America on Wheels

Allentown, Pennsylvania (USA)




●  Politieke ontstaansgrond
●  Bruikleen als basis  
●  Mack-vrachtwagens    
●  Auto's van Bulgari  
●  Preserve or restore 


augustus 2019
 

  


Automuseum als stadsontwikkelingsproject  
 

Een automuseum dat maar één auto bezit en daar binnenkort ook nog eens afstand van doet. Het klinkt raar, maar is de werkelijkheid van America on Wheels in Allentown in de Amerikaanse staat Pennsylvania. Het museum is ontstaan als stadsontwikkelingsproject en wordt gedragen door de gemeenschap. Het combineert regionale historie en het enthousiasme voor het behoud van oude auto’s met een educatieve doelstelling. We gaan eens kijken en ontdekken dat twee uur voorbij zijn voor je er erg in hebt.
 

Zeventien miljoen kostte de nieuwbouw die aansluit op het oude kantoor van de vleesverwerker.

De sfeer is direct bij de ingang al ontspannen. De man achter de kassa waagt zich niet aan het schatten van de leeftijd van zijn bezoekers en omzeilt dat vraagstuk slim. Hij toont met een glimlach de kaart met leeftijdscategorieën en vraagt welk toegangsbewijs we willen hebben. Senioren van 62+ mogen voor acht in plaats van tien dollar naar binnen. Hij gelooft ons direct als we aangeven voor het gereduceerd tarief in aanmerking te komen. Een bewijs hoeft hij niet te hebben. We zien er kennelijk vertrouwenwekkend uit of hij vindt het allang goed. Tien dollar was trouwens ook geen probleem geweest, maar we blijven natuurlijk Nederlanders. De rugzak mag niet mee naar binnen. "Laat die maar in de auto", is zijn advies. Op de vraag of dat veilig is, antwoordt hij laconiek "Ik hoop het, want mijn auto staat er ook geparkeerd". De tas mag ook achter de balie, als we dat liever hebben. Dat hebben we liever. Hij wil er best een oogje op houden.   
Vervolgens vraagt hij uit welke plaats we komen. Hij heeft opdracht gekregen dat in een schriftje te noteren. Nederland begrijpt hij nog, maar ons antwoord ‘uit de buurt van The Hague‘ zegt hem niets. Zelfs bij Amsterdam gaat geen belletje rinkelen. The Hague, hoe schrijf je dat? Hij wacht het antwoord niet af en besluit dat Netherlands vast voldoende is voor de statistieken. Trouwens, Nederland? Hoe komen twee Nederlanders hier verzeild, in Allentown? En hoe kennen ze het museum? De uitleg met de kernwoorden liefhebber, auto’s, vakantie en internet leiden tot begrip. Op onze vraag wat te vertellen over de achtergrond van het museum bloeit hij op. Hij voegt er meteen iets over zichzelf aan toe. Voor zijn pensionering was hij leraar. Met auto’s heeft hij niet veel, maar dit is een mooi baantje. Zijn gevoel voor uitleg en grondigheid is niet met pensioen gegaan. Leraar is geen vak maar een leven, concluderen we.
 

Nog net zichtbaar onder de trap: de Oldsmobile, het enige bezit.

In de benedenhal staan enkele fraaie Amerikanen, zoals een Hupmobile uit 1933.

Bovenaanzicht van een Ford DeLuxe Convertible van 1940.

Zeventien miljoen
Waar nu het museum is, was vroeger een industriegebied. Hier stond het grote vleesverwerkingsbedrijf Arbogast and Bastian. Na het sluiten ervan, verloederde de omgeving. "In 1989 besloot de gemeente tot herinrichting van het gebied. Het museum was het eerste onderdeel van een groots renovatieplan. En het laatste”, voegt onze leraar er ironisch aan toe. De weg van plan naar uitvoering bleek hobbelig en vol kuilen. Pas in 2008 werd het automuseum na vele vertragingen geopend. “Zeventien miljoen dollar heeft het de gemeenschap gekost. Een deel is nieuwbouw, een deel bestaat uit de vroegere kantoren van de vleesfabriek.” Het geld is niet uitgegeven aan auto’s. Die heeft het automuseum namelijk niet. “Dat is niet helemaal juist”, corrigeert hij zichzelf meteen. Een leraar moet precies zijn. Het museum bezit er één, een Oldsmobile Toronado, ooit geschonken gekregen. Eigenlijk zit het bestuur ermee in de maag. Het wil ervan af, want bezit brengt verplichtingen met zich mee en dat is alleen maar lastig. De opzet van het museum is namelijk dat anderen er hun klassiekers voor kortere of langere tijd onderbrengen. Het is immers een gemeenschapsproject, dat zichzelf presenteert als ‘a Museum of Education, Entertainment, Events’. Er is dus geen vaste collectie; wat er te zien is, verandert geregeld. Behalve de Toronado dan, maar die wordt binnenkort verkocht.
Na een uitgebreide uitleg mogen we verder. "Vergeet niet even een blik te werpen in het Hubcab cafe. Het interieur is origineel en vanaf een andere plaats hier opnieuw opgebouwd. Als jullie wat te vragen hebben, kom je gewoon naar mij. Ik ben de enige medewerker die er vandaag is. De kans is groot dat ik het antwoord ook niet weet”, voegt hij er lachend aan toe.
 

