Bijzondere Alfa Romeo's
Den Haag (NL)
●
Tijdelijk in Louwman Museum
●
Exclusieve creaties
●
Modellen uit Alfa Romeo-museum
●
Coupés, cabriolets, racers en conceptcars
●
Aanvulling: introductie 4C in Nederland
●
Aanvulling: bijeenkomst 6C's
april / mei / juni 2013
Galerie van schoonheden en beroemde namen
Zestien exclusieve Alfa Romeo’s,
allemaal met een uniek koetswerk, vervaardigd door één van de beroemde studio’s
in Italië. Een tijdelijke tentoonstelling in de grote hal van het Haagse Louwman
Museum brengt ze bij elkaar. Dat is smullen voor de pure Alfisten, maar een niet
minder smakelijk hapje voor iedere andere autoliefhebber. Reden voor een
hernieuwd bezoek.
De deuren van het Alfa Romeo-museum
in Arese bij Milaan zitten al enkele jaren op slot. In het gebouw staat voor een
kapitaal aan historische auto’s, maar niemand die er bij kan komen. In 2009 werd
vol trots aangekondigd dat ter ere van het eeuwfeest een jaar later een
opgeknapte tentoonstelling te zien zou zijn. De belofte werd niet nagekomen.
Over het hoe en waarom is het gissen. Op de website staat een simpele boodschap:
“The Alfa Romeo Museum is closed until further notice for maintenance. We
apologize for any inconvenience”. In de pers circuleren verhalen dat het museum
nooit meer open zal gaan. Moederbedrijf Fiat is van plan het voormalige
fabrieksterrein met het museum af te stoten als onderdeel van het nationale
saneringsprogramma. Wat er met de collectie gaat gebeuren, is ongewis*.
*Na 2013 is er meer duidelijkheid gekomen.
In 2015 is het museum heropend, in 2017
brachten we er een bezoek. Zie:
►verslag.
 |
Het beeldmerk van Alfa Romeo uit de
tijd dat het bedrijf alleen in Milaan een fabriek had staan.
Alfa Romeo's van de vaste collectie
van het Louwman Museum.
De 8C 2900B, bijgenaamd 'de walvis',
een prototype uit 1941. Rechtsboven een foto van de auto in actie.
Naast racewagens uit de vroege jaren
ook jongere modellen.
Alfa Romeo Type 33/2 Daytona met
acht cilinders uit 1968.
Stijliconen
Evert Louwman is liefhebber van het merk. In een ver verleden was zijn bedrijf
Louwman & Parqui enige tijd importeur voor Nederland. Tot de vaste collectie van
zijn automuseum behoren verschillende historische modellen van Alfa Romeo. Maar
liefst zeven auto's staan in een speciaal ingerichte Alfa-afdeling op de eerste
verdieping. Ze hebben
allemaal betrekking op het roemrijke raceverleden. De letters zoals ze vroeger op de radiator stonden, staan
meer dan levensgroot op de muur.
Tussen 27 april en 2 juni 2013* staan er in de grote hal van het museum nog
zestien Alfa’s extra. Hierbij ligt de nadruk op de vormgeving. Enkele auto’s
komen uit het museum van Arese. Een pleister op de wonde
voor de bewonderaars.
Op de speciale tentoonstelling ‘Stijliconen, Passione per il Design Italiano’
vind je geen
alledaagse seriemodellen, maar auto’s met handgemaakte
carrosserieën uit de werkplaatsen van de wereldberoemde Italiaanse ontwerpers.
Plus als extraatje de meest begeerde supersportwagen van het merk.
* De tijdelijke expositie is
verlengd tot 23 juni
 |
 |
Stijliconen, Passione per il
Design Italiano: de tijdelijke tentoonstelling in de grote hal van het museum.
Conceptcars
De bedrijven van Bertone, Pininfarina, Michelotti, Touring en Zagato creëerden op basis
van Alfa Romeo-techniek uitzonderlijke modellen, veelal voor klanten met een
dikke beurs. Ze kregen een auto waarvan er hooguit een paar werden gemaakt, soms
zelfs maar één. Geregeld presenteerden de ontwerphuizen op autoshows ook
conceptcars, driedimensionale visitekaartjes om te laten zien waartoe de
creatieven van de bedrijven in staat zijn. Drie van die stijlstudies hebben hun
weg naar het Louwman Museum gevonden, twee van Bertone en één van Pininfarina.
