80
jaar Jaguar
Brussel (B)
●
Tijdelijke tentoonstelling in Autoworld
●
Vraagtekens rond jubileum
●
Naoorlogse saloons en sportwagens
●
Enkele unieke modellen
●
Introductie nieuwe Jaguar XF
augustus 2015
Merkwaardige verjaardag, mooi feestje
Autoworld in Brussel viert het tachtigjarig bestaan van Jaguar met een
tijdelijke tentoonstelling. Veel aandacht is er voor de naoorlogse sportwagens,
vooral de legendarische E-Type, maar ook voor de verschillende saloons. Daarnaast heeft het museum een aantal unieke modellen binnen de muren
weten te krijgen. Tegelijkertijd presenteert Jaguar er zijn nieuwste model, de XF. Reden genoeg nogmaals naar Brussel af te reizen.
 |
De eigenaren van een open
Jaguar E-Type en twaalfcilinder XJ Coupé op de parkeerplaats zijn vast
geen toevallige passanten. Ik durf te wedden dat ze speciaal naar
Autoworld zijn gekomen om naar hun geliefde merk te komen kijken. De
vader van een gezin, zo te zien en te horen Italiaanse toeristen, maakt
een foto van de E-Type, zijn zoontje in zijn enthousiasme meenemend.
Deze auto bewijst dat niet alleen Italianen het vakmanschap van
vormgeving onder de knie hebben. De E-type is er beroemd mee geworden.
Wulps en sexy, waren de kwalificaties bij de introductie in maart 1961.
De toenmalige Jaguar-baas William Lyons had zich persoonlijk bemoeid met
het karakter en uiterlijk van zijn product. Aan de waardering voor de
modellering is in de loop van vele decennia niets veranderd. Uitstraling
kan tijdloos zijn. Een E-Type krijgt als een mooie vrouw aandacht door
er alleen maar te zijn. Opgepoetst en in de schijnwerpers gezet, is het
allemaal nog indrukwekkender. Dat laat de tentoonstelling binnen zien.
Autoworld heeft er een mooie expositie van weten te maken, met
seriemodellen, drie unieke Italiaanse creaties, een opmerkelijke
conversie én de presentatie van het allernieuwste model van Jaguar, de
tweede generatie XF. Zelfs een jong paar in een Porsche is onder de
indruk van het geheel, hoewel zij nadrukkelijk de voorkeur geven aan een
heel ander – niet minder iconisch – merk.
 |
 |
Dit zijn vast
geen toevallige passanten.
Autoworld heeft
ter ere van het 80-jarig bestaan een mooie expositie gemaakt.
Alle windstreken
Als om tien uur de deuren van Autoworld open gaan, staat een groepje
mensen al te wachten. Ze willen graag naar binnen. De parkeerplaats is
nog tamelijk leeg. Dat zal in de loop van de dag veranderen. Om aandacht
te vragen voor het tijdelijke moois in het museum, hangen banieren aan
de gevels van het markante gebouw. Het is niet toevallig dat er een
E-Type op staat. Een museummedewerker rijdt een moderne Jaguar naar
buiten en parkeert die voor de ingang. Als een ober in een straatje met
toeristenrestaurants moet de auto passanten naar binnen lokken. Een
beetje liefhebber heeft die aansporing niet nodig. In de uren erna
passeren vele bezoekers de glazen toegangspoortjes. Ze komen uit alle
windstreken: Egypte, Engeland, Duitsland, Italië… en Nederland
natuurlijk. Ook Belgen hebben het autopaleis in hun hoofdstad weten te
vinden. De dame achter de kassa noteert het ter wille van de statistiek.
De Jaguar-expositie trekt ongetwijfeld extra bezoekers. Ze zullen niet
teleurgesteld worden. De bovenverdieping is er speciaal voor ingericht.
De presentatie is heel wat uitgebreider dan die over de 60-jarige
Citroën DS eerder dit jaar (►lees
verslag).
De
bovenverdieping van Autoworld is speciaal voor de expositie ingericht.
De XJ220 is één
van de vele trekpleisters.
Historische
brochures vullen de tentoonstelling aan.
