So
British!
Brussel
●
Tijdelijke expositie in Autoworld
●
Thema: Engelse auto's
●
Nadruk op jaren '50-'60-'70
●
Van familieauto's tot supercars
januari
2020
Met het stuur aan de verkeerde kant
Om
het jaar organiseert Autoworld in Brussel rond de jaarwisseling een grote
thematentoonstelling als aanvulling op de vaste presentatie van de collectie. Er
wordt veel energie in gestoken om er wat bijzonders van te maken, hebben we
ervaren bij de eerdere tentoonstellingen over het werk van drie generaties
Porsche (zes jaar geleden) en over de topstukken van Italiaans design (in 2015/16).
Rond deze jaarwisseling draait het om Britse auto's. Zou het opnieuw een
geslaagde formule zijn? Alleen een bezoek kan het
goede antwoord geven op die vraag.
 |
Bijna ieder weekeinde is er wel ergens een manifestatie met oude auto's. In
Autoworld was ik al zes keer eerder. Toch zijn er twee aanleidingen om opnieuw naar
Brussel te gaan. Als eerste de
mooie jeugdherinneringen aan de tijden dat de Britse auto-industrie nog aanzien
had. Tijden waarin het pond gezag uitstraalde in de financiële wereld en een
man met een bolhoed in Londen net zo gewoon was als een jongere met een
gescheurde spijkerbroek nu. Tijden waarin de excentrieke Britse romanschrijfster
Barbara Cartland opzien baarde door in een witte Rolls-Royce te rijden. Een
witte! Dat was een
regelrechte aanval op de ongeschreven regels van de klassensamenleving, maar
voor de Londense dealer Jack Barclay was de klant koning. Koningin in dit geval. Dat John Lennon reisde in een gele Rolls Phantom met psychedelische beschildering was
erger dan majesteitsschennis. En dat wil wat zeggen in Groot-Brittanië.
De tweede aanleiding vormen de warme gevoelens bij het terugdenken aan de show
van vier jaar terug. De bovenverdieping van het museum was kunstig omgetoverd in
een Italiaanse stad. Ingenieuze decors van doek lieten de bezoeker geloven in een
ander land te zijn, met de bijpassende klassieke auto’s. De gevels leken
driedimensionaal, de openstaande luiken van de ramen net echt, terwijl ze nog
platter waren dan een dubbeltje. Een soortgelijke opzet met Engeland als
achtergrond belooft veel goeds. Enkele foto’s op internet tonen bovendien
interessante modellen.
 |
Automatische piloot
Vandaag, zaterdag 25 januari, is de voorlaatste dag van de expositie. Overmorgen
gaan de auto’s weer terug naar hun eigenaren. Een eerder bezoek was de
bedoeling, maar dat ging door omstandigheden op het laatste moment niet door.
Het maakt verder niet uit. De rit naar Autoworld is me bekend. Binnen twee uur sta je op de stoep als het verkeer
doorstroomt. In het weekend is dat doorgaans het geval. Het is een gevalletje
automatische piloot, dacht ik. Maar omdat wordt aangeraden altijd voorbereid op
reis te gaan, raadpleegde ik voor alle zekerheid de museumwebsite nog even. Dat
bleek wijs. Parkeren voor de deur, zoals alle andere keren, is sinds 1
januari niet meer mogelijk. Er zijn werkzaamheden aan de gebouwen en het
Jubelpark is afgesloten voor bezoekers. Zoek een plaatsje langs de straten in de
buurt of in één van de parkeergarages, is het advies. Het eerste lijkt voor een
zaterdag weinig realistisch, het tweede klinkt niet veel beter. De garages in de
omgeving hebben een zeer beperkte capaciteit. Waarom niet gebruik gemaakt van
één van de verschillende P&R-mogelijkheden om vervolgens met de metro naar
station Merode te reizen, op een paar minuten lopen? Het lijkt een goede optie.
