Musée
National de la
Voiture et du Tourisme
Compiègne (F)
●
Oudste transportmuseum van Frankrijk
●
Kleine autocollectie
●
Modellen uit de begintijd
●
De originele Jamais Contente
●
Seriemodel nog vóór de eerste Benz
maart 2018
|
Keizerlijk paleis als laatste rustplaats
Het Musée
National de la Voiture en du Tourisme in Compiègne is het oudste museum van
vervoermiddelen in Frankrijk. Meer dan negentig jaar geleden werd het geopend.
De collectie omvat een groot aantal koetsen, aangevuld met een dertigtal auto’s.
Het centrale thema is de overgang van paardentractie naar zelfbeweger. Het is
geen groots automuseum, maar historie en enkele unieke modellen zijn reden toch
eens een kijkje te nemen. Daarvoor reizen we naar het voormalige keizerlijk
paleis.
 |
In 2008 stonden we al eens aan de poort. Op weg naar Parijs hadden we een uurtje
over en Compiègne ligt zo ongeveer op de route. Verder dan de poort kwamen we
echter niet. De autocollectie was alleen te bezichtigen onder leiding van een
gids. Voor de eerstvolgende mogelijkheid zouden we uren moeten wachten. Dat
paste niet in het reisschema. Een andere keer dan maar, was het besluit. Die
keer is nu, tien jaar later. We komen van Versailles en zijn op weg naar huis.
Voor de zekerheid hebben we tevoren de website bekeken. Of onze missie nu wel
zal slagen, is niettemin onzeker. De Franse website meldt namelijk dat het
museum op deze zondagmorgen tussen tien en twaalf vrij te bezichtigen is, maar
volgens de Engelstalige pagina mag je alleen tussen kwart over vier en zes uur
naar binnen. Een deel van het gebouw is ook nog eens gesloten wegens renovatie.
Juist in dat deel staan de oude voertuigen.
We zijn benieuwd óf we naar binnen mogen en zo ja, hóe dan. Anderen vertelden eerder over
gidsen die je leiden door oude muffige zalen met voertuigen die alleen al door
de geur verraden dat ze wel heel lang geleden nieuw waren. Elke zaal was op slot
en moest steeds worden geopend en afgesloten. Die ervaring had ook autokenner David Burgess-Wise;
hij schreef erover in zijn boek
‘Brighton Belles’. Samen met zijn vrouw bezocht hij het museum in 1987. Het feit
dat hij in de autowereld een bekende is en misschien wel meer weet van de
achtergronden van de antieke auto’s dan de gidsen, was voor de Fransen geen
reden om hem alleen zijn gang te laten gaan. “My wife and I were, apparently, the first and only visitors that day.
Instead of being allowed to stroll through the collection on our own, we had to
be shepherded from room to room by a warder with an enormous bunch of ancient
keys, solemnly locking and unlocking each of the massive doors as we passed from
section to secton”.
Hoe zal het ons vandaag vergaan?
 |
 |
De auto parkeer je gewoon voor de
deur. Gratis nog wel.
Parkeermeter
We parkeren de auto op het grote plein voor het paleis. Er is volop plaats. We
zoeken naar een parkeermeter. Die is er niet. Het is gratis. Dit is duidelijk
niet Versailles, waar we enkele dagen hebben doorgebracht. Bij de ingang van het
paleis is een detectiepoort. Op de website staan verontschuldigingen voor de
overlast, maar nationale monumenten in Frankrijk worden na de aanslagen van 2015
extra bewaakt. Van overlast is geen sprake. Het gaat soepeltjes. Een jas met een
portemonnee vol muntgeld, een mobiele telefoon en een sleutelbos brengen het
alarm niet tot leven. De bewaker is vriendelijk en ontspannen. Dan volgt de
hamvraag: kunnen we naar binnen? De dame aan de kassa neemt alle twijfels weg.
Tot twaalf uur zijn de auto’s vrij te bezichtigen. De route naar het Musée
National loopt via de historische zalen op de eerste verdieping, waar ooit
Lodewijk de Vijftiende, de Zestiende, Napoleon I en III - al dan niet samen met
hun vrouwen en geliefden - aten, sliepen, dansten, van muziek genoten, kunst
verzamelden, gasten ontvingen, diners organiseerden en de boeken in hun
bibliotheek bestudeerden.
 |
 |
Het museum toont ook de historie van
de koetsen, vanaf de Romeinse tijd.