Kanttekening
Tachtig jaar Jaguar. Het klinkt goed en een feestje waard. Maar wel met
een kanttekening. Als merk bestaat Jaguar namelijk pas sinds 1945,
terwijl de onderneming al sinds 1922 actief is. Het is dus een wat
merkwaardige verjaardag. Een eerder bezoek aan het – niet meer bestaande
– Jaguar Heritage Centre, aan de in kennerskringen beroemde Browns Lane
in Coventry, gaf duidelijkheid (►lees
verslag). Het zit zo. In 1922 richten William Walmsley en
William Lyons in Blackpool de Swallow Sidecar Company op. Het bedrijf
maakt elegant vormgegeven zijspannen voor motorfietsen. De bedrijvigheid
verbreedt zich met het maken van chique carrosserieën op het chassis van
de eenvoudige Austin Seven. Assepoester wordt prinses. Het bedrijf wordt
omgedoopt in Swallow Sidecar and Coachbuilding Company. Na de Austins
volgen andere merken, zoals Standard. De formule slaat aan en Lyons
brengt als eigen product de Standard Swallow op de markt. Hij richt SS
Cars Limited op en koopt Walmsley uit. De eerste auto’s heten simpelweg
SS 1 en SS 2. Vanaf 1935 is er de toevoeging Jaguar, als beklemtoning
van het sportieve karakter. De SS 100 Jaguar wordt een begrip. Na de
Tweede Wereldoorlog hervat Lyons de autoproductie. Vanzelfsprekend neemt
hij afstand van de beladen letters SS. Zijn bedrijf heet voortaan Jaguar
Cars.
In 1935 wordt
aan de merknaam SS de naam Jaguar toegevoegd.
Swallow
De Brusselse tentoonstelling brengt deze geschiedenis in beeld met een
Ariel-motorfiets met SS-zijspan uit 1933, met daarnaast de beroemde SS
100 Jaguar. Op panelen staat aanvullende achtergrondinformatie en zijn
foto’s van historische modellen afgebeeld. Tot de vaste collectie van
Autoworld behoort een Austin Seven met een Swallow-koetswerk. Jammer dat
die er hier niet bij staat, maar gewoon op zijn vaste plaats in het
museum is gebleven. Voor de historie van Jaguar is het wagentje van
doorslaggevende betekenis geweest. Ook de meeste andere Jaguars van de
eigen collectie zijn niet verhuisd, behalve een lichtgewicht E-Type. Dat
doet weinig af aan het geheel. De opstelling is verzorgd en doordacht.
Alle auto’s zijn goed te zien. Langzaam draaiende schijnwerpers met
blauw licht geven de statische expositie een dynamische uitstraling.
Leuk, maar lastig als je foto’s wilt maken. En heel veel mensen willen
dat. Bijna geen bezoeker laat de telefoon, tablet of camera onberoerd.
Vooral de sport- en racewagens krijgen veel aandacht. Wat mij betreft
zijn vier andere modellen echter nog boeiender.
 |
 |
Ariel
Motorfiets met Swallow zijspan en rechts de SS 100 Jaguar (uit 1937).
De SS 100 en de
SS 2,5 Litre, de eerste modellen die de toevoeging Jaguar kregen.
Met de SS 100 Jaguar
maakte Lyons naam als gevierde sportwagenfabrikant.
Een Austin
Seven met een koetswerk van Swallow. De auto maakt onderdeel uit van de
museumcollectie.
Een E-Type van
de laatste serie met op de achtergrond de Austin Seven Swallow.
De sportwagens
worden door veel mensen op de foto gezet.
Michelotti
De organisator van de tijdelijke show heeft drie zeer bijzondere
modellen naar Brussel weten te halen: showmodellen van Italiaanse
koetswerkmeesters. Het mooist afgewerkt is een coupé van Michelotti uit
1963. De basis is een Jaguar D-Type, een wagen voor het circuit. Dat
verklaart de opvallend korte wielbasis ten opzichte van de totale
lengte. Het lichtblauw metallic glanst in het licht van de witte en
blauwe schijnwerpers alsof de auto vanochtend nieuw is afgeleverd. De
verchroomde, ongeblakerde uitlaatpijpen versterken die indruk.
