Automusea Nieuw Zeeland

Otaihanga - Nelson - Geraldine  (NZ)




●  Southward Car Museum
●  World of Wearable Art & Classic Cars
● 
Geraldine Vintage Car and Machinery Museum
● 
De twee oudste auto's van Nieuw Zeeland
●  Veel Britse en Amerikaanse modellen
 

oktober 2011

  


Buitenlanders down under
 

Afgezien van een paar kleine sportwagenfabriekjes heeft Nieuw Zeeland geen auto-industrie. Ook in het verleden is er nooit massaproductie geweest. De automusea van het land die de tijden van weleer vasthouden en weer tot leven brengen, moeten het dus doen met buitenlandse merken. De Britse en Amerikaanse overheersen daarbij.
Enige tijd geleden bezocht collega-communicatieadviseur, auto- en motorfietsliefhebber Tom Gordijn de andere kant van de aardbol. Hij bezocht tijdens zijn reis enkele automusea en fotografeerde een deel van de collecties. Anders dan bij alle andere verslagen op deze website is het onderstaande dus niet gebaseerd op een eigen bezoek. Via de indirecte weg krijgen we zo toch zicht op wat men 'down under' aan buitenlandse voertuigen voor het nageslacht bewaart.   
 

 

In het Brabantse Etten-Leur staat een kleine autofabriek, Saker Sportscars Europe. Er worden racewagens gebouwd. Veel Nederlanders zullen nog nooit van het merk gehoord hebben. Geen wonder. Het zijn geen auto’s die je gewoon op straat tegenkomt. Het ontwerp stamt uit Nieuw Zeeland. De auto is genoemd naar een vogel die er veel voorkomt. Net als bij ons is het automerk ook daar alleen bij een kleine groep kenners en liefhebbers bekend.
Nieuw Zeeland is net zo min als Nederland een autoproducerende natie. Er zijn alleen een paar kleine fabriekjes. Op dit moment telt het land er zeven. Geen ervan maakt massaproducten. De meeste bedrijven maken zogeheten kitcars, zelfbouwpakketten van sportwagens, gebaseerd op het legendarische ontwerp van de Lotus Seven. Ook in het verleden is er nooit een echte auto-industrie geweest. Nieuw Zeeland is daarmee anders dan Australië, waar onder meer General Motors (Holden) en Ford eigen fabrieken hebben en zelfs gedeeltelijk eigen modellen ontwikkelen.

Korte duur
Begin vorige eeuw zijn enkele pogingen gedaan om autofabricage op te zetten. Al in 1900 was er de Dennison. Als bij zoveel anderen in Europa en Amerika was het initiatief geen lang leven beschoren. Na vijf jaar was het avontuur afgelopen. Carlton hield het een jaar langer uit (1922-1928) en Marlborough wist een decennium lang auto’s te bouwen, van 1912 tot 1922. Tot indrukwekkende aantallen heeft het nooit geleid. Buiten Nieuw Zeeland hebben de merken nooit bekendheid gekregen.
Zoals in alle landen die zelf geen auto-industrie hadden, waren de Amerikanen in de eerste helft van de vorige eeuw dominant, samen met de Britse merken. De verbondenheid met Groot-Brittannië was destijds op straat zichtbaar en vertaalt zich vandaag de dag in de museumcollecties.

 

  


The Southward Car Museum


Meer dan 250 voertuigen herbergt het Southward Car Museum in Otaihanga, in het zuiden van het noordelijk deel van Nieuw Zeeland, een uur rijden van hoofdstad Wellington. Het is een particulier museum, in december 1979 geopend. Het gebouw is speciaal voor dit doel ontworpen en gebouwd. In 1956 legden de zakenman Len Southward en zijn vrouw de basis voor de collectie. Ze hadden voldoende geld verdiend om oude auto’s te kopen en op te knappen. Na zijn pensionering besteedde Southward al zijn aandacht aan het museum. Het in een groot park gelegen complex omvat ook een theaterzaal voor bijna 500 mensen. Eén van de bijzonderheden is verder een Wurtlitzer theaterorgel uit 1929 dat ooit dienst deed in het theater van Auckland.
 

Een Wolseley uit 1904 en Alfa Romeo in de hal van het theatercomplex.