Over mooi en lelijk valt niet te twisten. Imponerend zijn ze in elk geval wel. Dat
geldt trouwens voor de hele expositie, met dank aan het fabrieksmuseum, de
collectie van de Italiaanse verzamelaar van topstukken Corrado Lopresto (wiens
collectie niet voor een groot publiek toegankelijk is) en enkele particulieren. De tentoonstelling kwam
tot stand in samenwerking met de Club van Alfa Romeo-bezitters ter gelegenheid
van de viering van het 35-jarige bestaan.
 |
Twee conceptcars van Bertone.
Geschiedenis van Alfa Romeo
Twee modellen uit de beginperiode,
beide een A.L.F.A.'
Voordat we naar de auto's gaan
kijken, duiken we kort in de geschiedenis. Op 24 juni 1910 wordt de Anonima Lombarda
Fabbrica Automobili opgericht, afgekort tot A.L.F.A. Het nieuwe merk is een
voortzetting van de weinig succesvolle introductie van het Franse merk Darracq
op de Italiaanse markt. (De familie Darracq blijft via de aandelen nog enige tijd
verbonden met de Italiaanse firma.) Een groot succes wordt het allemaal niet. Alfa
leidt een kwakkelend bestaan. Tijdens de Eerste Wereldoorlog krijgt industrieel Nicola Romeo belangstelling voor de fabriek.
Het gaat hem vooral om de productiecapaciteit; veel interesse voor de auto's
heeft hij niet. Hij produceert voor de Italiaanse
oorlogsindustrie en maakt tractoren, vliegtuigmotoren en spoorwegmaterieel. Als
de vrede is teruggekeerd, komt de autoproductie na stevig aandringen bij Romeo toch weer in beeld.
Hij voegt
zijn naam aan
die van Alfa toe. De befaamde combinatie is geboren.
 |
 |
Beroemde racers in de
Louwman-collectie: 6C 1750 Grand Sport (1931), 6C 1500 SS (1929) en 8C 2300 Le Mans
(1933).
Aan de muur hangen historische
opnamen waarop de auto's in actie te zien zijn.
Touring maakte het koetswerk van dit
model. De regels schreven voor dat de racewagen een 'personenauto' moest zijn.
Een 6C 1750 Gran Sport Testa Fissa
van 1931, speciaal ontworpen voor de racerij.
Races
Als onderdeel van de marketing gaat het merk deelnemen aan races, zoals zoveel
autofabrikanten. Er is geen betere reclame voor de kwaliteit van je producten
dan een overwinning in een uithoudingstocht voor rijders en machines. Alfa Romeo
viert triomfen op de circuits en de parcoursen, niet in de laatste plaats
dankzij Enzo Ferrari, coureur en later hoofd van het raceteam. Verschillende
jaren na elkaar zegeviert hij bij de verschillende Grand Prix. Dat kan niet
verhinderen dat het bedrijf in 1933 in financiële nood komt. Alfa Romeo wordt
overgenomen door het
overheidsbedrijf IRI (Instituto Riconstruzione Industriale). Het
gereorganiseerde bedrijf legt zich toe op vrachtwagens en vliegtuigmotoren. Alfa trekt zijn fabrieksteam terug
uit de racerij. De auto's verdwijnen echter niet van de circuits. Ferrari start een eigen renstal en gebruikt daarvoor de modellen
van zijn voormalige werkgever. Later ontwikkelt hij zijn eigen racewagens. De leerling
zal dan de meester overvleugelen. Ferrari wordt het beroemdste race- en
sportwagenmerk ter wereld.
 |
 |
De 6C 2500 was de eerste naoorlogse
Alfa Romeo, basis voor verschillende modellen van koetswerkbouwers.
Auto's
In de Tweede Wereldoorlog verwoesten bombardementen de Alfa-fabrieken. Na de
capitulatie komt de reguliere productie weer langzaam op gang. Het begint met
motoren voor schepen en vliegtuigen. Daarna komen pas de auto’s. Het eerste
naoorlogse model is de 6C 2500, dat wil zeggen: chassis en motor. Het is een voortzetting van de vooroorlogse serie en uitgangspunt voor prachtige koetswerkcreaties
van onder meer Pinin Farina (nog niet aan elkaar geschreven) en Carrozzeria Touring.