Michelotti tekende het model naar goede Italiaanse traditie van die
tijd. Voor- en achterkant hebben meer dan een vleugje Ferrari en
Maserati in zich. De flanklijn daarentegen vertoont trekjes van de
Triumph TR6, op dezelfde tekentafels in Turijn ontstaan. Onder de
motorkap ligt een zescilinder met een inhoud van 3442 cc, goed voor 253
Britse paardenkrachten. De topsnelheid is zo’n 275 km/u. Dat wil je zo’n
schoonheid toch niet aandoen? Dit is een dame om mee uit te nemen om
langs de boulevards te flaneren.
Op basis van de
D-Type schiep Michelotti deze sportieve coupé.
De wielbasis is
relatief kort, de achteroverhang is groot.
In niets is in
het model een Jaguar te herkennen.
Aan de zijkant
en achterkant zijn trekjes van de Triumph te zien, ook door Michelotti
ontworpen.
Ghia
Het eveneens Turijnse atelier van Ghia voorzag in 1956 drie XK 140’s van
een ander uiterlijk. Dit is er één van. In niets is sprake van enige
gelijkenis met het basismodel. De motor heeft dezelfde inhoud als
Michelotti’s creatie, maar wat minder vermogen, 210 pk. De
snelheidsmeter bereikt bij 220 zijn verste stand. Het aluminium
koetswerk is uitgevoerd in een combinatie van vanille en donkerblauw,
met modieuze vinnen aan de achterkant en een panoramische voorruit. De
Italianen hebben zich kennelijk laten inspireren door de ontwerpmode die
uit Amerika kwam overgewaaid. Ook de grille is een Anglo-Italiaanse
combinatie. Een typisch modetrekje van die tijd zijn de voorbumpers die
als een hoorn naar boven buigen. Anders dan de Michelotti heeft deze
Jaguar het stuur links.
Het is een
XK140, als je het weet...
Ook Ghia's
creatie lijkt in niets op een andere Jaguar. Het bedrijf maakte drie exemplaren.
Modieuze
elementen: de vinnen met verticale achterlichten.
De
tweekleuren-uitvoering is een kwestie van smaak, zeker bij zulke afstekende
tinten.
Farina
Het derde showexemplaar is ontstaan in de studio’s van Stabilimenti
Farina (niet te verwarren met Pininfarina). Hier is de techniek van een
XK120 gebruikt. Flying Jaguar Coupé staat in sierlijke, maar net niet
iets te grote letters op de flanken. Dat had wat subtieler gemoeten. De
wagen is na zoveel jaren terug op de plek waar hij in 1952 voor het
eerst aan het publiek werd gepresenteerd, namelijk op de
autotentoonstelling van Brussel. Net als bij beide andere modellen wijst
niets erop dat het om een Britse sportwagen gaat, laat staan een Jaguar.
Opvallende elementen zijn de geringe overhang aan de voorkant, de grote
afstand tussen voorwielen en deuren, het tweekleurig uiterlijk, de
kleine achterlichtjes, de chroomstrip op de flanken en het minieme
schuifdakje. Het stuurwiel steekt ver in het interieur en staat bijna
verticaal. Het instrumentenpaneel zit midden op het dashboard, zodat
zonder grote aanpassingen een versie met rechts of met links stuur kon
worden geleverd.
Stabilimenti
Farina maakte deze XK120.
De auto geeft
een schuifdakje, met nadruk op het verkleinwoord.
Een ontwerp dat
ook de Italiaanse merken niet zou misstaan.
Een opvallend
stijldetail is de sierstrip op de flanken vanaf halverwege de deuren.
De drie
koetswerkbedrijven zetten hun naam nadrukkelijk op de auto.
Michelotti ging
nog verder dan alleen een beeldmerk.
Farina
vermeldde ook de naam van de auto.
Eventer
Een vierde bijzonderheid is minder oud en zeker minder exotisch. Minder
exclusief ook. Het is niettemin de eerste keer dat ik de auto in
werkelijkheid zie. De XJ-S Eventer uit 1988 is een door Lynx Motors
gemaakte ‘shooting brake’ (hoewel de auto zich niet leent voor de
jacht): een combinatie van sportwagen en stationcar. De maker verlengde
het dak, creëerde wat meer beenruimte achterin en monteerde een grote
achterklep. In totaal zijn er tussen 1982 en 2002 een kleine zeventig
gemaakt. Specialisten strijden erom of het er 67 of 68 waren. Wat maakt
het uit? Op het ontwerp is weinig aan te merken. De conversie is knap
uitgevoerd, al is de kier bij de achterklep wel erg breed. De externe
scharnieren zijn ook niet ieders smaak. Naar verluidt is de achterruit
afkomstig van een Citroën Ami Break.
