Henry
Chapron / Citroën
Levallois-Perret (F)
●
Koetswerkbouwer Henri Chapron
●
Citroën DS cabriolets en coupés
●
Limousines op basis van DS en SM
●
Franse presidentiële voertuigen
mei 2014 - aanvullingen
t/m oktober 2018
|
Het atelier
van de onthoofde godinnen
In 1958 stonden op de Parijse autosalon een bijzondere coupé en
cabriolet, op basis van een auto die drie jaar eerder de tongen had losgemaakt,
de Citroën DS. De handgemaakte modellen waren de
eerste twee van wat zou uitgroeien tot een serie van zo’n 1600 auto’s. Meer dan
dertig jaar na de dood van hun
schepper gaan we terug naar hun geboorteplaats om ons in de bijzondere godinnen
te verdiepen.
Levallois-Perret: één van de vele voorsteden aan de Noord-Westkant van Parijs,
langs de Boulevard Peripherique. De Rue Aristide Briand is allesbehalve
spraakmakend. Een straat als vele andere, met winkels, kantoren, huizen en hotels.
Op nummer 112 is een crèche voor baby's. Bij de buren, op 114-116, kwamen jarenlang
bijzondere kinderen ter wereld. Blikken kinderen, wel te verstaan. Geboren uit een godin, een
déesse (DS), waren het nakomelingen van Citroën. Hun geboorteplaats was
een pand dat eind negentiende
eeuw was ontworpen door de beroemdste inwoner van de plaats, Gustave Eiffel.
Hier was tussen 1924 en 1986 het bedrijf gevestigd van Henri Chapron, koetswerkbouwer. Voor liefhebbers van
de Citroën DS is zijn naam overbekend. Zijn werk is voornaam, al was het maar
omdat hij auto’s maakte voor verschillende Franse presidenten. Het pand is ten
prooi gevallen aan de slopershamer, in opdracht van de projectontwikkelaars. De
uitstraling van de moderne tijd kan niet wedijveren met die van het verleden.
Bouwkunde en de autowereld verschillen in dat opzicht niet zoveel van elkaar.
 |
Een Delahaye met een koetswerk van
Chapron.
Het naamplaatje laat geen twijfel bestaan.
Talbot
Lago 1949 in het Haagse Louwman Museum.
Het
naamplaatje bij bovenstaande auto, aan de zijkant van de motorkap.
In
Autoworld in Brussel staat deze Hispano-Suiza die Chapron van een carrosserie
voorzag.
Vertrekpunt
Henri Chapron begint zijn eigen bedrijf in 1919 in Neuilly. De door de Amerikanen na de
Eerste Wereldoorlog achtergelaten Fords vormen het vertrekpunt voor zijn
koetswerkactiviteiten. In de goede traditie van de Franse carrosseriebedrijven
schept hij spoedig daarna welgevormde creaties op chassis van beroemde – vooral
Franse – merken als Bugatti, Talbot, Delage, Delahaye, Grégoire, Salmson en
Hotchkiss. De jaren dertig brengen de mooiste auto’s uit de Franse geschiedenis
voort; Chapron krijgt al snel een goede naam. Zijn onderneming groeit en bloeit.
Al na vijf jaar is er een verhuizing naar
een groter pand in Levallois-Perret. Tot aan het faillissement blijft het
bedrijf daar.
In 1927 levert Chapron
drie auto's per dag af en werken er 350 mensen in zijn onderneming. Na de
crisisjaren 1928/29 daalt dat aantal tot 150. In de tweede helft van de
jaren dertig ontstaat een nauwe samenwerking met Delahaye, voor welk merk
Chapron een deel van de koetswerken maakt. Het contract verhindert niet de bouw
van carrosserieën voor andere merken.
 |
 |
Chapron
maakte vanaf de jaren dertig veel koetswerken voor
Delahaye.
Dit is
een van de vele voorbeelden.
Een
Delahaye 145 in het museum van Peter Mullin in Oxnard (USA).
Een
andere, vergelijkbare 145 in hetzelfde museum.
Minder
dan 90 van deze Autobleu-coupés op basis van Renault kwamen uit de
ateliers van Chapron.
Massaproductie
De opkomst van de massaproductie en auto’s met een zelfdragende carrosserie is voor veel carrosseriebedrijven het begin van het einde.
De oorlog versnelt de ontwikkeling. Na 1945 is de Franse autofabricage bovendien
sterk door de overheid gereglementeerd. Beroemde namen verdwijnen,
niet alleen in Frankrijk. Ook bij Chapron slinkt de orderportefeuille. De totale
productie van Delahaye is in 1953 nog maar 25 auto's, terwijl Talbot er niet
meer dan tien verkoopt.