Het navigatiesysteem krijgt als bestemming Roodebeeksesteenweg. Er is nog een
verandering sinds vorige keer. Brussel heeft milieuzones en alle auto’s moeten
zijn geregistreerd, ook buitenlandse. Dat kan online, maar is nog een heel
gedoe. De website van de ANWB heeft echter goed nieuws. Sinds medio 2019 is er
voor Nederlanders een vrijstelling. De vaderlandse kentekenadministratie en de
Belgische milieuautoriteiten hebben een uitwisselingsverdrag gesloten. Dat
scheelt weer.
 |
Bij de ingang staan een paar
actuele modellen van Britse fabrikanten.
Parkeergarage
De keuze voor de P&R blijkt alleen in theorie een goed idee. In de praktijk is
die onuitvoerbaar. Het staat er om half tien op zaterdagochtend barstensvol. Het
aantal geparkeerde auto’s is naar schatting anderhalf keer zo groot als het
aantal reguliere parkeerplaatsen. Een aantal parkeerders heeft er geen probleem
van gemaakt zelfs de wegen tussen de parkeervakken te blokkeren. Het alternatief
is een zoektocht naar een plek in de buurt of in een garage. Al snel blijkt dat
ik nog een verkeerde inschatting heb gemaakt. Anders dan verwacht is er in de
garage van Galerie du Cinquantenaire aan de Menapiërsstraat nog volop ruimte. De
weerzin om voor parkeren te betalen is niet voorbehouden aan Hollanders,
concludeer ik. De
garage is naast het metrostation waar ik anders ook zou zijn uitgestapt. Van
hier naar het museum is het zo’n drie minuten lopen. Nog
voor tienen sta ik voor de deuren van het vroegere tentoonstellingspaleis uit
1880, gebouwd om het vijftigjarig bestaan van het Koninkrijk België te vieren.
Ik ben niet de enige bezoeker. Er staat al een rij van mensen die naar binnen
willen. Eenmaal voorbij de kassa is van echte drukte echter geen sprake. Het
museum is groot en ik sla de vaste collectie over om meteen naar boven te gaan.
De hedendaagse Britse auto’s op de begane grond komen straks wel aan de beurt.
Het gaat me immers vooral om de klassiekers.
 |
Enkele merken zijn nog
overgebleven, zoals Bentley, Land-Rover, Jaguar en Mini.
Links stuur
De tijdelijke tentoonstelling is groots opgezet. Net als vier jaar geleden is een
omgeving gecreëerd die past bij de auto’s. Maar zo mooi als
Italië is Engeland niet. Niet in werkelijkheid en zeker niet hier in Brussel. De
uitvoering is minder betoverend. Je krijgt niet echt het gevoel in een andere
wereld terecht te zijn gekomen. Een Britse telefooncel en een zebrapad met ‘Look
right’ doen hun best, maar slagen er slechts gedeeltelijk in. Daar komt nog iets
bij. Een kleinigheid misschien, maar toch. De meeste auto’s hebben het stuur aan
de verkeerde kant. Dat wil zeggen: links. Het zijn Britse modellen die destijds
op het vasteland zijn verkocht. Ze staan opgesteld alsof ze deel uitmaken van
het Engelse verkeer. Dat voelt niet helemaal lekker, zeker niet met de Belgische
nummerplaten. Het klinkt zwaarder dan het is; de opstelling en aankleding is
veel aantrekkelijker dan wanneer de auto’s er zomaar zouden staan. De inrichters
hebben goed hun best gedaan er een mooie show van te maken. Gekleurde spotlights
verhogen de sfeer, al vertekenen ze op de foto’s de kleur van de auto’s.
 |
Rijen Britse auto's zoals ze
door de straten van onder meer Londen rijden. Maar de meeste wel met
links stuur.
Het decor is gebaseerd op
Regent Street in Londen.
Met doek is een sfeervol
decor geschapen.
Vooraan een Triumph Stag,
gemaakt tussen 1970 en 1978 met een V8 onder de motorkap.