Lynx Eventer,
een shooting brake op basis van de XJ-S.
Achterruit van
de Ami, brede kieren en externe scharnien.
De gewone XJ-S
was meer dan 20 jaar in productie, tussen 1975 en 1996.
Nieuwe XF
Over eerste keer zien gesproken: de verjaardagshow is aangegrepen om de
nieuwe XF te presenteren. Met het nieuwe model gaat de Indiase eigenaar
Tata Motors nog meer dan in het verleden de strijd aan met de Duitse
premiummerken. Het is een vierdeurs, maar met een vloeiende daklijn.
Waar Audi en BMW naast de traditionele sedan een sportiever gelijnd
model aanbieden (A6/A7 – 5/5GT), wil Jaguar beide marktsegmenten met één
model bedienen. Het model past in de stijl van het merk, maar sluit ook
aan bij de modetrends in ontwerpland. De nieuwe XF heeft gigantische
achterlichten. Wat een verschil met de gloeilampjes van net na de
oorlog. Kijkend naar de traditie hier enkele meters verderop, moet je
vaststellen dat de auto veel minder onderscheidend is dan zijn
voorvaderen. Het past bij het tijdsbeeld. William Lyons liet prototypen
in zijn tuin zetten om er eens goed naar te kijken en gaf zijn
commentaar door aan de ontwerpers. Ratan Tata doet dat zeker niet.
Misschien is dat maar goed ook. Bovendien moet je het verleden niet
overdreven romantiseren. De roestblaasjes op de deuren van de Mark V
zijn ook een spiegel van de tijd. Dat aspect van het verleden laten we
graag achter ons.
Jaguar België
presenteert de nieuwe XF.
De XF is minder
onderscheidend dan de historische Jaguars. Links: het beeldmerk als onderdeel
van de koplamp.
William Lyons
liet modellen in zijn tuin zetten om goed te bekijken.
Roestblaasjes
(rechts) onder bij de deuren van de Mark V.
Saloons en sportwagens
Terug naar de historie. Grace, Space and Pace. Met die slogan
prees Jaguar zijn luxe saloons en spraakmakende sportwagens aan.
Afgezien van de SS 100 staan er louter naoorlogse modellen. Met dien
verstande dat de Mark IV uit 1947 duidelijk een vooroorlogs ontwerp is.
Het verschil met de Mark V uit 1950 is veel groter dan de drie jaren
suggereren. Natuurlijk ontbreken de Mark II en XJ niet, al is het jammer
dat gekozen is voor een tweekleurige Mark II en de Series 3 van de XJ.
Op de begane grond staat een veel authentiekere Mark II. De grote Mark X
vind je elders in het museum.
Bij de sportwagens ligt de nadruk op de E-Types, waaronder de eerste
serie met afgedekte koplampen en een speciale lichtgewicht versie. Net
als hun voorgangers – de XK’s 120, 140 en 150 – zijn het stuk voor stuk
indrukwekkende verschijningen. Zulke auto’s worden niet meer gemaakt,
hoor je menig bezoeker zeggen. Wie even daarna bij de jongste F-Type
staat, denkt al gauw: maar deze wel! Bij het eeuwfeest zullen
liefhebbers ‘m vast staan te bewonderen.
 |
 |
De Mark IV was
uit 1947, maar het ontwerp is nog vooroorlogs.
De Mark V was
klassiek vorm gegeven en duidelijk herkenbaar als een Jaguar.
XJ Series III.
Van de eerste
serie XJ is er alleen een foto.
De tweekleurige
Mark II is niet de mooiste.
Deze Mark II
die beneden staat, is een historisch correcter exemplaar.
Een Mark II uit
1964, een Tour de France-auto.
De Mark X staat
elders in het museum.
De Jaguar XK-serie
werd een ongekend succes. Hier de XK120 van 1948.
Links de XK120,
rechts zijn opvolger, de XK140.
Een XK140
Drophead.
Vloeiende
lijnen domineren het aanzicht van de XK-modellen.
Een XK150, de
laatste van de serie, voor de komst van de E-Type.