Oudste model
Het oudste model van de collectie is een Benz Velo uit 1895, in 1900 naar Nieuw Zeeland verscheept. Het is de oudste auto van het land. Benz was één van de eerste serieproducenten. De Duitsers liepen jaren voor op de Engelsen, die de ontwikkeling van de auto aanvankelijk met veel argwaan bekeken. De Red Flag Act was daarvan een uiting: de verplichting dat vóór iedere auto een man met een rode vlag moest lopen om de andere weggebruikers te waarschuwen.
De Benz was nummer één, de uit 1897 stammende Lux - eveneens een Duits merk - is de op één na oudste auto van Nieuw Zeeland. Er staan nog veel meer modellen uit de pioniersfase. In de hal zien we een Wolseley van net na de eeuwwisseling, uit 1904. In deze tijd zoekt de auto nog naar zijn vorm. Sommige modellen zijn net vierwielige motorfietsen, al dan niet met een bankje voor de passagier aan de voorkant. De High Wheelers staan hoog op de poten om opgewassen te zijn tegen de modderwegen. Natuurlijk ontbreekt de T-Ford niet, de auto die vanaf 1908 de leiding gaf aan de motorisering van de wereld.
 

De Benz van 1895 kwam in 1900 naar Nieuw Zeeland. De Lux 1897 is de op één na oudste auto van het land.

Een Schacht High Wheeler uit 1907, een Forecar 1906 met een bankje voorop en De Dion Bouton 1907.

Links een Austin Dokterscoupé 1913, rechts de beroemde T-Ford.

Na de eerste jaren gingen auto's meer op elkaar lijken. 

Een verscheidenheid aan merken en modellen met rechts een Rover uit 1920

Stoom
De collectie weerspiegelt de grote variëteit aan modellen die de autogeschiedenis heeft voortgebracht. Hoewel de benzinemotor uiteindelijk dé krachtbron werd, concentreerden enkele merken zich op voortstuwing door middel van stoom. Bij een White is de motorkap weggenomen om de afwijkende krachtbron goed te kunnen zien. Ook bij andere auto's staat de motorkap open om het hart van de machines goed te kunnen bekijken.
Wie langs de auto's en hun naambordjes loopt, leest vele namen die al lang vergeten zijn. Van de duizenden merken van weleer is maar een handjevol overgebleven. Niet vergeten, maar wel verleden tijd is onze eigen Daf-personenwagen. Op de foto van de White is er een glimp van te zien.
 

De White heeft geen motorkap zodat de stoommachine goed is te zien.

Een kijkje onder de kap van de Maudslay en de Mitchell.

Een Vauxhall 30/98 uit 1924 met de kenmerkende uitholling aan de bovenkant van de motorkap.

Sommige merken bestaan nog steeds, maar vele zijn in de loop der jaren verdwenen en meestal ook vergeten.

Twee Britse auto's uit het midden van de jaren twintig: Gwynne 1923 en Swift 1925.

De Marendaz met modieuze uitlaatpijpen werd in Engeland in 1935 speciaal gebouwd voor deelname aan de Tourist Trophy.

Het Beglische FN maakte - naast wapens - motorfietsen en auto's.

Een Cadillac uit 1934 naast één van zijn tijdgenoten.

Britse topmodellen: Daimler, Rolls-Royce en driemaal een Bentley.

Icoon uit een recenter verleden: de Jaguar E-Type, hier in eerste versie met kunststof kappen over de koplampen.

Rariteiten
Ieder museum van enige naam heeft wel een aantal unieke modellen of rariteiten onder zijn dak. Het is hier niet anders. Een in 1920 in Nieuw Zeeland door de Graham Brothers gemaakte Dodge brengt beide eigenschappen bij elkaar. Een rariteit is de auto zeker en daardoor absoluut uniek. Aan de buitenkant is het zo ongeveer alles koper wat de klok slaat, op de ruiten, lampen en banden na. Mooi is anders, maar je staat er wel even langer bij stil.
Een Cadillac uit de jaren vijftig is bijzonder vanwege zijn eigenaar, onderwereldkoning Mickey Cohen. De wagen is aangepast voor zijn passagier. Het openstaande ruitje bij de voorruit toont de dikte van het kogelwerend glas.
In het hoofdstuk curiosa past een aanhangwagentje voor de Cadillac 1959, gemaakt van de achterkant van de auto met als kenmerkend element de beroemde staartvinnen. De De Lorean DMC is weliswaar een serieproduct, maar door zijn vleugeldeuren en ongelakte roestvrijstalen carrosserie nog altijd een bezienswaardigheid, al kun je er in veel musea eentje aantreffen. Voor een aantal driewielers geldt hetzelfde, net als voor de altijd indrukwekkende brandweerwagens.
 

Deze excentrieke koperen auto werd in Nieuw Zeeland gemaakt op basis van een Dodge.

De details onderstrepen nog eens dat het handwerk betreft.

Het openstaande voorruitje toont de dikte van het glas van deze onderwereld-Cadillac.