Piccadilly Circus verwelkomt
grote en kleine gasten.
Regent Street
De eerste auto’s die ik tegenkom, boven aan de trap, schetsen ironisch de historie van de naoorlogse Engelse auto. Naast
de iconische Mini en eerste Range Rover staan een Triumph Dolomite en Rover SD1:
modellen die destijds de definitieve teloorgang van de sector inzetten. Hoe
aardig de concepten ook waren, de kwaliteit schoot ernstig tekort. Later zouden
de Austin Allegro en Morris Marina de trend versneld doen doorzetten. Ze ontbreken
hier in Brussel. Het moet wel leuk blijven. Dat doet het zeker met zo’n
cabriolet op basis van de Jensen Interceptor, een Marcos, Aston Martin met
Zagato-koetswerk, een Vanden Plas Princess of – heel wat anders – een Austin A30
en Mini Countryman met de houten accenten.
Centraal onderdeel van de tentoonstelling is de hoofdstraat, Regent Steet
in Londen, met een doorsnee van het vroegere Britse aanbod. Het leuke is, dat van
veel bread and butter cars bijzondere varianten zijn neergezet. In plaats van
een Hillman Minx staat er de luxe Sunbeam Rapier, de BMC Farina-reeks van rond
1960 is niet vertegenwoordigd door een Morris Oxford of Austin Cambridge maar
door een Wolseley. Waar je de Jaguar Mark 2 geregeld tegenkomt bij bijeenkomsten
van liefhebbers, staat hier de minder elegante voorganger met de dikkere
raamstijlen en kleinere achterruit. Er staat geen Ford Consul maar een Zephyr. De Ford Anglia is
een Sportsman, met het reservewiel achterop, naar het voorbeeld van de
Amerikaanse Thunderbird. Van de Morris Minor wordt de cabrioletversie getoond en
van de Austin A50 de exclusieve pick up. Ik kan me niet herinneren zo’n auto
ooit eerder te hebben gezien. Het meest opvallend is de Triumph 1800, waar de
passagiers een plek in de kofferbak krijgen toebedeeld.
 |
 |
Modellen uit de jaren
zeventig: Triumph Dolomite en Range Rover.
In 1976 introduceerde Rover
de 3500 V8 (codenaam SD1). Deze 2600 uit 1986 is daarvan afgeleid.
Austin Mini Countryman en
Morris Mini Minor, twee variaties op het thema Mini.
Vooraan de Cooper-versie van
de Mini, succesvol in vele rallys.
De Morris- en Austin-versies
van de Mini hadden een verschillende grille.
Deze Jensen Interceptor
Convertible (1976) is één van de laatste, in Amerika geleverd.
Zagato ontwierp in 2013 de
carrosserie voor deze bijzondere Aston Martin DB9.
De auto is een van de
jongste modellen van de tentoonstelling.
De oer-Land-Rover, met de
koplampen dicht bij elkaar.
De Lotus Elan S2 behoort tot
de eigen collectie van het museum.
Vanden Plas Princess 1959:
een statige limousine naar goede Britse traditie.
De auto maakt gebruik van
Austin-techniek.
Meer dan 200 km/u is de top
van de Marcos 3 Litre (1971).
De TVR Sagaris (2005) is,
laten we het neutraal zeggen, opvallend gestijld.
Links een Jaguar XJ-S,
rechts een Lotus Esprit.
Austin A30 1955 met twee
deuren. Er was ook een vierdeurs variant.
De typenaam van deze Riley
uit 1957 is One Point Five, geheel uitgeschreven en dus niet 1.5.
De Rover 100 was in die tijd
onderdeel van de Britse cultuur en had als bijnaam 'Auntie Rover'.
Sunbeam Rapier (deze is van
1963), de
luxe hardtop-versie van de Hillman Minx.
Zes cilinders heeft een Ford Zephyr Six;
vier de goedkopere Consul.
De achteroverhellende
achterruit was hét karakteristieke kenmerk van de Ford Anglia.