Het merk bouwt ook weer racewagens, de Tipo’s 158 en 159.
In de jaren vijftig komt het tot een
vorm van grootschaliger productie. Een goedkopere auto is noodzakelijk om te
kunnen blijven voortbestaan. Er komt een lopende band in de
fabriek. Het debuterend “massamodel” is de 1900, de eerste Alfa Romeo met
links stuur. In 1954 volgt een kleinere
auto, de Giulietta. Bij de productie ligt evenwel de nadruk op vrachtwagens en
autobussen! Alfa is één van de grootste fabrikanten van Italië op dat vlak.
De onafhankelijke koetswerkbedrijven leven zich uit op speciale versies,
soms in opdracht van de fabriek en in grotere series gemaakt, soms op verzoek
van een individuele klant. Het worden allemaal liefhebbersauto’s. Vandaag de dag
brengen ze aardig wat geld op.
 |
 |
"Massaproducten": de 1900 en Giulietta.
De Giulia, één van de bekendste
naoorlogse Alfa Romeo's. Rechts de eenvoudiger 1300 met enkele koplampen.
Milaan
In 1960 opent Alfa Romeo een nieuwe fabriek in Arese bij Milaan, waar ook het wegkwijnende fabrieksmuseum
staat. Het merk presenteert de Giulia, één
van de langer lopende modellen. Hoogte- en dieptepunten domineren de historie
in de jaren erna. De Giulia blijft lang in productie en de coupéversie wordt een
klassieker. De Spider kent een grote liefhebbersgroep. Daar staan tegenover de opzienbarende
maar commercieel weinig succesvolle Montreal met
achtcilinder motor en de in Napels gemaakte Alfasud, een auto waarvan
het concept deugt, maar de bouwkwaliteit niet. De Sud bezorgt het merk het
slechte imago van onbetrouwbaarheid en roestgevoeligheid. Dat laatste is nog
vriendelijk uitgedrukt. Ze roesten al in de folder, is een veelgehoorde
uitdrukking. De bedrijfsleiding is door de politiek gedwongen een fabriek in het arme Zuid-Italië neer te zetten. De
werknemers hebben echter geen enkele ervaring met werken in een fabriek, laat
staan met geavanceerde industriële productie. Er wordt gezegd dat ze het werk
zelfs saboteerden. Bovendien
worden inferieure materialen gebruikt. De Alfa’s uit het Noorden lijden mee. Hun
reputatie is niet veel beter. Het zijn veelal stijlvolle verschijningen met sportieve eigenschappen
die een trouwe, maar veel te kleine liefhebbersgroep aanspreken. Dat is geen
basis voor een gezonde
zelfstandige onderneming.
 |
 |
Tegenpolen: Alfasud (ontworpen door
Giugiaro) en de Montreal (een ontwerp van Bertone).
Fiat
Alfa Romeo vindt in 1986 onderdak bij Fiat, dat eerder Autobianchi en Lancia
heeft ingelijfd. De dominante speler op de Italiaanse automarkt heeft zich dan
ook al
ontfermd over Ferrari. De historische lijnen komen weer bij elkaar: Alfa Romeo
en Ferrari zijn weer met elkaar verbonden. Het tijdperk
van specialistische carrosserieën is inmiddels grotendeels geschiedenis. Verschillende
koetswerk-bedrijven hebben hun deuren moeten sluiten. Mensen met veel geld
kunnen uitstekend terecht bij ‘reguliere’ productiemodellen van de dure Duitse
merken of komen aan hun trekken in de showrooms van Maserati, Ferrari of Lamborghini.
Bertone en Pininfarina kunnen het hoofd boven water houden door zich toe te
leggen op kleinschalige productie van bijzondere uitvoeringen. In opdracht maken
ze de coupé- en cabrioletuitvoeringen van Alfa's.
Productie van de Alfa Romeo bij Bertone in vroegere
tijden (foto's: Bertone).
Alfa's van Bertone: de Giulietta Sprint
en Giulia SS.