Links een passend aanhangwagentje voor een 59'er Cadillac, rechts een De Lorean.

Twee opmerkelijke voorkanten, van een Maserati racewagen en een Willys uit 1937.

Een zijspan voor een motorfiets is nog redelijk normaal, rupsbanden toch wel iets bijzonders. Het is een NSU.

De Morgan en Phänomobil deden het met drie wielen, zij het in een andere opstelling.

De Goggomobil Coupé en Messerschmitt voor twee personen en een Suzuki éénzitter.

Tilling-Stevens was een Engelse leverancier van chassis waarop deze brandweerwagen is gebaseerd.

Voorloper van de brandweerwagen was de brandspuit met stoomketel.

Aanzien
Het front van een auto bepaalt het aanzien en is veelal kenmerkend voor het merk. De vorm van de radiator (en later de grille) is door de jaren heen een belangrijk onderscheidend element gebleven. De duurdere merken gebruikten een radiatormascotte om dit alles nog een extra accent te geven. De ster van Mercedes-Benz en de Spirit of Ecstacy van Rolls-Royce zijn de bekendste voorbeelden en worden al honderd jaar, tot op de dag van vandaag gebruikt.
Hieronder een groot aantal voorkanten, de meeste van auto's uit de jaren dertig. Bij vrijwel alle typen is door de vorm van de radiator in één oogopslag duidelijk om welk merk het gaat. Daaronder een aantal detailopnamen van mascottes, vaak kunstwerken, net als de auto's zelf.
 

LaSalle (de goedkopere versie van de Cadillac) en Chrysler.

Packard met karakteristieke bovenzijde van de radiator en de veel minder uitgesproken Chevrolet.

Vormgevers hebben zich uitgeleefd op de voorkanten van de Auburn en Chrysler Airflow.

Nash 1938 en Studebaker 1951, typerende vormgeving van vóór en na de oorlog.

Twee Duitse grootmachten in het land van de luxe automobielen: Mercedes-Benz en Maybach.

Twee Britse iconen: Bentley en Lagonda..

Je zou het niet zeggen: de klassieke Bugatti is van 1938 en de veel moderner uitziende Tatra is twee jaar ouder.

Een Bristol 401 uit 1950 naast een Lagonda Sports Coupé van 1955.

Links de radiatormascotte van een Chevrolet, rechts van een Auburn.

De mascotte kan min of meer abstracte vorm hebben, zoals links bij een Triumph, of duidelijk een figuur voorstellen.

Klaar om een pijl af te schieten en een sierlijke vrouwenfiguur als een soort boegbeeld op een LaSalle.
 

  


World of Wearable Arts and Classic Cars


Twee totaal verschillende hartstochten komen bijeen in het WOW-museum in Nelson. WOW slaat op één van die twee, “The World of Wearable Art”, kleding als kunst en kunst als kleding. Ieder jaar is er in Wellington een twee uur durende wervelende show met extravagante mode, speciaal voor deze gelegenheid ontworpen. Het begon klein in 1987, maar is uitgegroeid tot een manifestatie van naam.
Sinds 2009 is aan deze passie voor mode, show en kleur een andere toegevoegd, die van het verzamelen van klassieke auto’s. De twee collecties hebben zo op het oog weinig met elkaar te maken, maar bestaan wel uit kunststukken vanuit de hele wereld.
Naast de mode en de auto’s is er ruimte voor tijdelijke exposities van Nieuw Zeelandse kunstenaars.
Het autodeel, de Classic Cars Gallery, belicht de gehele ontwikkeling, met aandacht voor trends, vormgeving, vakmanschap en techniek. De auto’s vertellen – aldus de museumpromotie – het belangrijke verhaal over de twintigste eeuw.
Net als het Southward Museum gaat het om een privéverzameling. Er staan zo’n honderd auto’s.

 

Aangeklede mensen en aangeklede techniek: het verband tussen de twee museumcollecties.

Aantrekkelijke vormgeving maken auto's tot kunstzinnige producten: Jaguar XK, Auburn en Dodge Prowler.

Twee modellen uit de beginperiode van de automobielbouw.

Een afrekening in het criminele circuit nagebootst...

...met een Chevrolet in een van de hoofdrollen.

Een Packard en Studebaker: beroemde namen uit een glorieus verleden.

Twee majestueuze Britten met beroemde namen: Lea Francis en Humber, beide merken kwamen uit Coventry.

Dit kunnen alleen maar Amerikaanse auto's zijn, met hun pompeuze en opvallende voorkanten.