Chapron ontwikkelt nog wel speciale varianten van verschillende seriemodellen. Op de
Parijse salon van 1955 presenteert hij een coupé en cabriolet van de
Renault Frégate. De auto´s zien er bepaald niet slecht uit, maar tot een vorm
van seriematige productie komt het niet. De op diezelfde tentoonstelling
gepresenteerde revolutionaire DS biedt Chapron echter wel kansen.
De
Croisette, links met naad in het achterspatbord, rechts met een sierstrip.
Elk jaar was Chapron present op de autotentoonstelling van Parijs. Hier twee
presentaties van de Croisette.
Links een
Croisette met achterspatbord uit één stuk, rechts de Palm Beach met extra
zijruitje.
Een bewaard gebleven Croisette met eendelig spatbord (foto: wikipedia).
Een vroege en latere Caddy met andere neus en lage en verhoogde achterspatborden (foto's: Klaus Nahr).
Een Palm Beach van de eerste serie
met lage achterspatborden (met dank voor de foto aan Erik Berkenbosch).
Een Palm Beach op Nederlands
kenteken. Deze versie heeft de verhoogde spatborden.
Chapron zette de typenaam op de
voorspatborden en voegde achterop zijn naam toe aan het Citroën-beeldmerk.
Extra chroom bij de koplampen, op de
spatborden en bij de onderrand van de carrosserie.
DS coupé en cabriolet
Drie jaar na de spraakmakende introductie van de DS komt Chapron met een coupé en cabriolet. Voor de
tweedeurs koetswerken gebruikt hij de achterspatborden van de vierdeurs, zodat
er aan de zijkant een verticale naad zichtbaar blijft. (Wat later verstopt hij die
achter een opvallende sierstrip, maar na de eerste twee jaren kiest hij voor een nieuw spatbord uit één
stuk.)
Citroën is onder de indruk van het werk en sluit een overeenkomst
voor het maken van de cabriolet die het merk zelf heeft ontworpen. De auto wordt onderdeel van het reguliere
aanbod van de fabrikant en staat dan naast de sedan en break in de brochure. Kenners
spreken over de cabriolet usine. Tussen 1961 en 1971 maakt Chapron er
1365, 1253 op basis van de DS en 112 met de goedkopere ID als uitgangspunt.
Aanvankelijk levert Citroën complete auto’s
af die vervolgens bij het atelier worden afgezaagd en omgebouwd. Later
levert de fabrikant ongelakte halffabrikaten. De ombouw is veel werk en dat heeft natuurlijk
zijn prijs. In 1961 kost een cabriolet het dubbele van een vierdeurs.
Behalve de cabriolets, maakt het koetswerkbedrijf in opdracht van de fabrikant
ook de Prestige-uitvoeringen van de DS. Deze zijn onder meer voorzien van
autotelefoon en een scheidingsruit tussen voorstoelen en achterbank.
 |
Le Paris in de eerste uitvoering, nog met een onbedekte naad in het
achterspatbord.
Links een Paris met sierstrip op het achterspatbord. Rechts de opvolger van de Paris,
de Concorde.
Een schitterend gerestaureerde Paris (foto: wikipedia).
Een DS 19 Concorde 1963, nog met lage achterspatborden.
Werkelijk subliem gerestaureerd
(met dank aan Gina Classics Drachten voor gebruik van de foto's).
De Concorde maakt nu deel uit van de collectie van Peter Mullin in Amerika.
Deze Concorde van 1964 heeft een hoekiger daklijn en de verhoogde
achterspatborden.
De Concorde was een vierpersoons met twee deuren. De voorruit is verlaagd ten
opzichte van gewone DS'en.
In de deuropening heeft Chapron zijn 'visitekaartje' achtergelaten.
De twee kleuren geven de vakkundig gerestaureerde auto een kenmerkend aanzien.
Waarde zo'n 150.000 euro.
Ook deze Concorde staat in het Mullin Automotive Museum in Oxnard.
De Le Leman was min of meer de coupé-variant van de Concorde.
De coupélijn komt hier goed naar voren.
Op deze foto's is goed het verschil tussen de daklijn van de Concorde en de Leman
te zien.
Eigen modellen
Het contract met de fabriek betekent niet het einde van de eigen modellen. De
vakmensen van Chapron blijven zich uitleven op de DS. Ze creëren coupés,
cabriolets en zelfs limousines onder eigen naam. De uitvoeringen van Chapron
zijn niet goedkoop, maar aanmerkelijk luxer dan de fabriekscabriolet. Aan de buitenkant zijn ze
gemakkelijk herkenbaar aan de brede chroomstrip op de flanken en de sierpanelen
onder de deuren. DS-ontwerper Bertoni gruwt van de verbouwingen door Chapron en
al helemaal van die extra sierlijsten.