Menskracht als voortstuwing
Deze kist is een draagkoets waarin
een bruid op de trouwdag naar haar geliefde werd gedragen.
Cultuurbarbaren
Het is inmiddels rond half elf. We besluiten eerst op zoek te gaan naar de oude
auto’s. Als onvervalste cultuurbarbaren haasten we ons door de zalen. De
suppoosten zeggen dan wel vriendelijk ‘bonjour’, maar je ziet ze bedenkelijk
kijken. Wat komen bezoekers hier doen als ze geen oog hebben voor het gebouw, de
inrichting, de kunst en het meubilair? Iedere zaal is immers een museum in
zichzelf. Bovendien zijn de omstandigheden ideaal om al het moois op je te laten
inwerken. Er zijn nauwelijks andere bezoekers. Dat is wel wat anders dan
gisteren in het paleis van Versailles, waar we noodgedwongen deel uitmaakten van
één stroom schuifelende toeristen. We laten ons echter niet afleiden. Voor
cultuur is later nog wel tijd. Dat deel van het complex kent geen
middagsluiting. Voorbij de kamers gaan we de trap weer af. We volgen de pijlen
door enkele sfeerloze gangen. Nergens gesloten dikke deuren of belemmeringen.
Uiteindelijk komen we in een ruimte met oude auto’s, het hart van de
gemotoriseerde collectie. De veel grotere verzameling antieke koetsen staat op
de overdekte binnenplaats. Die is zoals aangekondigd gesloten. Als je in de gang
brutaal de gordijntjes opzij schuift, kun je even naar binnen kijken.
 |
Voorbij alle zalen kom je
uiteindelijk bij de auto's terecht.
De overgang van koets naar
automobiel is het centrale thema van het museum.
De collectie koetsen staat op de
overdekte binnenplaats.
Wegens restauratiewerkzaamheden is
dit deel van het museum tijdelijk gesloten.
Autozaal
De autozaal ademt een sfeer van oudheid. Alles is hier oud. Stokoud zelfs.
Vervlogen decennia hebben hun visitekaartje achtergelaten. De auto’s zijn
onaangeroerde stoffelijke resten van heel lang geleden. Je zou bijna denken dat ze hier in
1927 zijn neergezet en niemand er verder ooit naar heeft omgekeken. Dat is niet
zo. Soms nemen ze deel aan exposities elders. Ze zijn op hun eigen wijze
indrukwekkend, deze autohistorische fossielen. De kernwaarde van het museum is
het koesteren van de authenticiteit. Laat de tijd haar werk doen, ook al
betekent dat verval. We voelen mee met Burgess-Wise; hij schrijft in zijn boek:
“All cars were badly in need of cleaning and dusting, yet even in their
scrofulous state they were magnificent”.
De auto's lijken er in 1927
neergezet en nooit meer aangeraakt. Dat is echter niet zo.
Links een Reyrol uit 1905, rechts
een Georges Richard van 1897 met een motor van Benz.
Adembenemend
Achter in de zaal, merkwaardig geparkeerd onder de schoorsteen, staat de
beroemde ‘La Jamais Contente’ (de ‘Nooit Tevredene’). Met deze grijze,
sigaarvormige, elektrische auto reed de Belg Camille Jénatzy in 1899 voor het
eerst in de historie harder dan 100 kilometer per uur. Voor die tijd was dat
adembenemend snel. De wagen werd in 1933 door de weduwe van de rijder aan het
museum geschonken. De carrosserie van aluminium was in slechte staat en moest
deels worden vervangen. Ook al zitten er deukjes in en is de naam bijna
weggevaagd, het origineel is mooier dan de replica’s die we zagen in Brussel en
Altluẞheim. Op het chassis zit een plaatje dat verwijst naar de maker: Compagnie
Internationale des Transports Automobiles.
De recordwagen waarmee Jénatzy meer
dan 100 km/u reed. In 1899!
De naam Jamais Contente is
weggevaagd en nauwelijks meer leesbaar. Rechts een historische foto van de auto.
Op het chassis staat een plaatje met
de naam van de maker.

De Jenatzy is ook afgebeeld op het
toegangskaartje voor het museum.