Het Hubcap Café is hier opnieuw opgebouwd (foto: AoW-museum).

Vaderlandsliefde
Al hebben we afgelopen jaren al tientallen automusea en manifestaties bezocht, er is altijd wat nieuws te zien, leert de ervaring. Dat blijkt al op een meter of tien voorbij de ingang. De leraar is wat verbaasd als we aan een Ferrari en Chevrolet Corvette voorbij lopen om stil te staan bij een klein wagentje. Het is een Crosley Liberty Sedan uit 1942. Dit is veel exclusiever. De naam mag dan Sedan zijn, het lijkt op een miniatuur-stationcar, zoals bijvoorbeeld ook Lloyd die na de oorlog in Duitsland aanbood. Het is het eerste model van de fabriek met een stalen dak, meldt het bijbehorende informatiebord, met de disclaimer dat deze informatie afkomstig is van de eigenaar. Slechts 30 zijn ervan gemaakt totdat in het voorjaar van 1942 de Amerikaanse auto-industrie overschakelde op oorlogsproductie. Vanwege het lage benzineverbruik werd geadverteerd dat je met deze auto je vaderlandsliefde toonde. Je droeg bij aan brandstofbesparing, belangrijk voor een land in oorlog. Het verbruik was 45 mijl per gallon, 1 op 16. Niet eens overdreven zuinig. Voor 545 dollar stond het wagentje in de prijslijst. Of de drie patriottische vlaggetjes aan de voorkant bij de prijs waren inbegrepen, weten we niet. De leraar vast ook niet.
 

Bij de Ferrari staan we niet zo lang stil. Een andere auto vraagt om aandacht, zie hieronder.

De Sedan was de eerste Crosley met een stalen dak.

Van het wagentje zijn er maar 30 gemaakt. Links: Amerikaanse vlaggen op de bumper.

Elektriciteit
We lopen naar een zaal die geheel is gewijd aan verschillende krachtbronnen, waarbij verleden, heden en toekomst in elkaar overlopen. Een schitterende koets van het latere automerk Studebaker markeert de periode dat je paardenkracht ook letterlijk moest nemen. Daarna kwam de competitie tussen stoom, elektriciteit en benzine. Een mooi gerestaureerde Stanley met zijn kenmerkende ronde neus representeert de stoomgeneratie. Tot 1924 hield de onderneming het vol.
Voor ons is het natuurlijk geen nieuws dat elektrisch rijden zo oud is als de auto zelf. In 1900 reed 38 procent van de auto’s in Amerika op elektriciteit. Ter vergelijking: in 2018 was dat 1,8 procent! We zien een paar van die elektromobielen uit de pioniertijd. De Detroit Electric kom je in andere musea ook tegen, maar de Electrobat IV uit 1895 kennen we niet. De ontwerpers hadden ervaring opgedaan met elektrische trams toen ze zich op de autowereld stortten. We lezen dat hun eerste modellen nog stalen wielen zonder banden hadden, alsof rijden op de weg hetzelfde is als op rails. Dit model heeft luchtbanden: een praktische innovatie. Niet langer stuiterde de auto over de weg.
Van veel recenter datum is een merkwaardig oranje elektrowagentje, een CitiCar uit 1976 van fabrikant Sebring-Vanguard. Deze start-up zag in de tijd van de oliecrisis kansen voor een zuinig, benzineonafhankelijk stadsautootje. Slechts twee jaar duurde het avontuur, van 1974 tot en met 1976. 2600 werden er gemaakt, tot op dat moment een record voor een elektrische auto. Topontwerpers zijn bij de ontwikkeling niet betrokken geweest. Een liniaal leek voldoende. (Na het faillissement in 1976 neemt een fabrikant van elektrische rolstoelen de boedel over. Tussen 1979 en 1982 maakt die nog eens 2000 exemplaren, herkenbaar aan de ver uitstekende, botsbestendige bumpers. Het wagentje wordt dan aangeboden als Comuta Car)
 

Studebaker was koetsenmaker voordat het bedrijf auto's ging maken.