Verbeelding
Vandaag de dag spreekt Alfa Romeo nog altijd tot de verbeelding. De ontwerpers
slagen er telkens in onderscheidende modellen te tekenen die charme en elegantie
koppelen aan een sportieve uitstraling. Verschillende keren is hun inzet
bekroond met de uitverkiezing tot auto van het jaar. Hoe eervol ook, volle
orderboeken levert het vaak niet op. Samen met Lancia is Alfa Romeo het
zorgenkind binnen de Fiat-familie. De huidige modellen MiTo en Giulietta laten
zich minder goed verkopen dan bij de introductie werd verwacht. In ons land
werden in 2012 nog geen 3700 Alfa’s aan de man en vrouw gebracht, een
marktaandeel van 0,72 procent. Een jaar ervoor waren dat er nog 5500. Topjaar
was 1999 met bijna 10.000 orders. Groot is het merk hier nooit geweest.
Exclusiviteit is gegarandeerd.
Alfa Romeo 8C Spyder (2009) waarvan er maar
500 werden gemaakt. Nieuwprijs bij ons zo'n € 300.000.
Stijliconen - Passione per il Design
Italiano
 |
Terug naar het museum, naar de meesterwerken van de Italiaanse vormgevers. Ze staan in de
spotlights die zijn blijven hangen na de vorige tentoonstelling, rond de
jaarwisseling. Toen wist men zeven historische racewagens van Mercedes-Benz naar
Den Haag te halen. Er was veel belangstelling voor de Silberpfeile
(►zie
verslag). Ze
spraken tot de verbeelding.
Deze Italiaanse stijliconen hebben alles in zich om weer een grote groep
liefhebbers aan te trekken. Het is een knap staaltje organisatiekunst geweest om
deze auto's bij elkaar te brengen. Zonder de goede relaties in de
wereld van de collectioneurs en de musea was dat niet mogelijk geweest.
De zestien ontwerpen beslaan een periode van bijna veertig jaar. De oudste auto is
van 1938, de jongste van 1976. Zes carrosserie-bedrijven zijn verantwoordelijk voor de
verschillende creaties.
Het museum heeft ervoor gekozen de modellen van dezelfde koetswerkbouwers bij
elkaar te zetten en de auto's niet op soort of tijdvak te presenteren. Dat geeft
een afwisselend beeld en onderstreept de veelzijdigheid van de ontwerphuizen.
Het is een goede keuze geweest, al staan soms totaal onvergelijkbare auto's
naast elkaar.
Touring
6C 2500SS 'Trossi' met een chassis
uit 1942, vier jaar later van een koetswerk voorzien.
Een klein plaatje onderaan de grille
verraadt om welk type het gaat. Deze auto is in particulier bezit.
Vier
modellen zijn gemaakt bij Touring. In 1928 maakte dit bedrijf zijn eerste
koetswerken. Alfa Romeo was toen al de basis. Specialiteit van het huis is de Superleggera-bouwwijze,
wat zoveel wil zeggen als super-lichtgewicht. Met een frame van
stalen buizen en aluminium
plaatwerkdelen ontstaat een auto die veel lichter is dan vergelijkbare modellen
van staal. Een mooi voorbeeld is de
6C 2500SS Trossi, genoemd naar de eerste eigenaar. Hij gaf Touring in 1946
opdracht voor deze auto, waarbij een chassis uit 1942 werd gebruikt.
Tegenwoordig is de auto in particulier Nederlands bezit.
Een tweekleurige cabriolet op basis van dezelfde techniek is van 1951. De
coupéversie werd twee jaar eerder gepresenteerd op het beroemde Concours
d'Elegance van Villa d'Este in Italië. Het werd een prijswinnaar, waarna het
ontwerp de naam van het concours in zijn naam ging meedragen. Het
ontwerp was in die tijd buitengewoon modern door het ontbreken van
treeplanken en geïntegreerde spatborden. Van deze cabriolet zijn er destijds
tien gemaakt. Drie ervan zijn overgebleven.
 |
6C 2500SS Cabriolet 1951 Villa
d'Este,
baanbrekend van vorm. Er zijn er nog drie van in de wereld.
De Superleggera-bouwwijze was het
handelsmerk van Touring. Het stond aan weerszijden op de motorkap.