Replica's van de Jamais Contente in
musea van Altluẞheim en Brussel.
Renault
Recht tegenover het snelheidsmonster, aan de overzijde van de zaal onder de
andere schoorsteen, staat een ééncilinder Clément Bayard uit 1902. Daartussenin
schreeuwen drie Renaults om aandacht. Ze stammen uit de allereerste jaren van de
fabriek. Het type A is zelfs de eerste auto van de gebroeders Renault. Ze
maakten er 71. In 1929 schonk Louis Renault dit exemplaar aan het museum. De B
uit 1900 is opmerkelijk vanwege de gesloten carrosserie. Het lijkt net of de
makers op zoek zijn gegaan naar het achterdeel van een koets om op het chassis
van hun auto te zetten. Vaak wordt beweerd dat dit de allereerste dichte auto
is. De Franse autohistoricus Bellu, auteur van verscheidene boeken waaronder
Toutes les Renault uit 1994, zegt dat dit niet klopt. Andere merken waren
eerder. Wat deert het eigenlijk? Bijzonder is het in elk geval zeker. Het is
bovendien de eerste auto met een cardan- in plaats van een kettingaandrijving.
De derde Renault stamt uit 1901, geschonken door Albert markies De Dion in 1936.
De motor van de wagen draagt zijn naam en die van zijn compagnon Georges Bouton.
Het merk De Dion-Bouton is één van de pioniers van de Franse auto-industrie. Aan
de markies is zelfs een afzonderlijk zaaltje met vier voertuigen gewijd. Zijn
portret hangt aan de wand. Daaronder staat een stoomwagen uit 1885 waaraan ook
Boutons zwager Charles Trépardoux heeft meegewerkt. Hij zou echter snel daarna
afhaken toen de twee anderen meer zagen in de verbrandingsmotor dan in
stoomaandrijving.
 |
 |
Clément Bayard, met een ééncilinder
De Dion-Bouton-motor. Bouwjaar 1902.
De eerste Renault, het type A. 71
zijn ervan gemaakt.
Is dit de eerste gesloten auto ooit?
De meningen daarover zijn verdeeld.
In de eerste jaren maakten de broers
Renault nog geen eigen motoren.
Aan markies De Dion is een apart
zaaltje gewijd. Het portret hangt boven een oude stoomwagen.
Twee De Dion-Boutons uit de
beginjaren, met verbrandingsmotor.
Panhard et Levassor
Een andere beroemde combinatie van namen verbonden met de dageraad van de
autowereld is die van René Panhard en Émile Levassor. Zij maakten motoren op
basis van een licentie van Gottlieb Daimler. Hun tweede prototype, van juni
1891, staat hier in de zaal. De tweecilinder motor zit nog achterin. Bij de auto
ernaast, hun zevende en in september van hetzelfde jaar gebouwd, zit de motor
voorin, met aandrijving op de achterwielen. Deze opstelling staat bekend als het
‘système Panhard’. Merkwaardig overigens, want Levassor was de geestelijke vader
van het idee.
Bij alle auto’s staan bordjes met beschrijvingen en achtergrondinformatie. (In
het Frans; het internationaal toerisme lijkt Compiègne nog niet bereikt te
hebben.) Zo leren we dat de hertogin van Uzès, Anne de Mortemart, de eerste
vrouw in Frankrijk was die een vergunning kreeg om auto te rijden. Dat was in
1889. Haar Delahaye werd twee jaar eerder geproduceerd. De wagen is bij de
opening door de fabrikant aan het museum gedoneerd.
Het is inmiddels
overduidelijk: alles wat je hier ziet draagt historie met zich mee. Een bord aan
de muur is één van de eerste verkeersborden, al ziet het er niet zo uit. De
burgemeester van Brie-Comte-Robert laat weten dat het in zijn gemeente verboden
is harder te rijden dan 8 km/u in de bewoonde wereld en 12 in de omgeving.
 |
De tweede en de zevende auto van het
koppel Panhard en Levassor.
Bij de linker zit de motor nog
achterin, bij de rechter voorin. Daarmee zette Panhard & Levassor de trend.
Gobron-Brillié 1898 met koetswerk van
Belvalette. De koetsenbouwers gingen zich toeleggen op de autowereld.