Het bedrijf in Levallois-Perret maakt de vierpersoons cabriolet, Croisette
gedoopt, tot in 1962.
Als opvolger komt de Palm Beach. Die heeft een extra zijruit, waardoor de
kap minder zwaar overkomt. De Paris, de coupé met panoramische achterruit, houdt
het minder
lang uit. In 1960 verschijnt de vervanger, de Concorde, met een veel strakkere
daklijn. Vijftig auto’s later, in 1966, is er de Léman, weer met een ander dak. De productie hiervan loopt
door tot 1970. In 1972 volgt nog één exemplaar als nabrander. Deze heeft
een volstrekt afwijkende, vierkante achterkant. De opdrachtgever wilde het zo.
Elke auto wordt immers op maat gemaakt, naar de wensen van de klant. Geen enkele
Chapron is hetzelfde.
 |
 |
Links de Le Dandy de coupéversie, rechts de Caddy, de cabriolet.
Een Le Dandy met "traditionele" achterkant; eigendom van Peter Mullin.
Nog een Le Dandy met lage
achterspatborden. Let ook op de verlaagde voorruit.
Links een versie met laag
spatbord, rechts een later model met verhoogde achterspatborden.
Een DS21 Le Dandy met verhoogde
achterspatborden. In maart 2014 te koop voor 98.750 euro.
Het naamplaatje is
lichtelijk gehavend.
Deze versie wijkt af van andere
Le Dandy's en heeft een iets verlengd dak voor meer ruimte achterin.
2+2-versies
Naast de vierpersoons modellen komen er al gauw 2+2-versies. De Coupé krijgt
weer een klinkende naam: Le Dandy. Voor de cabriolet kiest men voor
Caddy, een typebenaming die Citroën voor de oorlog gebruikte voor sportieve
uitvoeringen.
In de loop der jaren sleutelen de koetswerkbouwers steeds meer aan het
origineel. In 1965 verlengt men de carrosserie en krijgen de auto's hogere achterspatborden, zodat kleine vinnen
ontstaan. Het verschil met de fabriekscabrio’s groeit. Ook wordt er
geëxperimenteerd met een lagere voorruit om een sportievere daklijn te krijgen. Omdat te veel ruiten tijdens de productie sneuvelen, wordt dat idee
weer verlaten.
Chapron maakt merkwaardigerwijs ook vierdeurs DS’en met een geheel eigen
koetswerk, als exclusief alternatief voor het massaproduct. De originele
lijnvoering wordt, menen velen, geweld aangedaan. De Majesty is aan de
achterkant nog als DS herkenbaar, de latere Lorraine in het geheel niet
meer. De afgesneden, rechthoekige vormgeving sluit niet echt aan bij de
afgeronde voorkant. In opdracht van bankier Dreyfus ontstaat een unieke Majesty
met verhoogd dak en aan de achterkant scharnierende achterdeuren.
 |
 |
Vierdeurs modellen
Majesty (links) en Lorraine (rechts) op publiciteitsfoto's van Chapron.
Een in 2015 gefotografeerde Majesty in Autoworld in Brussel.
Ook hier de Chapron-kenmerken: sierstrips op de spatborden en langs de
onderzijde en een typenaam op het spatbord.
Van boven is goed te zien hoe de Chapron-vierdeurs afwijkt van het
fabrieksproduct.
Een eenmalige Majesty met verhoogd dak en afwijkende deuren, destijds gemaakt in
opdracht van bankdirecteur Dreyfus.
De voordeuren zijn ingekort en de achterdeuren juist verlengd.
De auto is schitterend gerestaureerd. Waarde (mei 2014): een kwart
miljoen.
Boven en onder: de speciale Majesty als museumstuk in Amerika.
 |
Indrukwekkend
In totaal ontstaan tussen 1958 en 1973 een kleine 300 auto’s. Dat aantal is op zich niet
indrukwekkend. Toch zijn deze variaties op de DS beroemd. Ze worden
door hun eigenaren en liefhebbers gekoesterd. De waarde is in de loop der jaren
flink gestegen. Voor een mooi opgeknapt exemplaar kom je zelfs
een
vraagprijs tot boven de ton tegen. De bijzondere Majesty van bankier Dreyfus is
zelfs meer dan 250.000 euro waard.
Als Citroën haar godin met pensioen stuurt, betuigt Chapron zijn liefde
aan de SM, de sportwagen die Citroën en Maserati gezamenlijk hebben ontwikkeld.