Elegantie is niet het eerste woord dat je te binnen schiet bij het zien van de 8C 2900B Le Mans uit 1938. De auto koppelt
een uitstraling van brute kracht aan maximale stroomlijn, beide van belang om op
het circuit zo goed mogelijk te scoren. Lange tijd reed de auto tijdens de 24 uursrace van Le Mans aan kop, maar
na 18 uur moest de coureur met pech
afhaken. Een klapband en een gebroken klep waren de boosdoeners.
Totaal anders, maar minstens zo opvallend is de 1900 uit
1953, bijgenaamd Disco Volante, vliegende schotel. De auto was
aerodynamisch en woog weinig, maar op het circuit was het geen succes. Door de
vorm ontstond op hoge snelheid een opwaartse kracht. Het werd letterlijk een
vliegende schotel! Met zijn hoge
achterspatborden met wulpse vormen is de auto ongetwijfeld
inspiratiebron geweest voor de tekenaars van de Jaguar E-type.
8C 2900B Le Mans 1938, een acht
cilinder (8C) met 2900 cc motorinhoud.
Een goede start op Le Mans, maar de
auto moest voortijdig afhaken.
Disco Volante 1953. De coupé heeft
Jaguar vast geïnspireerd bij het tekenen van de E-type.
Aan de voorzijde is het onmiskenbaar
een Alfa Romeo.
De achterkant was niet ideaal bij
hoge snelheden: de auto werd onvoldoende op de weg gedrukt.
De auto is licht gebouwd, onder meer
door gebruik van plexiglas voor de ruiten.
Pininfarina
Pininfarina (in 1930 begonnen als Farina), misschien wel de grootste van de
Italiaanse ontwerpers en de vormgever van de meeste Ferrari's, is vertegenwoordigd
met drie auto's. De oudste is de 6C 2500SS
uit 1949. De smalle verticale grille is typerend voor Alfa Romeo. Farina voegde
er als nieuw element dubbele ronde koplampen aan toe. Het model ademt eerder
luxe dan sportiviteit uit, geaccentueerd door de grote verchroomde wieldoppen.
Van slechts drie jaar later is de 1900 L TI. Het tijdsverschil lijkt
veel groter. De auto doet een stuk moderner aan. Opvallende elementen zijn de rode grille, de minimale verticale bumperdelen
en de kleine luchtroosters onder de achterste zijruiten. Het bekende Alfa-hart in de
grille ontbreekt: de auto zou ook een coupé op Fiat-basis kunnen zijn. De auto
maakt deel uit van de verzameling van Corrado Lopresto in Milaan. Hij is alleen
geïnteresseerd in unieke modellen.
De jongste Pininfarina is één van de eerder genoemde showmodellen, de 33/2 uit 1968, destijds
gepresenteerd op de autotentoonstelling van Turijn, de thuisbasis van het huis.
Net als bij veel racewagens is er maar één ruitenwisser. De deuren scharnieren
aan de bovenzijde. De middenmotor is goed te zien door de glazen motorkap annex
achterruit.
 |
Uit 1949 stamt de 6C 2500SS, het
bedrijf heette toen nog Farina.
Met de dubbele koplampen creëerde
Pininfarina in 1949 iets nieuws.
Het showmodel uit 1968 was geen
trendsetter. Weinig elementen zijn door anderen overgenomen.
Het showmodel 33/2 heeft vloeiende
lijnen en kunststof ruiten.
De motor is goed zichtbaar door de
"achterruit".
Op basis van de 1900 ontstond deze
coupé met opvallende grille.
Links de opvallend rode grille,
rechts het beeldmerk van het huis Pininfarina.
Zagato
De creaties van Zagato (opgericht in 1919) zijn doorgaans gewaagder dan die van de andere Italiaanse
stilisten. Het bedrijf bestaat nog steeds en ontwierp afgelopen jaren onder meer
een speciale versie van de Nederlandse Spyker. Kenmerkend voor de klassiekere
modellen is het gebruik van lichte materialen als
aluminium en polyester. Zagato mag een zwaargewicht in de ontwerpwereld zijn, de
modellen waren dat allerminst. De 1900 SSZ (de Z staat voor Zagato) uit 1954 is hiervan een voorbeeld. De auto
was bedoeld om ermee te racen. Glimmen
doet hij niet meer, wat jonge bezoekers doet uitroepen "Die mag ook wel eens
gewassen worden". De auto is nog volledig origineel en destijds – onbegrijpelijk voor zo’n exclusief
model – achtergelaten in een garage. Na veertig jaar werd hij herontdekt. Het is zo’n verhaal waar
Evert Louwman dol op is. Hij zou ‘m misschien wel voor altijd in zijn museum
willen hebben. Dat zit er niet in. Eventjes is ook al mooi.
 |
Veertig jaar verwaarloosd, maar
daarna gekoesterd.