De hertogin van Uzès kreeg als
eerste vrouw in Frankrijk vergunning om auto te rijden, in haar geval deze
Delahaye.
Een verkeersbord avant-la-lettre:
verboden om harder dan 8 km/u te rijden in de stad en 12 km/u daarbuiten.
Origineel speelgoed gemaakt door
Citroën om het automerk te promoten.
Amédée Bollée
Bij het verlaten van de zaal werpen we nog een blik op een serie originele
Citroën speelgoedauto’s. Origineel en dus oud. Met een goede neus voor
publiciteit zorgde André Citroën dat kinderen al op jonge leeftijd in contact
kwamen met de producten van zijn merk. Er staat nergens hoe lang ze hier al
staan, maar als we mogen gokken…. al heel veel jaren.
Even verderop in de gang is nog een zijzaaltje. Anders dan bij de overdekte
binnenplaats mogen we ook hier gewoon naar binnen. Er zijn maar liefst drie
suppoosten, vermoedelijk meer toeval dan opzet. De schatten moeten weliswaar
worden bewaakt, maar we hebben het nou ook weer niet over de Mona Lisa of de
Venus van Milo. Laten we niet té badinerend doen. Eén van de vier auto’s is La Mancelle, een 2750 kilo zwaar stoomvoertuig uit 1878 ontworpen door Amédée
Bollée senior. Let wel, 1878. Dat is zeven jaar voordat Carl Benz zijn octrooi
krijgt op wat vaak als de eerste auto wordt gezien. Het is Bollées tweede
ontwerp en het eerste voertuig in de autohistorie dat in serie wordt gemaakt.
Hij verkoopt er zo’n vijftig en stal er de show mee tijdens de
wereldtentoonstelling. De belangstelling komt uit alle delen van Europa. Onder
meer de keizer van Oostenrijk-Hongarije liet zich er graag over informeren.
De familienaam Bollée komt in de geschiedenisboekjes een paar keer voor. Zoon
Amédée junior treedt in vaders voetsporen, al legt hij zich toe op
verbrandingsmotoren. Eén van zijn creaties zagen we net in de andere zaal. De
jongere broer van Amédée, Léon, schiep in 1895 een driewieler. De
topsnelheid is 30 km/u. Dat zal de burgemeester van Brie-Comte-Robert wel
misdadig hard hebben gevonden…
 |
 |
De eerste in serie gemaakte 'auto',
jaren voordat Carl Benz octrooi kreeg op zijn ontwerp: La Mancelle.
De stoomketel zit achterop. Het
ontwerp is van de Amédée Bollée senior.
Links de l'Obéissante, de eerste
auto van de oude Bollée, rechts een oude opname van de Mancelle.
De driewieler werd gemaakt door de
jongere broer van Amédée Bollée junior.
De Dion Bouton 1905, vergeleken met
de andere voertuigen al een echte auto.
De Sigma uit
1916 is in dit museum een jonkie.
Het museum is het oudste automuseum
van Frankrijk.
Vader experimenteerde met stoom,
zoon Bollée ging over op de benzinemotor.
In 1895 lijkt de auto nog op een
koets met een motor.
|
LA MANCELLE AL IN 1885 VERKLEIND
|
|
|
In het Haagse Louwman Museum staat een vitrine met daarin
verschillende oude stoommodellen in miniatuur. Eén ervan stamt uit 1885
en het is duidelijk dat de Mancelle van Bollée model heeft gestaan voor
deze verkleinde uitgave met een lengte van circa 20 centimeter. Het
wagentje heeft vier figuren: de bestuurder, de stoker en twee passagiers
(een man en een vrouw).
|
|
Paleisbezoek
We komen bij de uitgang. Twintig auto’s hebben we kunnen bekijken, de
driewielers meegerekend. De koek is op. Tussen de ingepakte koetsen op de
binnenplaats moeten er nog zo’n tien zijn verstopt. Eentje kunnen we van een
afstandje zien, de reusachtige Bollée-postkoets uit 1885 met plaats voor 16
personen. Wie de andere wil zien, moet na de renovatie maar terugkomen.