Dit is de Sportsman, met het
reservewiel achterop.
Een Bentley S1 en Jaguar XK
voor een fotodecor van Londen.
Op de grille en badges na
is de Bentley identiek aan de (duurdere) Rolls-Royce.
Morris Minor 1000
Convertible (1958) en Wolseley 16/60 (1965).
In de jaren direct na de
oorlog bouwde Triumph de 1800.
De achterpassagiers vonden
een opmerkelijk plekje in de kofferbak.
Wat in Europa de
Volkswagenbus was, was in Engeland de Bedford CA.
Deze auto is van 1957 en
in Europa afgeleverd met een links stuur.
Austin 1/2 Ton pick-up uit
1971; het model werd in 1957 gepresenteerd en kreeg in 1962 een
facelift.
Een dergelijke auto zul je
niet vaak tegenkomen.
De Jaguar Mk 1 is te
onderscheiden van de populairdere Mk 2 door de dikke
raamstijlen en kleinere achterruit.
Jaguar (1959) en Triumph
(1976) gebroederlijk naast elkaar.
Onmiskenbaar Brits: de
Londense taxi en een Rolls-Royce Silver Cloud.
Sportwagens
In het decor van Regent Street zijn echte etalages gemaakt. Ze tonen bekende
Engelse producten en de bij de tentoonstelling passende merchandising.
Klassiekers van Matchbox en Dinky Toys laten de autowereld van vroeger in
miniatuur zien. Aan het eind van de straat ga ik de hoek om. Daar is een hele stoet compacte Britse sportwagens opgesteld. Ooit was
het land leider in deze klasse. De MG’s A en B, Triumphs TR, Sunbeam Alpine en
Austin-Healey waren overal ter wereld geliefd. Wie kent ze niet? Na de oorlog
was Amerika een belangrijke exportmarkt.
Naast deze populaire modellen staan er ook wat exclusievere typen, in veel
kleinere aantallen geproduceerd, maar vanuit historisch oogpunt minstens zo
interessant. De AC Ace bijvoorbeeld, in dit geval met een Bristol-motor. De
legendarische sportwagen werd tussen 1953 en 1963 zo'n ruim 700 keer
geproduceerd. Van de Jowett Jupiter, het laatste model van het merk voordat het
in 1954 ophield te bestaan, zijn 900 chassis gebouwd. Ruim 800 kregen de
carrosserie zoals we die hier zien. De auto heeft geen echte motorkap: de hele
voorzijde klapt open, maar anders dan bij de Jaguar E-Type of Triumph Herald
naar de achterkant. Vergeleken met deze auto's zijn de Lotus Super Seven en de
Daimler SP250 massaproducten. Van de Lotus zijn er tussen 1957 en 1972 zo'n 2500
gemaakt. De wagen inspireerde onder meer Joop Donkervoort voor zijn eigen merk.
De achtcilinder Daimler SP250 was het laatste model van het merk voor de
overname door Jaguar in 1960. Het uiterlijk kon weinig mensen bekoren. In de
vijf jaar van productie werden de 3000 per jaar bij lange na niet gehaald. De
teller bleef steken op 2654.
 |
 |
Engelse producten en
merchandising in de etalages van de hoofdstraat.
Engeland was ook de bakermat
van de miniatuurmodellen.
Een Bedford en Mini Moke van
Dinky Toys.
Bijzondere Estate Cars in
het klein, op basis van Rolls-Royce en Lotus.
Austin-Healey 100/4, gemaakt
in 1953, een succesvolle samenwerking tussen de beide merken.
Links een Triumph TR2 uit
1954, rechts de Subeam Alpine van 1967.
Lotus Seven MK2 (1964), Morgan
(2015) en Ariel Atom (2007): buitenbeentjes van de Britse sportwagenwereld.
Een serie sportwagens staat
mooi opgesteld in een zijstraat.
AC Ace Bristol (1959) met
een twee liter zescilinder motor.