De 1900 SSZ (de Z staat voor Zagato)
dateert uit 1954.
Uit 1965 stammen de 2600SZ, één van vier gemaakte prototypen, en
de TZ2. Ze hebben allebei een door Zagato vaak toegepaste recht afgesneden
achterzijde, een zogeheten coda tronca. Bij de gele 2600 is die zwart,
een opvallend contrast. De 2600SZ werd door Alfa Romeo in de catalogus
opgenomen, maar de productieversie was veel minder extreem dan dit prototype.
De TZ2 is een echte racewagen, gebaseerd op de techniek van de Giulia. De nauwelijks een meter hoge auto weegt maar 620 kilo,
dankzij de kunststof carrosserie. De motor heeft vier cilinders en meet 1570 cc.
De 165 pk zijn goed voor 220 km/u. Ook deze auto is zeer exclusief. Er zijn
er twaalf van gemaakt.
De 2600SZ werd in kleine serie
gemaakt. Hier één van de vier prototypen.
Let op de motorkap die de hele
voorkant omvat en de verticale kofferklep.
Ter vergelijking: de 2600SZ-productieversie.
De TZ2, vederlicht dankzij het
gebruik van kunststof. De voorzijde doet denken aan een Ferrari 250GTO.
De
coda tronca,
de platte achterkant, stijlkenmerk van Zagato.
Bertone
Samen met Pininfarina behoort Bertone tot de aanvoerders van de Italiaanse ontwerpers,
niet in de laatste plaats vanwege de vele modellen die in serieproductie gingen.
De sportversies van Fiat en Alfa zijn bij een groot publiek bekend. De Giulia
Sprint is zelfs veel bekender onder de bijnaam 'de Bertone coupé'. In 2012 bestond het bedrijf honderd jaar.
Op basis van
een ingekort Super Sport chassis van de 6C 2500 SS uit 1939 maakte Bertone in 1942 een gestroomlijnde
coupé naar tekeningen van de onafhankelijke ontwerper Mario Revelli di Beaumont. Ook hier
zien we weer de verticale grille, gecombineerd met
twee horizontale delen. De tot de achterspatborden doorgetrokken voorste
spatborden maken het ontwerp elegant, maar tegelijkertijd ook wat zwaar. De
ontwerper kon destijds niet bevroeden dat zijn auto ooit nog zou prijken op een
tentoonstellingsaffiche van een Nederlands museum.
Mario Revelli di Beaumont ontwierp
deze 6C 2500, Bertone maakte de auto.
Dak en achterkant gaan vloeiend in
elkaar over. De huidige eigenaar is Corrado Lopresto.
De 6C 2500 is gebruikt bij de
promotie van de tentoonstelling.
Extreem in vele opzichten zijn de conceptcars Carabo en de Navajo. De eerste uit 1968 was op vormgevingsgebied
trendzettend met zijn strakke lijnen en sterk aangezette wigvorm. De deuren
gaan naar boven open zonder dat sprake is van vleugeldeuren. In plaats van een
achterruit zijn er een soort schubben. Inspiratiebron waren de dekschilden van
een Italiaanse keversoort, de carabo, die de auto ook zijn naam leende.
Acht jaar later presenteerde Bertone de Navajo. Wat de naam van deze
indianenstam met dit bijna buitenaardse model te maken heeft, is onduidelijk. De
aerodynamische carrosserie is gemaakt van door glasvezel versterkt polyester.
Eén van de innovaties zit aan de binnenkant: een digitaal display als onderdeel
van het dashboard. De koplampen zijn verstopt en scharnieren naar buiten als ze
aangaan. Eigenlijk overbodig, want dit is geen auto om 's avonds een blokje om
te gaan...
Carabo: het is een auto,
maar niet om op de weg mee te rijden.