Een Auburn en BMW Isetta: in niets vergelijkbaar, maar allebei bijzonder.

Porsche 356 en BMW 328, beroemde Duitse sportwagens.

Triumph TR3 en de Morgan Roadster, onmiskenbaar Engels.
 

  


Geraldine Vintage car and Machinery Museum
 


Een derde museum dat Tom Gordijn bij zijn reis door Nieuw Zeeland aandeed, staat in Geraldine, honderd kilometer ten Zuidwesten van Christchurch. De collectie bestaat uit auto's en machines die in veel gevallen de sporen van dagelijks gebruik nog met zich meedragen. Het zijn vrijwel allemaal oude bejaarden die de groeven van het leven niet onder een laag plamuur of nieuwe laklaag willen verbergen.
Tachtig vrijwilligers zijn betrokken bij het onderhouden en restaureren van de collectie. Voor een serie klassieke tractoren konden ze een nieuwe tentoonstellingshal laten bouwen. Dat is het pronkstuk van het geheel. De rest is heel wat minder. Het woord luxe is aan Geraldine voorbij gegaan.
Binnen weerspiegelt de verzameling het straatbeeld van vroeger Nieuw Zeeland. Het zal niemand verbazen dat de meeste van de gebruikte auto's van Britse makelij zij. Wat Amerikanen vormen een mooie aanvulling daarop.
 

Een verzameling oude voertuigen die nog een opknapbeurt verdienen.

Tractoren vormen een belangrijk onderdeel van de verzameling.

Voor deze collectie is een nieuwe hal gebouwd.

David Brown en John Deere: bekende namen op dit vlak van vervoer. 

Finest display
Sommige auto's zijn opgepoetst, voor andere is poetsen drie bruggen te ver. Daar is de schoonheid nog verborgen onder stof en roest. Het weerhoudt het museum er niet van te stellen dat it has been described as the finest display of its kind in the Southern Hemisphere. Je kunt het pas beoordelen als je er geweest bent, maar de foto's van de andere musea leiden tot een andere slotsom. Wat deert het?
Door middel van in plastic hoesjes opgeborgen A4-tjes krijgen de bezoekers minimale uitleg over merk, type en bouwjaar. Zo leren we dat hier de oudste werkende tractor van het land staat en dat een opmerkelijk kampeerwagen is gebaseerd op een Amerikaans vrachtwagenchassis van Inter van medio jaren twintig. Een Delage krijgt als Frans model wat extra aandacht.
De foto's leiden tot de simpele conclusie dat bij gebrek aan een eigen auto-industrie down under zowel de fotograaf als zijn objecten van buitenlandse afkomst zijn. 

 

Een - volgens een miniem plaatje onder op de radiator - De Dion Bouton van 1908 met houten koetswerk.

Een tweezitter Overland met minimale bescherming voor de bestuurder en passagier.

Willys-Overland werd vooral bekend door de Jeep, maar maakte eerder personenwagens.

Een vrachtwagentje en gewone versie van de T-Ford.

Een T-Ford pick-up van een latere jaargang, met vloeiender motorkap dan de modellen hierboven.

Van eind jaren twintig: de A-Ford en directe concurrent, de Chevrolet.

Een bord met extra informatie over de bijzondere, Franse Delage.

Een camper op basis van een Inter truck van 1926.

Verschillende Amerikaanse modellen van de jaren '20 en '30, zoals links een Hupmobile en rechts een Graham Page.

Rechts naast de Hupmobile staat een Chevrolet. Rechts de radiatordop met aanwijzer.

Twee maal een vooroorlogse Austin Seven.

Een vooroorlogse Singer en naoorlogse Ford Popular en Hillman Minx.

Morris Oxford en Morris Cowley, beide genoemd naar hun geboorteplaats.

Een Morris Eight van vóór en na de oorlog en daarnaast een Morris Minor van begin jaren vijftig.

Gebruikt en daarna achtergelaten: een Leyland truck, Ford bestelwagen en Vauxhall Wyvern.

Om geen enkel misverstand te laten ontstaan: op de grille staat BRITISH Bedford.

Een Chevrolet Pick-up.

Chevrolet Fleetmaster 1948.

Verborgen in een hoekje: een naoorlogse Willys. Rechts een collectie Amerikaanse nummerborden.

De Daimler werd gebruikt bij het Koninklijk bezoek aan het land in 1953/1954.

Een Land-Rover Series I en een Ford C38W: Britse utiliteitswagens.

Daimler SP250 en Riley RMB: voor de sportieve automobilist.

Samen met de Mini en de Rolls-Royce hét icoon van de Britse auto-industrie: Jaguar E-Type.