Ook deze auto is met z'n
stuur links buiten het
Verenigd Koninkrijk afgeleverd.
Vier jaar (1950-1954) bleef
de Jowett Jupiter in productie. Het was de laatste auto van het merk.
Zo'n 900 Jupiter-chassis
zijn gemaakt, ruim 800 met deze carrosserie. Er is geen motorkap, de
hele voorkant klapt open.
De Daimler SP250 was het
laatste model van Daimler voordat het merk in 1960 werd
overgenomen door Jaguar.
De geribbelde grillerand is
handelsmerk van Daimler. Daarachter ligt een V8.
Boven modaal
De wandeling door de virtuele Britse stad brengt de bezoeker vervolgens in exclusieve
sferen. Het standsverschil is net zo verbonden met de Britse samenleving als het
koningshuis en de pub. Sommige parkeerplaatsen
zijn voor Residents Only. Hier wonen de ver-boven-modale Engelsen die zich een Jaguar, Rolls-Royce, Aston Martin of Bentley kunnen veroorloven. Op een binnenplaats
staan de luxe auto's bij elkaar, aangevuld met de zeer exclusieve Bristol 406, Jensen 541
en Gordon-Keeble. Mooi dat ze hier staan. Je ziet ze zelden bij manifestaties of in
musea. Dat is niet verwonderlijk, want ze zijn in kleine aantallen gemaakt. Van de Gordon-Keeble met Chevrolet-motor, getekend door Giugiaro en
tussen 1964 en 1967 gebouwd door Bertone, precies 100. De
Bristol (1958-1961) bracht het tot 174 exemplaren. De motor borduurt nog voort
op een vooroorlogs BMW-ontwerp. De modellen erna hadden een Chrysler-krachtbron
onder de kap. Bij de Jensen ligt een Austin-motor in het vooronder. Tussen 1954
en 1959 verlieten
226 stuks de fabriek. Net als bij de Jowett is de voorkant één geheel. In plaats
van een grille is er een paneel dat opendraait om koellucht door te laten.
 |
Een exclusief hofje met
auto's voor de welgestelden. Vooraan een Jaguar, daarachter een Aston
Martin.
Een Gordon-Keeble en Jensen
zie je niet vaak, ook niet in musea.
Van de Gordon-Keeble zijn er
100 gemaakt. Opmerkelijk: het logo van de auto is een schildpad!
Jensen 541 met een paneel
dat open en dicht kan gaan om de koeling te reguleren.
Het merk Bristol is
vertegenwoordigd met de 406, het laatste model met een motor gebaseerd
op een BMW-ontwerp.
Een Bentley Continental en
Rolls-Royce Corniche voor rijke eigenaren.
De S1 Continental Coupé
(1959) is een Bentley die niet als Rolls-Royce te koop was.
Supercars
Hoezeer de Britse auto-industrie het aureool van vergane glorie heeft, de sector
heeft ook een aantal zogeheten supercars voortgebracht en doet dat trouwens nog
steeds. Een vijftal is bij
elkaar gezet in een zijzaaltje, waaronder de Jaguar XJ220 (1992-1994) en de McLaren F1, geproduceerd tussen 1994 en 1998 en winnaar van Le Mans in 1995.
Lange tijd gold dit als de snelste productieauto ter wereld met een topsnelheid
van ruim 380 km/u, ruim 30 meer dan de Jag. Het was de eerste productieauto met
een zelfdragende carrosserie van koolstofvezel versterkte kunststof. Zelfs bij
stilstand stralen de beide zilvergrijze kanonnen snelheid uit. Van de McLaren
zijn ruim 100 stuks gebouwd, bij Jaguar stond de eindteller op 281.
Een andersoortige exoot is de Aston Martin Lagonda die met zijn scherpe lijnen bij de
presentatie in 1974 een bezienswaardigheid was. Het was de eerste auto met een
digitaal dashboard. De ontwikkelkosten daarvan zorgden, samen met de
problematische werking, dat Aston Martin er commercieel weinig plezier aan
beleefde. Tot 1990 bleef de auto in productie, maar in al die jaren zijn er niet
meer dan 645 gemaakt. Dit exemplaar is van het laatste productiejaar.