De Jaguar
E-Type was al bij zijn introductie spraakmakend. Dat is nooit meer veranderd.
Een E-Type van
de eerste serie met bedekte koplampen.
Interieur van
de E-Type.
Nog een Series
I, waarbij de bedekte koplampen duidelijk zichtbaar zijn.
De E-Type was
er als cabriolet en coupé.
Elders in
Autoworld staat de E-Type die behoort tot de standaardcollectie.
De E-Type is
ruim vertegenwoordigd.
Een Series
II-model, onder meer herkenbaar aan de koplampen zonder kapje.
Een
lichtgewicht-versie uit 1965.
Links een
Series III cabriolet met hardtop, rechts een Series I coupé.
Replica's
Jaguar heeft in
de loop der jaren een vooraanstaande positie in de autosport bekleed. De
expositie belicht nadrukkelijk dat aspect van de historie. Ferme mannen
stuurden de stoere bolides over de lastige parcoursen van de
internationale race- en rallywereld. Niet zelden viel de zwart-witte
finishvlag voor de eerste keer bij een Jaguar. Vele overwinningen
schreef het merk op zijn naam. Zozeer zelfs, dat de marketingmensen bij
de introductie van de E-Type vreesden dat potentiële klanten de auto
links zouden laten liggen omdat ze dachten met een halve racewagen te
maken te hebben. Nergens in brochures en advertenties van destijds ligt
het accent op de sportprestaties. Inmiddels zijn de originele
sporthelden van toen kapitalen waard. De wagens die historische
overwinningen behaalden, zijn in handen van kapitaalkrachtige eigenaren
of musea. Dat ze hier bij elkaar op een rijtje staan, is gezichtsbedrog.
Op de informatiebordjes kom je herhaaldelijk het woord ‘replica’ tegen.
De twee C-types uit de jaren vijftig bijvoorbeeld zijn nagemaakt, net
als de in 1966 gecrashte XJ-13 Proteus. De drievoudig Le Mans-winnaar
uit het midden van de jaren vijftig is een kopie, net als de winnaar van
1951/53. Aan de uitstraling verandert dat niets. Niet alles is trouwens
onecht. De getoonde XK’s hebben destijds werkelijk Le Mans en de Mille
Miglia gereden en de XJR 12 Silk Cut heeft in 1990 Le Mans winnend
uitgereden.
 |
 |
De XJ13 en
beide C-types zijn replica's.
Replica's van
een C-Type en van een D-Type, Le Mans-winnaar in het midden van de jaren
vijftig.
Hoewel
nagebouwd, is de uitstraling indrukwekkend, mede door de a-symetrische,
verticale 'vleugel'.
Deze XK140 deed
in 1956 mee aan de Mille Miglia.
Deelnemer aan
Le Mans in 1951.
De rijder zat
achter een miniem voorruitje.
XJR12 Silk Cut,
winnaar van Le Mans in 1990.
Wielen
Bij een afsluitend rondje langs alle modellen valt op dat niet zelden de
vorm van de wielen al verraadt dat het om een Jaguar gaat. De variëteit
is minstens zo groot als die bij de modellen zelf, van de
draadspaakwielen uit de jaren vijftig via de gesloten stalen velgen van
de decennia erna tot het moderne lichtmetaal. Het is als met schoenen
onder een maatpak: de juiste keus accentueert de smaak van de bezitter.
In dat opzicht is er in tachtig jaar niet veel veranderd. De finishing
touch als constante. Het had een mooi thema voor dit verjaardagsfeestje
kunnen zijn. Dan maakt het niet uit of de tachtig ook echt tachtig is.
■
XK8, gemaakt
tussen 1996 en 2006.
Luxe domineert
het interieur van de XK8, met hout en leer als gebruikte materialen.
De klassieker
van de toekomst, de F-Type.
Wielen door de
jaren heen
SS 100 Jaguar
(1937) en XK 150 (1957).
Mark V (1950) en XK
140 (1956).
Beide E-Type
(1961).
D-Type
Michelotti (1963) en E-Type Low Drag (1965).
XJ-S (1975) en XJ-S
Eventer (1988).
XJ Series III
(1992)
en XJ220 (1994).
XJ-S (1988) en XK8
(1996).
XK (2006) en F-Type
(2015).
|