Het eerste deel van het paleisbezoek is afgerond. We staan weer buiten, op de
binnenplaats. Het is nog ruim voor twaalven. Via de ingang gaan we voor de
tweede keer naar binnen. Opnieuw geeft het detectiepoortje geen kik. We kennen
de weg inmiddels: de monumentale trap is het begin van de route. Anders dan
straks nemen we nu wel de tijd voor alles. Dit keer lopen we niet met
zevenmijlslaarzen door alle pracht en praal, maar staan gewapend met de
audioguide geregeld stil in de zalen. De luxe die de auto’s ontberen is hier
overdadig aanwezig.
 |
De postkoets van Bollée stond in
2016 op Rétromobile, de Franse show van klassieke automobielen.
Het paleis bezien vanaf één van de
binnenplaatsen.
De monumentale hal met de trap die
leidt naar de bezienswaardige vertrekken.
De inrichting ademt de sfeer van een
paar eeuwen terug.
Alle zalen staan vol met
kunstwerken.
|
PALAIS DE COMPIÈGNE
Het paleis van Compiègne werd in zijn huidige vorm en omvang gebouwd in
opdracht van Lodewijk de Vijftiende, wiens werk werd voortgezet door
Lodewijk de Zestiende. Zowel Napoleon de Eerste als de Derde lieten het
daarna aanpassen en verbouwen. Al eeuwen eerder had Karel de Vijfde de
locatie gekozen om er een residentie te laten bouwen.
Karakteristiek voor het huidige complex is de driehoekige plattegrond,
voortgekomen uit de beschikbare grond.
Compiègne is het grootste neoklassieke bouwwerk van Frankrijk. Naast
Versailles en Fontainebleau behoort het tot de grootste voormalige
koninklijke en keizerlijke paleizen van het land. De zalen geven een
indruk van het leven aan het hof in die tijd, hoewel het grootste deel
van de oorspronkelijke inrichting bij de Franse revolutie verloren ging.
De tuinen tonen een mengeling van Franse en Engelse stijlen, met
verschillende terrassen, vijvers en bloemperken.
|
|
Balzaal
De slaapkamer van de keizerin spant de kroon. Twee menshoge gouden beelden
hebben als enige taak het gordijn van het hemelbed opzij te houden. Hiermee
vergeleken zijn de schatten van net slechts hoopjes oud roest. In de bibliotheek
zakken de eeuwenoude planken door onder het gewicht van de zware werken. Om het
beeld van een kastenwand niet te verstoren, is de deur beplakt met boekenruggen.
Als de deur dicht is, zie je niet dat er een doorgang is.
De grote balzaal is
helemaal leeg en verlaten. Na de drukte van Versailles is dit een bijna
surrealistische ervaring. Het zonlicht geeft de parketvloer extra glans. Door de ramen heb je zicht op de fraai aangelegde
tuin. Een groep fanaten is er bezig met telefoon en een gps-verbinding virtuele
voorwerpen op te sporen. Het kleine schermpje is het enige dat ze
interesseert. Kom je daarvoor naar het paleis? Ach, waarom ook niet? Ieder zijn
hobby.
We komen bij de laatste zaal.
Aan het eind van de gang staat een bord. De rest van het gebouw is dicht. Het
is twaalf uur geweest. Je wordt vriendelijk verzocht om te draaien. Voor de
derde keer lopen we door alle zalen. Via de ingang gaan we naar buiten. Met een
wandeling door de tuin en een kopje koffie op het terras van het theehuis in de
rozentuin, sluiten we het bezoek af.
We gaan terug naar 2018, terug naar de
snelweg, terug naar huis. Laat die hoogbejaarde auto's verder maar rusten in hun
keizerlijke omgeving. Dat doen ze immers al bijna een eeuw.
■
 |
Zo werden gasten in het verleden
ontvangen.
Links de slaapkamer van de keizer.
Gouden beelden om de gordijnen van
je bed vast te houden. Het toppunt van luxe en decadentie.
Zo stil is het in Versailles alleen
na sluitingstijd!
Plattegrond van het complex.
 |
Versailles op wielen
De pracht en praal van
Versailles komt
niet alleen in het paleis en de tuinen tot uiting,
maar ook in de collectie historische koetsen.
maart 2018
|
 |
 |
Een gunstige speling van het lot
Slechts zeven auto's
vormen de tijdelijke
wintertentoonstelling in het Louwman Museum,
maar het zijn stuk voor stuk grootheden.
december 2021
|
 |
|