In de buurt van de grote sedan staan, half in het donker, een Ford Cortina Lotus
en een Escort in rallytenue.
 |
McLaren F1, destijds de
snelste coupé ter wereld.
Jaguar verraste de wereld in
1992 met zijn supercar XJ220.
Over smaak valt niet te
twisten.... dus ook niet over het uiterlijk van deze McLaren.
Futuristisch en
uitgesproken: de Aston Martin Lagonda. Commercieel een grote flop.
De elektronica en afwerking
waren teleurstellend voor een auto in deze klasse. Zeker in de eerste
jaren van productie.
Destijds een spraakmakende
combinatie, familieauto in sporttenue: de Ford Lotus Cortina.
Wat in het donker: een Ford Escort in
raceversie.
Snelheidsduivels
Beneden in het museum, onderaan de trap, staat nog een serietje
snelheidsduivels. Deze zijn speciaal gemaakt voor het circuit. Ze zijn
indrukwekkend en worden veelvuldig op de foto gezet. De écht gespecialiseerde
liefhebber haalt er de neus voor op. Zowel de Jaguar D-type als de lichtgewicht
E-type zijn nagebouwd en niet origineel. Dat er replica’s van zijn, bewijst wel
hoe waardevol de originele auto’s zijn.
Over waardevol gesproken: in het midden van de museumzaal staat de nieuwste
uitvoering van de Rolls-Royce Phantom met Extended Wheel Base. Ofwel:
heel lang. Waar tot en met
de jaren zeventig de helft van de gemaakte Rolls-Royces bestemd was voor klanten
in Groot-Londen, zijn vandaag de dag China en de Arabische landen belangrijke
afzetmarkten. Over smaak valt niet te twisten, dus ook niet of deze
zelfverklaarde beste auto van de wereld een aantrekkelijke verschijning is.
Imposant, pompeus en nadrukkelijk aanwezig is de wagen zonder enige twijfel. De
prijs? Wie daarnaar moet vragen, heeft te weinig geld om er eentje te kopen,
luidt steevast het antwoord.
 |
Op de begane grond staan
enkele Britse auto's voor op het circuit.
Let op: beide modellen zijn
replica's van beroemde originelen. Jaguar D-Type en lichtgewicht E-Type.
Midden op de museumvloer
staat het nieuwste model Rolls-Royce Phantom.
Bescheidenheid of
ingetogenheid zijn niet de woorden die je te binnen schieten bij deze
kolos.
België
Als het virtuele bezoek aan het vroegere Engeland is afgerond, maak ik nog een
rondje door de rest van het museum. De meeste auto’s zijn bekend, maar het valt
me op dat de presentatie zo her en der aanzienlijk is verfraaid. De collectie
Belgische merken is uniek. Te midden van de Minerva’s, FN’s, Fondu’s en andere
merken, staat op een groot rond plateau een door het Belgische koetswerkbedrijf
Coune tot coupé omgebouwde MG B. Die sluit mooi aan bij het thema van de
tijdelijke tentoonstelling. Exact 56 zijn ervan gemaakt, waarvan er nog 14 over
zijn, voor zover bekend. De belangstelling voor deze versie verdween snel toen
de fabrikant zelf een gesloten versie ging maken, de MG B GT.
Tijdens de rondgang zie ik enkele auto’s van de vaste collectie die boven niet
hadden misstaan, zoals de Standard Vanguard, Morris Mini Cooper, Scootacar,
Triumph Spitfire, Sunbeam Alpine en Rover 2200 met reservewiel op het
kofferdeksel. Stuk voor stuk zijn ze onmiskenbaar Brits en roepen ze dezelfde
herinneringen op.