Het bedrijf tovert de coupé om tot cabriolet en noemt die Mylord. Zeven exemplaren
verlaten de ateliers aan de Rue Aristide Briand. Twee voor klanten in
Frankrijk, één in Italië en vier gaan naar Spanje. Verder brengt Chapron een
verrassende vierdeurs, de Opéra. Daarvan worden er acht gemaakt. Drie
klanten wonen in Frankrijk, vier in Spanje en één in Haïti. Een succes als met
de DS wordt het niet. Daarvoor is de kostprijs te hoog.
 |
 |
Op basis van de SM: Mylord en Opéra
Een Opéra bij het Concours d'Elégance 2010 in de paleistuinen van Het Loo.
De vorm van de ruitpartijen werd behouden bij de omvorming van coupé naar
limousine.
Presidentiële auto
In 1968 krijgt de onderneming de opdracht op basis van de DS een presidentiële auto voor Charles de Gaulle
te maken. Dertien jaar eerder had Chapron een open Traction Avant limousine aan
het Elysée geleverd. De relatie tussen onderneming en de staat is een lang
bestaande. In 1934 bouwt Chapron zijn eerste auto voor de president.
De Gaulle wil niets anders dan een DS omdat die auto hem bij een
aanslag het leven heeft gered. Door zijn unieke veersysteem kan de auto namelijk op drie wielen rijden.
Een kapot geschoten lekke band maakt stoppen niet noodzakelijk.
De DS Présidentielle is een ontwerp van Citroën, in samenspraak met het Élysée.
Chapron is 'slechts' de uitvoerder van het project. De Gaulle wilde eigenlijk
een groene, maar toen hem werd gezegd dat alleen 'vert anglais' leverbaar
was, ging hij akkoord met de twee grijstinten. Echt veel heeft hij de wagen niet
gebruikt.
Zijn opvolger Pompidou maakt vanaf 1972
gebruik van een nieuwe staatsiekaros, op basis van een verlengde SM.
De auto viert zijn première tijdens een staatsbezoek van de Britse koningin
Elisabeth aan Frankrijk. Tot en met de regeerperiode van president Chirac staan de SM's (Chapron
maakte er twee) klaar in de presidentiële garage voor
gebruik tijdens bijzondere gelegenheden.
 |
 |
Op basis van de Traction Avant schiep Chapron deze presidentiële auto in 1955
De DS Présidentielle die Chapron in 1969 maakte naar een ontwerp van de Citroën-fabriek
De voorkant lijkt op een DS, hoewel alle onderdelen verschillen. Rechts de
rondlopende scheidingsruit.
Hier komen de lange wielbasis, de lange overhang vóór en zeker achter goed tot
uiting.
Gouden letters en een gouden aangepast merkplaatje op de C-stijl.
De auto is ook nog eens hoog, hoewel dat door de lengte niet eens zo opvalt.
Foto's gemaakt in Autoworld Brussel.
De SM Présidentielle die vanaf
1972 werd ingezet door het Élysée.
Een statige, majestueuze
verschijning...
De ruimte achterin is zeer ruim bemeten.
Links de SM in gebruik als staatsauto, rechts de auto met gesloten kap.
Moeilijk
Zoals veel koetswerkbedrijven krijgt het bedrijf van Chapron het moeilijk.
Serieproductie, voor zover je van serie kunt spreken, is niet meer aan de orde.
Op incidentele basis worden auto´s omgebouwd of maakt men prototypes voor
autofabrieken. Van de Peugeot 604 en Citroën CX verschijnen
landaulette-versies. Een andere specialisatie is het bepantseren van limousines
en restaureren van klassiekers. Het elan van weleer verdwijnt echter. Het
atelier van de onthoofde godinnen moet in 1985 de poorten sluiten. De
grote meester is dan al zeven jaar dood; 91 jaar werd hij. Dat moeten zijn
blikken kinderen nog maar zien te halen. ■
In opdracht van Citroën maakte Chapron ook de DS Prestige met separatieruit. Ook
hier de sierstrip op het voorspatbord.
Een vroege DS19 fabriekscabriolet uit 1961.
De eerste DS'en hadden roosters op de voorspatborden. De cabriolets dus ook.
Nog een DS19 fabriekscabriolet uit 1961.
DS fabriekscabriolet met het in 1962 geïntroduceerde nieuwe front.
De fabriekscabriolet met open en gesloten kap (foto's: Gina Classics).
De fabriekscabriolet had een geheel andere achterzijde dan de modellen die
Chapron onder eigen naam verkocht.
Met de kap naar beneden komt de slankheid van het ontwerp goed tot uiting.
Onder en boven: promotiefoto's voor de DS 'fabriekscabriolet'
►
Overzicht typen, productiejaren en -aantallen
|