Elektrische auto's uit de begintijd: een Electrobat en Detroit Electric.

In twee jaar werden 2600 CityCars gemaakt, een recordaantal voor een elektrische stadsauto.

Een ontwerper lijkt er niet aan te pas gekomen.

Een CitiCar en zijn opvolger de Comuta Car, gezien in andere Amerikaanse musea.

Stanley was een van de vooraanstaande fabrikanten van stoomauto's.

Geschiedenisboekjes
In deze zaal over krachtbronnen komt uiteraard ook de benzineauto aan bod. En nog wel met één van de oudste auto's van Amerikaanse bodem, in 1889 gebouwd. Dat is slechts drie jaar nadat Benz en Daimler hun eerste auto’s presenteerden. Het is een geesteskind van Henry Nadig, een uit Duitsland afkomstige immigrant in Allentown. Hij was de broers Duryea, die gelden als de vaders van de Amerikaanse auto-industrie, vier jaar voor. Roem is echter achterwege gebleven. De naam heeft geen plaats gekregen in de geschiedenisboekjes. Van de politie mocht hij alleen in de nacht de weg op om paarden niet te laten schrikken. Een brand in de jaren twintig heeft de wagen behoorlijk aangetast, maar wat rest is van historische betekenis. 
De naam Brockway is al even onbekend. De familie maakte koetsen en realiseerde zich dat daarin geen brood meer zou zitten. Ze plaatsten er een motor in. Hun werk van 1910 staat hier. Het is onbekend hoeveel van dergelijke wagens er gemaakt zijn.
Naast benzine, elektriciteit en stoom gaat veel aandacht uit naar waterstof, een mogelijke brandstof van de toekomst. Het experimenteren ermee is niet van vandaag of gisteren. We zien een waterstofauto compleet met een zonnepaneel op het dak. Er kunnen nauwelijks mensen in zitten. Daar is geen plek voor. Dat is verder een kleinigheid. Je kunt niet alles hebben.

 

Een van de oudste benzineauto's van Amerika, in 1889 gebouwd.

De familie Brockway maakte de overstap van koetsen naar auto's.

Wat wordt de toekomst: hybride, benzine, elektrisch of waterstof?

Een experimentele waterstofauto.

Voor mensen is geen plaats meer achterin! Rechts het zonnepaneel op het dak.

Naast het verhaal over de krachtbronnen, zijn er bijzondere racewagens...

...en een aantal opmerkelijke motorfietsen.

Mack
Allentown was lange tijd de thuisstad van vrachtwagenfabrikant Mack. In 1905 kwam het bedrijf van de broers Jack, William en Gus Mack vanuit Brooklyn hier naar toe. Tot 2009 was hier het hoofdkantoor gevestigd. Dat verdween om doelmatigheidsredenen; het werd samengevoegd met het kantoor van de nieuwe eigenaar Volvo, elders in Amerika. In 1990 had Mack zijn zelfstandigheid al verloren toen Renault-trucks het bedrijf overnam. Renault werd op zijn beurt tien jaar later overgenomen door de Zweden. De verbondenheid tussen Mack en Allentown verdween niet met de verhuizing. Het merk heeft er nog steeds een fabrieksmuseum. Een deel van de historische collectie is echter ondergebracht in America on Wheels. Modellen uit verschillende tijdvakken staan te pronken, met de buldog als merkmascotte op de neus. Stuk voor stuk zien ze er schoner en verzorgder uit dan ooit tijdens hun werkzame leven. Een Mack werd immers ingezet voor het zware werk. Dat is nog steeds zo, trouwens. De presentatie gaat verder dan het neerzetten van enkele modellen. Filmbeelden laten zien dat de vrachtwagens een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan de opbouw van Amerika, bijvoorbeeld bij de aanleg van wegen en bij grondverzet. Bij het bekijken van de oudjes valt ons op dat de ontwikkeling van trucks niet helemaal gelijk op ging met die van de personenwagens. Nog lang gebruikte Mack kettingaandrijving en massieve banden.
Mack is dominant aanwezig, maar er is nog meer te zien. America on Wheels besteedt ook aandacht aan trapauto's, racewagens en toerisme. Dat alles tegen het decor van een oude garage. Dat kom je vaker in musea tegen. Verrassend is het dus niet, maar wel sfeervol. 
 