So British! is vooral een parade van niet meer
bestaande merken. Uit een periode dat het Verenigd Koninkrijk los stond van
Europa. Zie hier: het verleden is de toekomst. Over nog geen week is de brexit een
feit. Het is voorbij. Ze komen niet meer uit de fabrieken, de
auto's met het merkplaatje Austin, Morris, Wolseley, Riley, Hillman, Singer, Sunbeam,
Humber, Rover, Standard of Triumph. Ook
Bedford als merk van bedrijfswagens is sinds 1991 geschiedenis. De meeste merken
die wel hebben kunnen overleven, zijn in buitenlandse handen. In India wordt
beslist over het lot van Jaguar en Land-Rover, in Duitsland over Bentley en Rolls-Royce. De
financiers van de exotische merken zijn veelal ook geen Britten.
Veel van de oude glorie is hier nog één keer bijeengebracht, waarbij het
ontbreken van Vauxhall het meest opmerkelijk is. Er staat er niet één.

Opmerkelijk genoeg staat er niet
één klassieke Vauxhall (afbeelding: brochures uit eigen archief).
Een coupé op basis van de MG
B voordat de fabriek er zelf mee kwam.
De koplampen hebben
kunststof kappen en de achterkant is geheel nieuw ontworpen.
De legendarische Morriss
Mini Cooper S, bouwjaar 1962.
Minimaler kan niet: Scootacar
1964, met slechts één deur en één
zitplaats.
Weggestopt in een soort
garage: een klassieke Bentley Mark VI uit 1948.
Twaalf cilinders heeft de Jaguar XJ12 (1972), zes
de Rolls-Royce Silver
Wraith uit 1948.
Standard Ten (1954). De auto
staat in de stelling aan de zijkant van het museum.
Bruin was toen helemaal geen
gekke kleur voor een Triumph Spitfire of Rover 2200.
Standard Vanguard en Sunbeam
Alpine: ze hadden op de bovenverdieping niet misstaan.
|
Verdwenen en nog bestaande merken |
|
Bentley |
1919 - nu |
onderdeel
van de Volkswagen-groep |
|
Jaguar |
1931 - nu |
eigendom van
Tata (India) |
|
Land Rover |
1948 - nu |
eigendom van
Tata (India) |
|
Lotus |
1948 - nu |
eigendom van
Geely (China) |
|
MG |
1923 - nu |
eigendom van
SAIC (China) |
|
Rolls-Royce |
1904 - nu |
onderdeel
van BMW |
|
Vauxhall |
1903 - nu |
onderdeel
van PSA (Frankrijk) |
Zeven euro
Als afsluiting van het bezoek sta ik nog even stil bij de nieuwste Bentley Continental Coupé en Rolls-Royce
Wraith Black Badge. Die laatste heeft een opvallende lak waarbij de
schijnwerpers verschillende kleuren van de regenboog naar voren toveren. Hiermee
vergeleken is de witte auto van Cartland ingetogen. Ook een McLaren kies je niet
als je onopvallend over straat wilt.
Ik ga richting parkeergarage en zie tot mijn verbazing dat het plein voor het
museum vol staat met geparkeerde auto's. De afzetting die er vanochtend nog was,
blijkt
weggehaald. Wisten deze bezoekers dat of zijn ze op goed geluk naar het museum
gereden? Het is onbelangrijk. Met een parkeergaragetarief van zeven
euro voor een halve dag laat Brussel zich van een sympathieke kant zien. Tot
over twee jaar wellicht.
■
De lak van de Wraith zorgt
voor een speling van het licht.
Het nieuwste model van de Bentley Continental GT.
Laag en breed: de nieuwe
stijl van het huis.
720 pk levert de V8 van de
McLaren 720S. Meer dan drie ton moet je ervoor neertellen.

 |
In twee uur met de auto naar
Italië
Je bent in Brussel, maar
waant je in Italië.
Verslag van een bezoek aan een schitterende
tentoonstelling met Italiaanse auto's in de hoofdrol.
januari 2016
|
 |
|