De wigvorm is hier in extreme mate
doorgevoerd.
De meester zette zijn handtekening
op de flanken.
De Navajo is ook niet geschikt voor
dagelijks vervoer.
Een speelse variant op het Alfa-logo
prijkt op de neus.
Stabilimenti
Farina / Michelotti
Nog een beroemde naam uit de Italiaanse ontwerpwereld is die van Giovanni
Michelotti, onder meer de geestelijke vader van onze eigen Daf (44/55-reeks). Met meer
dan 1200 ontwerpen is hij volgens kenners één van de productiefste en
invloedrijkste designers van Italië. Voor hij in 1951 zijn eigen bedrijf
startte, werkte hij bij Stabilimenti Farina en tegelijkertijd als zelfstandig
stilist voor verschillende
ontwerpstudio's. In dienst van
Farina (het bedrijf van de broer van Pinin Farina) schiep hij de tentoongestelde 6C 2500S. Kenmerkend voor deze auto is de grille over de gehele breedte. Met
chroomdelen is een verticaal middendeel ontstaan. Het lijkt erop dat de
ontwerper zo aansluiting zocht bij de
"huisstijl" van Alfa Romeo, maar dat is niet zo. Het idee kwam ook
terug bij ontwerpen voor andere merken. De cabriolet werd aan de wereld voorgesteld
tijdens de autotentoonstellingen van Parijs en New York in 1947. Tegenwoordig is
Milaan de thuisbasis: het privémuseum van de al eerder genoemde Corrado
Lopresto.
 |
Een 6C 2500 die nauwelijks
herkenbaar is als een Alfa, een creatie van Michelotti.
Vanuit deze hoek bezien zou het ook
een Bentley kunnen zijn.
Links: de opmerkelijke
grille.
Zoals alle carrosseriehuizen zette
Farina zijn herkenningsplaatje op de flanken.
Castagna
De vijftiende bijzondere Alfa Romeo is in 1939 gecreëerd door Castagna uit Milaan,
een onderneming met wortels in de 19e eeuw als koetsenbouwer. Al snel na de
komst van de verbrandingsmotor schakelde het bedrijf over op koetswerkbouw voor
auto's. Hoewel minder bekend dan Farina en Bertone was het in de hoogtijdagen
een omvangrijke onderneming met onder meer het Vaticaan als klant.
Alweer is de basis voor het werk een 6C 2500-chassis. De oorspronkelijke motor
is echter vervangen door een prototype van een twaalfcilinder met een inhoud van
3500 cc. (Eigenlijk zou de auto dus ook 12C 3500 kunnen heten.)
Alfa heeft de krachtbron nooit in productie genomen. De unieke combinatie maakt deze auto tot een
echt liefhebbersmodel, passend bij de rest van de tijdelijke en vaste collectie
van het Louwman Museum.
Ook deze fraaie coupé van Castagna
heeft als basis het chassis van de 6C 2500.
Vloeiende lijnen bepalen het beeld,
met een hoge verticale grille en een merkwaardige achterklep.
De daklijn is ver naar achteren
doorgetrokken ter wille van de achterpassagiers.
Scaglioni
Als extraatje kondigde het museum daags voor de opening de aanwezigheid van de
Alfa Romeo 33 Stradale aan. Je kijkt er letterlijk misschien gemakkelijk
overheen - hij is nog geen meter hoog - maar figuurlijk gesproken is het een
reus. Volgens kenners is dit de meest begeerde
supersportwagen van het merk, geproduceerd tussen 1967 en 1969. Het ontwerp is
van Franco Scaglione. De auto is afgeleid van de competitieversie maar
wel echt bedoeld als 'straatauto'. De achtcilinder is de eerste Alfa Romeo met
middenmotor. Topsnelheid: 260 km/u. Hoeveel er precies zijn gemaakt is niet
helemaal duidelijk. Op basis van de chassisnummers in de archieven zijn het er achttien,
maar mogelijk zijn enkele chassis gebruikt voor een ander model. De waardebepaling van
een dergelijke auto is altijd lastig, maar naar verluidt zou je een miljoen euro
moeten neertellen om er een te bemachtigen. Als de eigenaar er tenminste van af
wil...
De 33 Stradale van Scaglione, goed
voor een miljoen.