Een vroege Mack-truck begroet de bezoekers beneden in de hal. 

Een schitterende foto van een paardentransportwagen in vroeger tijden. 

Een oude Mack in dienst van de plaatselijke vleesverwerker.

Nog tot in de twintiger jaren gebruikte Mack kettingaandrijving.

Een Mack-truck uit 1923.

Fotopanelen en vitrines met allerlei voorwerpen geven inzicht in de historie van Mack

Ook brandweerwagens werden gebouwd op het chassis van een Mack.

De Mack was vooral voor het zware werk.

De vrachtwagens speelden een belangrijke rol bij de opbouw van het land.

Een nagebouwde garage vormt het decor van de zaal. Misschien niet verrassend, maar wel sfeervol.

In Guy's Garage wordt gewerkt aan een auto van een klant.

De auto die gerepareerd moet worden is een Pontiac Coupé.

De oude trapauto's zijn net zo fraai gerestaureerd als de grote auto's.

Wat modelkeuze betreft doet de kleine wereld niet onder voor de grote.

Een Auburn stond model voor deze trapauto. Compleet met reservewielen.  

Een tafereel van midden jaren dertig. De aanhangwagen-tent-combinatie is van 1936.

Racewagens voor de wedstrijden op Indianapolis.

Restauratie
We gaan de trap op naar de bovenverdieping. Daar is een zaal ingericht die laat zien wat er komt kijken bij het restaureren van een oude auto. Bijna on-Amerikaans is de vraag die de bezoeker krijgt voorgelegd: restore or preserve? Moet je een oude auto piekfijn opknappen tot glimmend showmodel of blijf je ervan af en laat je de gebruikssporen en ouderdom gewoon zien? In de tijd van de Amerikaanse super-collectionneurs William Harrah en Jack Nethercutt was maar één antwoord mogelijk: restore. En dan zo perfect mogelijk. Nog altijd is dat de maatstaf bij het prestigieuze Concours d'Elegance van Pebble Beach. In kennerskringen klinkt vandaag de dag echter steeds vaker de vraag of originaliteit niet zwaarder moet wegen. Op veilingen is 'niet-gerestaureerd' tegenwoordig een aanbeveling.
Soms is aan restauratie echter niet te ontkomen. De expositie neemt de bezoeker mee langs de stappen die je moet zetten om van een schuurvondst weer een glimmende klassieker te maken. Om dat te illustreren staan in de zaal twee nagenoeg dezelfde auto’s: voor en na afloop van een opknapbeurt. Als je hiertussen moet kiezen, is het snel duidelijk: restore.

 

Niet zelden is een dergelijke auto de start van een restauratieproject.

Twee keer de achtcilinder Nash Ambassador: voor en na een grondige opknapbeurt.

Lezen
Hoewel er geen enkele aanvechting is om zelf aan een dergelijk project te beginnen, lezen we geïnteresseerd over de verschillende fasen van een restauratieklus. Nog voor je ook maar een vinger uitsteekt, wordt op het hart gedrukt, ga je de boeken in. Een verantwoorde klusser ontkomt er niet aan: speuren, zoeken en lezen. Veel lezen. Kom zoveel mogelijk te weten over je auto. Zoek naar oude werkplaatshandleidingen, als ze er nog zijn. Verzamel alle beschikbare foto’s en beschrijvingen. Hoe meer informatie, hoe beter. Vervolgens zet je alle mogelijke details zelf op de foto. Een restauratieproject kost vaak veel tijd. Je onthoudt echt niet meer hoe het precies zat, is de conclusie op basis van ervaringen van velen. Vervolgens ga je demonteren en systematisch aan de slag met het chassis, de aandrijflijn, de motor, de vering, de carrosserie en het binnenwerk.
Het is niet zelden een uitdaging aan ontbrekende onderdelen te komen. Als beurzen geen soelaas bieden, is het soms nodig ze zelf te (laten) maken. Het lakken, verchromen en opnieuw bekleden van stoelen en interieur is een vak apart. Laat dat over aan de vakman, is het advies.
Alles overziend, wordt het persoonlijk gevoel opnieuw bevestigd: begin er niet aan! Houd je bij de boeken en museumbezoeken.

 

Het restaureren van een auto moet stap voor stap gebeuren, wordt hier aan de hand van een voorbeeld uitgelegd.

