijftig,
nog zonder metalen kofferklep.
Zo ontwierp Alec Issigonis de
Morris Minor. Vanwege regelgeving moesten de koplampen later hoger worden
geplaatst.
Een AWS op basis van
Goggomobil-techniek. Met de liniaal ontworpen.
Dit lijkt op een Bentley, maar is
een Bensport La Sarthe.
Mocht er nog interesse zijn in
deze Jaguar XJ140, dan is de boodschap helder: te laat!
Amerikaanse bedrijven als
Excalibur en Clenet maakten klassiekers na en worden nu zelf bijzonder.
Intermeccanica: een Italiaans
uitziende cabriolet met Amerikaanse techniek.
DKW 3=6 in aangepaste
rallye-uitvoering.
Let op de extra, derde
ruitenwisser en de windgeleider op de motorkap.
Tijdloos mooi vormgegeven: de
Audi 100 Coupé S in een destijds gangbare kleur.
Westfield maakt een Lotus na en
gebruikte daarvoor MG-techniek.
340 Exemplaren van de Lotus 340 R
werden ooit gemaakt. Deze van het jaar 2000 staat te koop voor 48.900 euro.
Citroën Le Dandy op DS-basis, van
het bedrijf van Henri Chapron. Deze versie heeft een iets verlengd dak.
Chapron schroefde het typeplaatje
wat knullig op het voorspatbord.
Een Peugeot 404 Coupé, een
seriemodel ontworpen door Pininfarina.
Waar de gewone 404 strak gelijnd
was, veroorloofde de ontwerper zich bij de coupé wat extra accenten.
Wieltje
minder
We hebben het wel steeds over vierwielers, maar mag het ook een wieltje minder
zijn? Een Kelsey uit 1911 doet het met één aangedreven achterwiel. Vraagprijs is
55.000 Britse ponden. Hoeveel euro’s dat is, moet de geïnteresseerde zelf maar
uitrekenen. De handelaar vindt het niet nodig een europrijs aan te geven. Voor dat geld mag je wel een opgepompte achterband verwachten. Of
iemand die het ventieltje dichtdraait of het gaatje plakt.
Liever wat minder antiek? Dan is de Duitse Heinkel een mooi alternatief. Net als
bij de Isetta zit de deur aan de voorkant, maar in dit geval scharniert het
stuur niet mee. De driewieler was destijds een mooie overstap voor iedereen die
een scooter reed maar nog geen echte auto kon betalen.
Pas echt exclusief is de 3WP, een door Mini-specialist Mengers gebouwd
racemonstertje. 3WP staat voor Three Wheel Power. Met 100 pk onder de kap haalt
het 500 kilo lichte ding een top van 200 km/u. Als je dat er tenminste mee durft
te rijden.
 |
 |
Heinkel scooters en de
driewieler.
Hyman Ltd biedt voor 55.000 pond deze Kelsey uit 1911
aan, compleet met lekke achterband.
Het lijkt een Mini, maar is een
razendsnelle driewieler.
Lichte
zeden
Nog drie kwartier voordat de bus vertrekt. Op zoek naar een plek voor een
sanitaire stop ontdekken we onder aan een trap nog een hal. Een groene Ford
Thunderbird lokt de bezoekers naar binnen als een dame van lichte zeden op de
Amsterdamse Wallen. Er is nog even tijd voor de T-Bird en zijn soort- en
leeftijdsgenoten. Verschillende jaargangen laten zien dat Fords sportwagen in de
loop der jaren steeds corpulenter werd. De berijders ook. Om het instappen te
vergemakkelijken, kan de stuurstang opzij worden geschoven. Is dat handig of
niet? Waarom hebben niet meer auto’s dat? De Amerikanen zijn er sinds de jaren
zestig toch niet slanker op geworden…
De eerste Thunderbird van 1955 was een tweezitter. Na de modelwisseling van 1958
is er plek voor vier. Wie dat toch te veel vindt, verstopt de achterbank gewoon
onder een afdekplaat. Zo heb je toch een slee met plaats voor twee. Of drie
natuurlijk, want de bank is er breed genoeg voor.
Andere ijzeren dames van lichte zeden lokken de mannen verder. Verschillende
jaargangen, typen en uitvoeringen zijn gekomen om de gasten te behagen. En dat
doen ze. Ze mogen dan niet allemaal geheel rimpelloos zijn, hun charme is niet
verloren gegaan.
 |
 |
Ford Thunderbird, modeljaar 1958,
met veel stijlelementen verwijzend naar de lucht- en ruimtevaart.
Het dashboard van deze T-Bird.
De modellen van de jaren zestig
werden wat hoekiger van vorm, maar bleven imposant.
Zo maakte je in de jaren zestig
de blits als Amerikaan.
Voor dikke klanten had Ford iets
bedacht: een verschuifbaar stuur: makkelijk bij het instappen.
Met een afdekkap maakte je van
een vierpersoons Thunderbird een tweezitter.
Een Cadillac-cabriolet...
...en een 2-deurs sedan/coupé in
opvallende kleurstelling.
Naar het merk hoef je niet te
raden: het staat met grote letters in de grille.
Elementen van de lucht- en
ruimtevaart komen ook hier in details terug.
Namaakhouten zijkanten: typisch
Amerikaans. Dit is een Mercury Monterey.
Aan deze klassieker zit nog wel
wat werk, hoewel sommige in veel slechtere staat worden gevonden.
Dubbele koplampen, niet naast,
maar boven elkaar. Links een Pontiac GTO, succesmodel van General Motors.
Essen
Vijf uur is inderdaad te weinig. Zelfs als je nauwelijks tijd voor een kop
koffie en al helemaal niet voor een maaltijd neemt. Wat essen betreft,
kom je in Essen niet verder dan een meegebrachte boterham. En dan nog bedenk je
in de bus terug dat je het jubileum van de Kapitän-Admiral-Diplomat-reeks van
Opel hebt gemist. Jammer. Je kunt niet alles hebben.
■
En zo ziet een Morgan anno 2014
er onderhuids uit: nog altijd met een houten raamwerk.
In reactie op de laatste zinnen
hierboven, stuurde Peter Stoové nog enkele aanvullende foto's, onder meer van
een Opel Diplomat, een schitterende Mercedes-Benz 300SEL, het topmodel uit de
Heckflossen-serie en de Jensen. Dank!
|