De deuren reiken tot ver in het dak.
Achterdeur
Zestien auto's. Stuk voor stuk de
moeite waard. Bij elkaar een unieke tijdelijke collectie. In juni gaan ze weer terug naar hun eigenaren,
naar de collectie van Lopresto, enkele niet nader genoemde
particulieren en het Museo Storico Alfa Romeo in Arese. Van dat museum gaat de
deur dan even van het slot. Het is helaas de achterdeur. Vooralsnog blijft de
hoofdingang gesloten. De indrukwekkende historische modellen worden aan het
zicht onttrokken tot het moment dat een enthousiaste museumdirectie de eigenaar
weet te overreden een paar auto's uit te lenen. Waar komen de stijliconen immers
beter tot hun recht dan in een dergelijke galerie van schoonheden en beroemde
namen? Precies: nergens.
■
Straks weer achter de gesloten
deuren van het Alfa-museum.
Nederlandse introductie Alfa Romeo 4C
De importeur greep de
tentoonstelling in het Louwman Museum aan om op 28 mei de nieuwe Alfa Romeo 4C
in Nederland te introduceren. Met deze sportwagen zet het merk zijn sportieve
traditie voort, met inbegrip van de typebenaming. De 4C heeft dus vier cilinders
met een inhoud van 1750 cc. De 240pk in combinatie met het geringe gewicht van
895 kilo zijn goed voor een top van meer dan 250 km/u en een acceleratie van
0-100 in 4,5 seconden. De auto is vanaf zo'n 60.000 euro leverbaar. Speciaal
voor deze gelegenheid werd de tijdelijke expositie aangevuld met de 8C Spyder
uit 2009.
Alfa Romeo's nieuwste paradepaardje,
de 4C.
Een sportwagen in optima forma die
vooral op de Amerikaanse markt veel klanten moet gaan trekken.
De 8C uit 2009 is nu al een
klassieker.
Bijeenkomst Alfa Romeo 6C-modellen
Ter afsluiting van een toer door
Nederland verzamelde een internationaal gezelschap van 6C-liefhebbers zich met
hun auto's op 1 en 2 juni bij het Louwman Museum. Na afloop ging een aantal op
eigen gelegenheid naar huis, terwijl een groep deelnemers uit Italië hun auto's
op transport zetten om zelf per vliegtuig terug te keren. Hieronder een
foto-impressie van zondagmiddag 2 juni.
De 6C's stonden geparkeerd op het
voorterrein van het museum.
De ontwerpers kozen voor een
verschillende oplossing voor de hoge daklijn van de vierzitters.
Het was een internationaal
gezelschap. Deze deelnemer kwam uit Duitsland.
Het weer liet toe dat de kap voor
vertrek naar beneden kon.
Een vroege 6C met agressief-sportief
gelijnd koetswerk.
Voor- en achterkant van deze auto.
Zo kennen de meesten de 6C, als
tweezits coupé.
Ver van huis...
In afwachting van transport.
Het voorste model heeft duidelijk
een langere wielbasis dan de auto erachter.
Vier lampen: een stijlelement van
Touring.
Het Superleggera-koetswerk is van
Touring.
Dit model van Pininfarina mist de
bekende grille. Het had ook een Lancia kunnen zijn.
Een werkelijk schitterende coupé,
strak gelijnd zonder enige overbodige lijnen.
Allebei een 6C, maar wat een
verschil.
De limousine doet wat ouderwets aan,
maar is wel heel bijzonder.
De koeling is duidelijk door de
grille heen te zien.
Pininfarina maakte de carrosserie
van deze vierdeurs.
Groeten als afscheid: op weg naar
huis, tot een volgende bijeenkomst.
Deze 6C racewagen gaat op een
trailer huiswaarts.
Voor het transport heeft de eigenaar
de ruitenwissers vastgeplakt.
Voorzichtig worden de auto's op de
Italiaanse transporter gereden.
De eigenaar van de bruine auto was 'not
amused' dat hij er achteruit op moest rijden.
Terug naar Italië over de weg, maar
niet op eigen kracht.
Boem is ho, maar ook heel kostbaar.
Als alles vast staat, kan het
bovenste plateau zakken.
Klaar voor vertrek. Nog een laatste
controle.
|