Bewaar alle onderdelen goed en fotografeer alles, is het advies.

Bulgari
Een tweede ruimte op de bovenverdieping heeft als thema A Lifetime Devotion to the American Automobile. Hier staan negen klassiekers van Nicola Bulgari, een rijke Italiaanse verzamelaar die zijn collectie van wel 200 klassiekers deels in Rome, deels in Allentown heeft staan. Bulgari is ook voorzitter van het museumbestuur. Zijn specialiteit zijn Amerikaanse modellen tussen 1910 en 1940. Er is gekozen voor een ruime opstelling. Een uitstekende keus. Liever zo dan het dubbele aantal auto’s. We zien fraaie staaltjes van typerende modellen uit de Amerikaanse autohistorie. Namen uit al lang vervlogen tijden komen voorbij, zoals Nash, Hudson en DeSoto. Hoewel er in Den Haag ook een staat, is een zestiencilinder Marmon per definitie een bijzonderheid. Er zijn er nog maar 70 in de hele wereld en de getoonde coupé is er één van drie.
Wat jonger dan de rest is de Nash-Healey Le Mans uit 1951, een Amerikaans-Europees samenwerkingsproject. De motor is van Nash, die de auto als het vlaggenschip van de serie verkocht. Healey verzorgde het chassis en liet elders het koetswerk maken. Dit is de voorloper van de tweede – veel fraaiere – Nash-Healey waarvoor Pinin Farina de carrosserie ontwierp en maakte. De versie hier is minder elegant, maar minstens zo exclusief.
Alle auto’s zijn onberispelijk en door specialisten in dienst van Bulgari zelf gerestaureerd. De kosten van restauratie zijn vaak hoger dan de waarde van de auto. Dat deert de man niet. Als kleinzoon van de oprichter van het exclusieve merk is geld geen beperkende factor. Even schiet door het hoofd dat één project kennelijk nog niet is afgerond. De Oldsmobile Super Sport uit 1922 mist namelijk treeplanken. Mis. Dat is nou juist kenmerkend voor deze speciale uitvoering.

 

Negen auto's van de rijke verzamelaar Bulgari staan tijdelijk in het museum. Rechts een Bulgari-winkel in Boston.

De negen modellen krijgen alle ruimte.

De Nash-Healey (1951) voordat Pinin Farina werd gevraagd een nieuwe carrosserie te ontwerpen.

Vooraan een Buick 96S Sport Coupé uit 1935.

Het was gebruikelijk dat de reservewielen onderdeel waren van de voorspatborden.

De DeSoto DeLuxe komt uit 1942. Opvallend detail: de weggewerkte koplampen.

1933 is het bouwjaar van deze Graham Blue Streak Model 64.

De Marmon Sixteen Victoria Coupe met een carrosserie van LeBaron uit 1933.

Onder de kap van de Marmon huist een motorblok met 16 cilinders.

Een Graham Model 107 uit 1940.

Kenmerkend voor dit model is de 'haaienneus'. Typerend zijn ook de in de spatborden opgenomen koplampen.

De Oldsmobile Model 47-F Super Sport Touring uit 1922 heeft geen treeplanken.

Een Hudson Six Coupé uit 1942 en Lincoln Zephyr V12 uit 1937.

Bibliotheek
We zijn op doorreis, dus het wordt tijd af te ronden. Je zou nog wel een dag in de bibliotheek kunnen rondhangen om de honderden boeken uit te pluizen. Daarvoor is geen tijd. We doen het met de indrukken en de ervaring dat ook dit museumbezoek weer nieuwe kennis heeft opgeleverd. Daarom doet de liefhebber tijdens de vakantie een museum als dat in Allentown aan. Het is geen wereldexpositie, maar wel eentje die met bevlogenheid door enthousiastelingen is ingericht. Daar heb je geen eigen auto’s voor nodig.
We nemen rond half één afscheid, op weg naar de White Mountains van New England om uiteindelijk in Boston uit te komen. We krijgen vast nog veel meer moois te zien.
Er komen nieuwe gasten binnen. De leraar ontvangt ze en vraagt welk kaartje ze willen hebben. We horen hem zeggen “Als je wat wilt weten, kom het me vragen”, met ook nu de onmisbare toevoeging “Maar de kans is groot dat ik het ook niet weet”.


 

Stilleven van tassen die op een of andere wijze een relatie met auto's of autorijden hebben.  

Herinnering voor het familie-plakboek.  

Twee weken na ons bezoek zien we in Boston hedendaagse trucks van Mack aan het werk.